Banken moeten vertrouwen opnieuw verdienen
Wat zijn de oorzaken en impact van de internationale financiële crisis? Hoe groot is de reputatieschade voor de Belgische banken? Kan heel onze economie besmet geraken? En wat zijn de remedies? Trends vroeg het aan vier gewezen topbankiers.
Duivelse cocktail
Trends riep zijn ‘raad der wijzen’ bijeen. Vier gewezen topbankiers laten hun licht schijnen over de bancaire moeilijkheden: Fred Chaffart, Theo Peeters, Willy Duron en Eric De Keuleneer. “Dit is de zwaarste bancaire crisis sinds de jaren 30 van de vorige eeuw”, vindt De Keuleneer, hoogleraar financiewezen aan de Solvay Business School en in een vorig leven directeur zakenbankieren bij Fortis. “Waarmee ik niet wil zeggen dat de economische gevolgen even catastrofaal zullen zijn.”
Ook Willy Duron, tot eind 2006 gedelegeerd bestuurder bij KBC Groep, nuanceert enigszins: “Deze crisis valt te beheersen. De basiscijfers van de echte economie – als ik die zo mag noemen – zijn nog altijd goed. We zijn niet aan het kapseizen.”
Toch ogen de signalen die van de andere kant van de oceaan komen, niet erg geruststellend. In de VS zakte de ISM-index van februari onder de vijftig punten. Die indicator peilt naar het vertrouwen van aankoopdirecteurs in de Amerikaanse industrie. Een daling wijst op een inkrimping van de industriële activiteit en kan de voorbode zijn van een bredere economische terugval.
Die duivelse cocktail doet velen huiveren: een recessie in de VS én nieuwe afschrijvingen op Amerikaanse risicoleningen die nu als een sluipend virus andere krediettypes (in Europa) beginnen te besmetten. “De omvang van deze financiële crisis is groter dan ooit het geval is geweest, vooral omdat ze zo wereldomvattend is”, zegt Theo Peeters. “In het verleden kon je nog min of meer identificeren bij wie en waar de belangrijkste risico’s zaten. Nu zijn de risico’s zo verspreid dat niemand nog weet waar ze uiteindelijk zijn terechtgekomen.”
Het financiële systeem is een zeer gesofisticeerd netwerk geworden, nog nooit was het zo complex, oordelen de gewezen bankiers. Een essentiële voorwaarde is dat de structuur vlot en soepel functioneert. Dat vereist substantiële liquiditeit en verhandelbaarheid op elk moment, maar ook een juiste inschatting van de risico’s. En daar precies knelt het schoentje.
Pure financiële alchemie
Wat zijn de kredietrisico’s, wat zijn de marktrisico’s en hoe zit het met de kredietwaardigheid van de tegenpartij? “Wié is trouwens mijn tegenpartij?”, vraagt Peeters zich af. “Je zit hier in de kern van het financiële probleem.” In het klassieke model houden de bankiers de kredieten – en dus de risico’s – op de balans tot de vervaldag. Zo controleren zij strikt het hele proces, van het begin (de toekenning van de lening) tot het einde (de inning van de intresten en het kapitaal).
De opkomst van de effectisering in de jaren 70 en 80 holde dit principe uit. Kredieten werden omgezet in verhandelbare waardepapieren, op ingenieuze wijze herverpakt en in schijfjes doorverkocht aan derden. Theo Peeters: “We zeggen allemaal dat de toekomst van onze welvaart afhangt van de mate waarin de economie innoveert. Wel, de financiële sector hééft geïnnoveerd. Alleen is die innovatie te veel en te ver doorgedreven.”
Een van de perverse neveneffecten was dat een reusachtig volume aan effecten met een hogere rating op de markt werd gebracht, ondanks een intrinsiek lagere kredietwaardigheid. Het leek wel op pure alchemie. De financiële branche dacht een unieke formule te hebben gevonden om lood in goud te veranderen. De ‘transformatie’ van het kredietrisico gebeurde door de effecten als een salami in schijven te snijden en de verliezen te spreiden over verschillende tranches.
In hun wedren om steeds hogere winsten te genereren, stortten de banken zich gretig op dit nieuwe marktsegment. Alleen al in de VS bereikte de uitgifte van effecten met risicovolle hypotheken en andere activa als onderpand – de zogenaamde subprimeleningen en asset backed securities (ABS) – een gezamenlijke waarde van 8600 miljard dollar in 2006. Ook in Europa steeg het aantal uitgiftes opmerkelijk, maar het volume bedroeg nog geen 3 % van wat in de VS op de markt kwam.
De ratingbureaus speelden het spel even begerig mee. Ze waren tuk op de toevloed aan nieuwe financiële producten die ze moesten beoordelen, want die deden de kassa rinkelen. “Ratingagentschappen bijten zelden in de hand die hen voedt”, zegt Eric De Keuleneer. “Ze worden betaald door de onderneming die ze onderzoeken. Hoe meer opdrachten die geeft, des te meer zijn ze geneigd mild te oordelen.”
Tot op vandaag blijven invloedrijke firma’s als Standard & Poor’s of Moody’s hun waardeoordeel spuien zonder enige vorm van uitleg of toelichting. En dit hoewel ze hun kredietratings hebben moeten herzien.
“Ik vind dat niet ernstig meer”, stelt Willy Duron. “Hier ontbreekt een essentiële vorm van supervisie. Dit hoeft niet de taak te zijn van een Europese overheid. Deze opdracht kan even goed toevertrouwd worden aan een internationale board, zoals voor het toezicht op de IFRS-boekhoudnormen. Knappe koppen die in opdracht van de industrie de evaluatiecriteria in het oog houden.”
Modellen en zwarte dozen
De bankwereld zit met de gebakken peren. Door de dalende vastgoedprijzen en de acute vertrouwenscrisis in de financiële sector moeten bankiers hun gesofisticeerde producten volgens een bepaalde waarde weer in de balansen boeken, op basis van het beruchte mark-to-market-principe. Dat stelt praktische problemen. “Er is al lang geen markt meer”, merkt Duron op. “Niemand wil die effecten nog kopen of verkopen. Iedereen wantrouwt iedereen.”
“Ik daag u uit”, vervolgt Duron. “Ga eens een kijkje nemen in de marktzaal van een grote bank. Daar zitten nu hooggekwalificeerde wiskundigen die de grootste moeite hebben om uit te leggen wat ze precies doen. Zij gebruiken geavanceerde modellen waar ze dingen in stoppen die ik – als actuaris – nog net kan begrijpen. Maar wat eruit komt, moet ik geloven. Die modellen functioneren als een zwarte doos. Niemand weet hoe ze precies in elkaar steken.”
“Als je het risico van een hypotheeklening hebt doorgeschoven, dan is het begrijpelijk dat je daar als bankier een stukje losser mee omspringt. Je genereert je winst niet meer op de rentemarge van het krediet zelf, maar op de transactie”, zegt Theo Peeters. Daar heeft de bancaire sector voor een stuk zijn voeling met de werkelijkheid verloren.
Wat zijn de remedies? “Bij de toezichthouders circuleert een interessant idee”, merkt Fred Chaffart op. “Je zou alle afgeleide producten tot één simpele definitie kunnen herleiden: de partij die het product op de markt brengt, blijft tot aan het einde van de rit verantwoordelijk.” Net zoals een hoofdaannemer die op een werf verantwoordelijk is voor het respecteren van de wetten en reglementering door al zijn onderaannemers. “Ik vind dat een gezond principe”, zegt Chaffart.
“Akkoord, ik zeg niet dat het een slecht principe is, maar toch wil ik enige nuancering aanbrengen”, reageert Theo Peeters. “Als je die maatregel doorvoert, dan verdwijnt de helft van de markt die vandaag op financiële innovaties draait. Gigantische volumes zullen verschrompelen. Dat zou een substantiële vooruitgang zijn, omdat de excessen voor een stuk verdwijnen, maar is het dat wat we willen?”
Hofnar voor bankiers
“We hoeven de financiële transacties niet aan banden te leggen”, vindt Eric De Keuleneer. “Maar je moet er wel zeker van zijn dat elke innovatie haar nut heeft. Een financieel product hoeft niet zomaar verkocht te worden omdat het nu eenmaal zo mooi of gesofisticeerd is. Sterker nog, we kunnen innovatie die wegens haar volatiliteit gevaarlijk is voor de economie, afremmen. Bijvoorbeeld door wereldwijd een soort Tobintaks in te voeren, een zeer beperkte belasting die de meer speculatieve en massale transacties ontmoedigt.”
