AZIATISCHE WAARDEN VOOR EUROPA

De eenentwintigste eeuw wordt veelal bestempeld als “de eeuw van Azië”. Bijgevolg namen de Europese leiders in Bangkok een vrij bescheiden houding aan, zonder prekerige lessen over mensenrechten en arbeidsomstandigheden. Het Oosten is immers, in tegenstelling tot Afrika, geen object meer dat wij kunnen kneden naar onze opvattingen. Oost-Azië wil een dialoog onder gelijkwaardige partners. Deze “arrogantie” van de overzijde is begrijpelijk na wat men daar in twee generaties heeft bereikt, hoofdzakelijk op eigen krachten.

Moet Europa dan maar de ogen sluiten om handels- en zakenrelaties te laten prevaleren in een continent dat goed is voor 20 % van het wereld-BNP (40 % in 2015) ? We moeten Azië vooral au sérieux nemen : onder volwaardige partners zijn domineespraatjes ongepast, er moet ruimte zijn voor dialoog. Discrete beïnvloeding is mogelijk op het politieke niveau en in het maatschappelijk weefsel, via universiteiten, stichtingen, niet-gouvernementele organisaties. Ook westerse bedrijven leveren een positieve bijdrage, omdat zij betere arbeidsvoorwaardencreëren en kansen op maatschappelijke ontwikkeling.

In toenemende mate worden deze landen geconfronteerd met looneisen en stakingen. De reële lonen in de industrie stegen gemiddeld met 4,7 % per jaar, dat is drie keer zo snel als in Europa. En al worden sociale acties in Indonesië vaak nog beantwoord met repressie, toch ontstaan ook daar mondige bewegingen tegen uitbuiting en corruptie. In luttele jaren evolueerden Zuid-Korea, Thailand, Taiwan en de Filipijnen van een autoritair naar een democratisch regime. En wie had de snelle metamorfose van de maoïstische utopie durven voorspellen ?

Toch is de “Aziatische eeuw” wellicht een mythe. Zodra de fenomenale groei van de opstartfase voorbij is, zal moeten blijken of de economie even succesvol kan zijn als ze gedreven wordt door kwaliteit in plaats van door kwantiteit. Als eerste raakte Japan in ademnood. Creativiteit en originaliteit dragen alsnog overwegend een westers stempel. Aziatische denkers beseffen dit en stellen zich dan ook meer bescheiden op dan de Aziatische leiders. In het volgende millennium zal er minder sprake zijn van confrontatie tussen het Aziatische en het westerse model, dan wel van wederzijdse bevruchting in een situatie van groeiende mondialisering.

Europa heeft hierin een rol te spelen, maar Azië kijkt vooral op naar Amerika met zijn economische dynamiek en politieke macht. Het beeld van Europa is dat van een uitgeblust en verouderd continent, onderhevig aan sociale onrust en gestuntel op het internationale forum (Bosnië). Als Europa toch iets van zich laat horen, is het geweeklaag over sociale dumping en lage lonen die jobs wegzuigen terwijl het zelf protectionistische barrières opwerpt (“Fort Europa”).

Europa kan zichzelf herontdekken in de “Aziatische waarden”. De confucianistische waarden, die door de Aziatische leiders zo opgehemeld worden, zijn in grote lijnen dezelfde als die waar Amerika en Europa prat op gingen in de jaren vijftig : sterke familiebanden, gemeenschapszin en een beperkte overheid die zich toespitst op de sleutelsectoren. Impliciet zijn deze waarden verweven met de thema’s die in Europa op de politieke agenda staan : loonlastverlaging, afslanking van de welvaartsstaat en inperking van de overheidsbetutteling (zonder daarom de sociale zekerheid af te breken).

E.B.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content