Azuur architectuur

Pioniers van de moderne tijden, zoals Eileen Gray, Robert Mallet-Stevens, Pierre Chareau en Le Corbusier, hebben aan de Azurenkust huizen gebouwd, waarin het goed is te leven en te genieten van zee en zon.

TEKST : ALAIN DELAUNOIS / FOTO’S : NLB/IMAGES

In 1923 gaf burggraaf Charles de Noailles de jonge architect Robert Mallet-Stevens de opdracht om een huis te bouwen. De Côte d’Azur was toen nog maagdelijk, niet door toeristen overspoeld, niet door betonbaronnen volgebouwd. Aan de voet van het kasteel van Hyères, wilden Charles en Marie-Laure de Noailles een vakantiehuis creëren, waar ze de winters zouden doorbrengen en ‘s zomers vrienden konden ontvangen. Met de geest open voor artistieke vernieuwingen, hield Noailles niet zo van de monumentale paleizen in Cannes, Nice en Monte-Carlo, die gefrequenteerd werden door een gefortuneerd cliënteel. Hij wou een eenvoudig en modern huis, “met alle hedendaagse snufjes om zo praktisch en aangenaam mogelijk te leven”.

Mallet-Stevens

maakte deel uit van de van de avant-gardebeweging en was vertrouwd met de architectuur van Le Corbusier en de picturale theorieën van Van Doesburg en Mondriaan. De villa zou een compromis worden : eenvoud gekoppeld aan luxe ; geïnspireerd op de moderne architectuur van de groep De Stijl, met rechte en diagonale constructielijnen, opgetrokken met de nieuwe materialen zoals gewapend beton. Weinig of geen houtwerk en oude pannen, zo karakteristiek voor de streek. Wel glas, staal, schuiframen, afwasbare materialen, gemakkelijk te onderhouden. Terrassen, koertjes en tuinen : zon en zee zijn overal aanwezig. Men waant zich op een pakketboot, wanneer men uitkijkt op de eilanden van Porquerolles, Port-Cros, de Levant.

Jaar na jaar heeft Noailles zijn huis vergroot wat enigszins schaadt aan de esthetische coherentie om te voldoen aan vereisten van comfort en de laatste nieuwe hygiënische snufjes. De talrijke kamers die meer lijken op kajuiten zijn voorzien van een individuele badkamer. Er werd een tweede eetkamer bijgebouwd, een kleine villa annex, een zwembad met zonneterras en zelfs een squash- en gymzaal. Verder kleine kamers voor het personeel en een riante garage voor de vijf Bentleys en Rolls-Royces (met vier chauffeurs). Totale oppervlakte : 1800 m² bewoonde ruimte, 600 m² terrassen !

Bovendien heeft Noailles een beroep gedaan op talrijke kunstenaars en decorateurs : de kubistische tuin van Gabriel Guévrékian, sculpturen van Lipchitz, Laurens en Giacometti, een kamer in open lucht van Pierre Chareau, meubilair van Mallet-Stevens, Eileen Gray, Djo-Bourgeois, Marcel Breuer, van Ravesteyn, Francis Jourdain, schilderijen van van Doesburg, een prachtig plafond in glas en glasraam van Louis Barillet. Om dit huis waar de kunstwereld en de burgerij elkaar ontmoetten op recepties en feestjes te vereeuwigen, gaf Noailles Man Ray de opdracht een film te draaien : Mystères du Château du Dé (1929). De Villa Noailles stond gedurende jaren te verkommeren, maar werd recent gerestaureerd. De ruimte wordt nu opengesteld voor exposities, zoals deze van de Australische designer Marc Newson.

Eileen Gray

was designer en ontwerpster van lakmeubelen. Gray (1878-1976), afkomstig uit Ierland, was vooral actief in het Parijs van de jaren ’20, maar werd pas in de jaren ’60-’70 herontdekt dankzij verzamelaars als Robert Walker en de onvolprezen Andrée Putman. In 1924 ging haar aandacht vooral naar de moderne architectuur in Nederland. Samen met Jean Badovici bouwde ze in Roquebrune-Cap Martin een gedurfde woning, waarin interieur en meubilair geconfronteerd werden met een moderne constructie. Tussen 1926 en 1929 bouwden ze hun villa : E 1027 : E voor Eileen, 10 voor de J van Jean (tiende letter van het alfabet), 2 voor B (Badovici) en 7 voor G (Gray).

De zee en het licht duikelen het huis binnen langs grote ramen die muren van glas vormen. Twee terrassen die doen denken aan een loopbrug van een schip, verlengen de woning als een lange, smalle boot. Een waterreservoir, buitentrappen, metalen relingen versterken deze indruk nog. De binnenruimte wordt gekenmerkt door een ingenieus spel van licht en schaduw. Centraal bevindt zich de grote woonkamer, met daarrond een kleinere kamer en een studio. De keuken in open lucht, de badkamer, de douchezaal, wanden die het plafond niet raken : dit alles geeft E 1027 een ontspannen en zeer persoonlijk karakter. Het meubilair, helemaal van de hand van Eileen Gray, is samengesteld uit prototypes in nieuwe materialen. Ze zullen pas veel later succes kennen, zoals de inmiddels beroemde Transat E 1027, of het nachttafeltje met het stalen geraamte en het glazen dekblad. Een kaptafel in aluminium en beschilderd hout, lage kastjes met opendraaiende schuiven, een dientafeltje op wieltjes, een uitschuifbare tafel met tafelblad in kurk, een bergmeubel met schuiven in industrieel geperforeerd plaatijzer, een opplooibaar kamerschut : alles getuigt van een geestesgesteldheid die ver vooruit was op zijn tijd. Een gedeelte van het meubilair werd helaas naar een veilinghuis gesleept, maar gelukkig werden verscheidene stukken gekocht door het Musée National d’Art Moderne in Parijs, die de collectie momenteel exposeert in Vallauris. De villa, nog steeds in privé-handen, heeft een museale waarde. Datzelfde geldt voor een andere (zeldzame) villa van Eileen Gray, Tempe a Pailla (1932-34), gelegen op de weg naar Castellar. Hier heeft de Ierse ontwerpster geëxperimenteerd met de beroemde plooizetel in S-vorm, die ondertussen een klassieker van het hedendaagse design geworden is.

Pierre Chareau

is vooral bekend als de ontwerper van het beroemde Maison de Verre in Parijs. Chareau (1883-1950) construeerde een homogeen gebouw aan de Azurenkust, waarin het meubilair geïntegreerd is in de architectuur. Op vraag van bouwpromotor Emile Bernheim ontwierp hij tussen 1926 en 1928, samen met de Nederlandse architect Bijvoet, het clubhuis van het Domaine de Beauvallon (Grimaud). Dit clubhuis, midden in een 18 holes-golf die trouwens nu nog zeer in trek is doet dienst als sociale ontmoetingsplaats : après-golf, zeg maar. De gevel is half-cirkelvormig en een brede open ruimte geeft uit op het terras. Maar het is vooral in het geïntegreerd ontwerp en het meubilair dat Chareau zijn versie van het modernisme heeft ontwikkeld : speeltafels, rechthoekige tafels, barkrukken, plooistoelen in metaal en stof, bolle stoelen met volle rugleuning : het staat allemaal fel in contrast met het bourgeois comfort van de clubzetels van die tijd.

De beroemde vader

van de Franse architectuur, Le Corbusier (1887-1965), heeft eveneens zijn steentje bijgedragen met tal van projecten aan de Middellandse Zee. Het meest verbazingwekkend blijft zijn Cabanon in Roquebrune, opgetrokken in 1952 op een minuscuul lapje grond, niet ver van Eileen Gray. Het gaat om een klein en sober ingericht vakantiehuisje, dat door zijn multifunctionele meubelen die zo weinig mogelijk plaats innemen, veeleer doet denken aan een scheepskajuit. De afmetingen (een kubus met zijkanten van 3,66 m) en de gebruikte materialen (de buitenkant bekleed met planken van dennenhout, binnenin gevernist of geschilderd fineerhout) hebben de kostprijs laag gehouden. Twee vensters geven uit op de plantenweelde en de baai van Monaco. Smalle, verticale openingen zorgen voor verluchting. Een tafel, een kleine wastafel, een toilet, bergruimte tegen het plafond, twee bedden met laden en een buitendouche, dat is alle comfort. Maar ook hier werden de plaats en de functie van elk element met zorg bestudeerd : met zijn bescheiden afmetingen heeft de Cabanon van Le Corbusier als inspiratie gewerkt voor de vele ‘vakantieparken’ die later werden gebouwd. Eens te meer een bewijs dat de Azurenkust, die aanbeden wordt door zonnekloppers, ook de creativiteit van de Franse architecten van de 20ste eeuw heeft gestimuleerd.

Tot eind oktober nemen 13 steden en 28 musea deel aan de expositie ‘La Côte d’Azur et la Modernité’. Info : Maison de la France, Guldenvlieslaan 21, 1060 Brussel. Tel : (02) 513.07.62.

Villa Noailles in Hyères : prachtig voorbeeld van moderne architectuur uit de jaren ’20.

De kubistische tuin van Noailles, ontworpen door Gabriel Guévrékian, met design van Marc Newson.

De zetel Transat, ontworpen door Eileen Gray.

Het clubhuis van de golf in Beauvallon, ontworpen door Pierre Chareau.

Boshut door Le Corbusier.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content