De opbrengst kan gaan naar financiële instellingen die het slachtoffer zijn van systeemrisico’s, stelt De Keuleneer. “Nu gebeurt die financiering via de centrale banken, maar eigenlijk is dat een ongezonde subsidie van de overheid aan de financiële markten.”
Een van de grootste lessen van de jongste jaren is dat een bankier zich niet te ver moet wagen van de klassieke paden en zijn gezond verstand moet gebruiken, concludeert het viertal. “Alsof je alle risico’s van een bank in één cijfer zou kunnen vatten, dat is een illusie”, stelt De Keuleneer. Fred Chaffart pleit voor een ‘hofnar’ naast elke topmanager in de bancaire branche. “Iemand die de cijfers doorprikt en de waarheid durft te zeggen.”
Volgens Willy Duron is er nog altijd één bankmodel dat, ondanks alle krediet-schaarste en rommelhypotheken, uitstekend blijft presteren. “Dat zijn – heel vreemd – de klassieke, orthodoxe banken, die ondersteund door enorme spaardeposito’s, het grootste deel van hun inkomsten putten uit diensten en producten aan particuliere consumenten en kmo-financiering. Tien jaar geleden schreven gezaghebbende consulenten dat het klassieke model van de retail banking tot uitsterven gedoemd was. Een uitgebreid kantorennet? Dat kostte te veel geld en zou weldra door het internet vervangen worden. Retail was de staalnijverheid van de financiële sector.”
Wat blijkt vandaag? Uitgerekend een groep als KBC – de ultieme ‘bank van hier’ – bewijst dat je met een klassiek bancair model internationaal wel degelijk hoge toppen kan scheren. De bank werd door het adviesbureau Oliver Wyman op de negentiende plaats gezet in de top 20 van ‘s werelds best presterende banken. Ook dat is een van de lessen van de kredietcrisis. Fred Chaffart: “Die oude, alom verguisde stiel van de retail- of relatiebankier is weer een stukje populairder geworden”. (T)
> Fortis, ING, Dexia en KBC zijn geldhuizen met een stevige, ouderwetse buffer van omvangrijke spaardeposito’s en een aanzienlijke effectenportefeuille.
> De winstmotor van de Belgische financiële instellingen draait op een hoog toerental: een return on equity (ROE) van niet minder dan 30,03 % in 2006 (zie grafiek). Dit is bijna 8 procentpunten meer dan het gemiddelde in de vijftien ‘oude’ EU-lidstaten. Enkel de Zwitserse sectorgenoten doen beter.
> De schuldpositie mag er zijn. Als je het eigen vermogen afzet tegenover het gewogen risicovolume, dan lag de ratio eind september 2007 op 11,9 %. Net onder het Europese gemiddelde, maar wel flink boven het wettelijke minimum (8 %).
> Het percentage verloren geachte kredieten ten opzichte van de kredietportefeuille ( loan loss ratio) ligt historisch laag: circa 5 basispunten in 2006. Enkele jaren geleden lag die ratio nog zes tot zeven keer hoger.
> De Belgische banksector heeft, in vergelijking met zijn balansvolume, een relatief klein eigen vermogen: slechts 2,79 % tegenover een EU-15-gemiddelde van 4,35 %.
> De kosten ten opzichte van de inkomsten ( cost income ratio) zijn relatief hoog. De banken hebben hun bedrijfskosten amper onder de 70 % kunnen houden. Het Europese gemiddelde ligt op 57 %.
> De verhouding uitstaande bankkredieten ten opzichte van totale deposito’s lag gemiddeld op 83 % in 2006. Dat is behoorlijk goed op Europees niveau. Maar banken zoals Dexia (200 %), Fortis (140 %) en ABN Amro (120 %) zaten daar een flink stuk boven in de eerste helft van 2007, zo blijkt uit een sectorrapport van ING.
Door Piet Depuydt Foto Reporters
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier