Bang voor de apocalyps
In de film 2001. A Space Odyssey van Stanley Kubrick uit 1968 schakelt Dave Bowman de opstandig geworden superintelligente computer HAL uit. Pure sciencefiction toen. Maar bijna een halve eeuw na de release van de film discussiëren wetenschappers openlijk over de gevaren van artificiële intelligente (AI). Wordt een computer ooit zo sterk dat een machine de mens kan onderwerpen? In Het einde van de wereld. Een geschiedenis geeft de natuurkundige en wetenschapsjournalist Steven Stroeykens het voorbeeld van een supercomputer die intelligenter wordt dan de mens. Hij begint andere supercomputers te hacken om zo de controle te krijgen over de wereldwijde informaticasystemen. Stroeykens schrijft wel dat de kans klein is dat zoiets gebeurt. Volgens hem zal de artificiële intelligentie ons verrassen, maar zal ze niet het einde van de mensheid inluiden.
De angst voor AI is volgens Stroeykens ingegeven door de obsessie van de mensheid voor de apocalyps, het einde van de wereld. Die angst is al eeuwen latent aanwezig, maar heeft op bepaalde momenten dramatische gevolgen. Bijvoorbeeld toen eind maart 1997 38 leden van de Heaven’s Gate-sekte in de Verenigde Staten zelfmoord pleegden. Ze zagen in de passage van de komeet Hale-Bopp een signaal van het einde van de wereld en zouden door zelfmoord te plegen met de steun van buitenaardse wezens in een nieuwe wereld terechtkomen.
In zijn vlot geschreven en fascinerende boek geeft Stoeykens tal van voorbeelden van mensen en groepen die in de loop van de geschiedenis dachten uitverkoren te zijn om na het einde van de wereld te overleven in een nieuwe wereld. Velen werden beïnvloed door de Bijbelteksten die bekendstaan als de ‘Openbaring (Apocalyps) van Johannes’, waarin een toekomstbeeld wordt geschetst van oorlogen, natuurrampen, overheersing van de wereld door de duivel en de terugkeer van een reddende Christus op aarde. Ook niet-christelijke bronnen inspireerden adepten van de apocalyps, zoals een Maya-kalender die het einde van de wereld voorspelde in 2012.
Al zal dat niet eeuwig blijven duren, weten we ondertussen. Stroeykens gaat in het boek dieper in op realistische Doomsday-scenario’s. De meeste zullen grote omwentelingen veroorzaken, maar betekenen niet het einde van de wereld. In de recente geschiedenis zijn er meermaals bijna-eindtijdrampen geweest. De uitbarsting van de vulkaan Tambora in Indonesië veroorzaakte in 1815 wereldwijd een ‘jaar zonder zomer’. In 1908 was er in het Siberische Toengoeska een zware explosie. In een omtrek van 40 kilometer braken alle bomen af. Reden: op acht kilometer hoogte was een planetoïde ontploft. Het zijn verschijnselen die volgens Stroeykens de komende decennia nog kunnen opduiken, maar niet het einde van de mensheid inluiden. Als de mens uitsterft, dan kan dat nog altijd in eerste instantie door zijn eigen schuld zijn. Zo werd in september 1983 een kernoorlog tussen de VS en de Sovjet-Unie maar nipt vermeden.
Nu, indien de mens zichzelf niet vernietigt, dan is het over 500 miljoen jaar sowieso gedaan, voorspelt Stroeykens. Dan is de aarde door de hitte van de groter wordende zon onleefbaar geworden voor de homo sapiens.
Steven Stroeykens, Het einde van de wereld. Een geschiedenis, Polis, 2016, 344 blz., 24,95 euro
ALAIN MOUTON
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier