AUTEURSWET EN SOFTWAREWET. BETER BESCHERMD. Implikaties voor arbeidsovereenkomst en ambtenarenstatuut

Het duurde meer dan een eeuw vooraleer de oude Auteurswet (Wet 22 maart 1886) nieuw leven kreeg ingeblazen. Maar zelfs na de uiteindelijke geboorte van de nieuwe wet (Auteurswet 30 juni 1994) liep er nog één en ander fout bij de publikatie. De wet die in het Belgisch Staatsblad op 27 juli 1994 verscheen, was immers niet de definitieve versie. Noodgedwongen volgden een hele reeks errata, hetgeen de duidelijkheid allerminst ten goede kwam. Op 22 november 1994 werd dit euvel uiteindelijk verholpen door de publikatie van een officieuze versie van de Auteurswet waarin de initieel gepubliceerde wet en de daaropvolgende errata werden samengebracht. Parallel met de Auteurswet is op 30 juni 1994 ook de Softwarewet uitgevaardigd waarbij de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s werd omgezet in het Belgisch recht. Beide wetten hebben implikaties op kreaties die door een werknemer of ambtenaar tot stand zijn gebracht binnen de uitoefening van zijn arbeidsovereenkomst of ambtenarenstatuut. En deze implikaties willen we hier nu onder de loep nemen.

AUTEURSRECHTELIJK BESCHERMDE WERKEN.

Iedere persoon die een origineel werk heeft gecreëerd (auteur) is houder van zowel de morele rechten als de vermogensrechten op dit werk. Het begrip auteur wordt hierbij ruim opgevat, en omvat zowel de schrijver en de komponist als de ontwerper van folders of advertenties. De morele rechten zijn die rechten die een bescherming vormen van de geestelijke en persoonlijke belangen van de auteur zoals o.a. de beslissing om zijn werk al dan niet mede te delen aan het publiek, het recht op eerbied voor zijn werk en het recht om het vaderschap van zijn werk al dan niet op te eisen. Vermogensrechten daarentegen zijn die rechten die het de auteur mogelijk maken een (financieel) voordeel uit zijn kreatie te halen. Het recht om op gelijk welke wijze of vorm het werk te laten reproduceren, te verspreiden, te bewerken of te vertalen zijn voorbeelden van zulke vermogensrechten.

Van dit fundamenteel basisprincipe wordt niet afgeweken indien de door het auteursrecht beschermde kreatie tot stand kwam binnen het kader van een arbeidsovereenkomst of ambtenarenstatuut. De werkgever kan dus in principe geen aanspraak maken op de vermogensrechten en morele rechten van de door één van zijn werknemers tot stand gebrachte kreatie. De Auteurswet voorziet echter wel een mogelijkheid waardoor de werkgever toch in het bezit kan komen van de vermogensrechten op het werk van zijn werknemer.

AFWIJKENDE OVEREENKOMSTEN.

Zo kan de werknemer of ambtenaar zijn vermogensrechten geheel of gedeeltelijk aan zijn werkgever overdragen door middel van een kontraktueel beding voor een kreatie die tot stand is gekomen in uitvoering van de taken die de werknemer of ambtenaar krachtens zijn arbeidsovereenkomst, respektievelijk statuut, dient te vervullen en waarvoor hij dus in dienst is genomen. Hierbij merken we op dat deze bedingen van een soepelere regeling genieten dan deze die gesloten worden buiten de arbeidsrechtelijke sfeer. Neem bijvoorbeeld een journalist in loondienst. De vermogensrechten die uit zijn werk voortspruiten kunnen door middel van een schriftelijk kontrakt (mondelinge afspraken hebben geen enkele rechtskracht) worden overgedragen aan zijn werkgever. Zulke kontrakten dienen echter steeds restriktief geïnterpreteerd te worden. Ook de overdracht van rechten betreffende nog onbekende exploitatievormen is toegestaan binnen de werkgever-werknemer/ambtenaar-relatie (in tegenstelling tot de voor alle auteurskontrakten geldende regels buiten de arbeidsrechtelijke sfeer). De Auteurswet eist wel dat in zo’n geval het beding waarbij aan de werkgever het recht wordt toegekend om het werk te exploiteren in een vorm die onbekend is op de datum van de arbeidsovereenkomst of van de aanwerving onder statuut, uitdrukkelijk moet zijn en daarenboven moet bepalen dat daaraan een aandeel voor de werknemer is gekoppeld in de door die exploitatie gemaakte winst. Hoewel de Auteurswet enkel spreekt over de overdracht van vermogensrechten dient erop gewezen te worden dat ook het veel minder verregaande gebruiksrecht kan overgedragen worden op de werkgever.

BESCHERMINGSDUUR.

Het auteursrecht wordt door de nieuwe Auteurswet beschermd gedurende zeventig jaar na het overlijden van de auteur. Wanneer het werk door twee of meerdere personen samen is gemaakt begint de beschermingsduur te lopen na de dood van de langstlevende. Voor anonieme of pseudonieme werken bedraagt de duur van de rechten zeventig jaar vanaf het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt. Wanneer echter het door de auteur aangenomen pseudoniem geen twijfel laat bestaan over zijn identiteit begint de zeventigjarige beschermingsduur te lopen vanaf de dood van de auteur.

SOFTWAREBESCHERMING.

Een computerprogramma geniet enkel bescherming wanneer het oorspronkelijk is, in de zin dat het een eigen intellektuele schepping is van de auteur. De rechten op computerprogramma’s die tot stand gekomen zijn binnen het kader van een arbeidsovereenkomst genieten echter een minder verregaande bescherming dan de auteursrechtelijk beschermde werken die in dezelfde omstandigheden tot stand gekomen zijn. Immers, tenzij bij overeenkomst of statutair anders is bepaald, wordt alleen de werkgever geacht de verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma’s die zijn gemaakt door één of meer werknemers of ambtenaren bij de uitoefening van hun taken of in opdracht van hun werkgever. Inzake computerprogramma’s vindt er dus wel een automatische overdracht van de vermogensrechten naar de werkgever plaats.

BESCHERMINGSDUUR.

Wat de beschermingsduur van computerprogramma’s betreft, verwijst de Softwarewet naar de Auteurswet. De periode van bescherming is dus ook hier zeventig jaar, met ingang van het overlijden van de auteur. Ingeval van anonieme computerprogramma’s of computerprogramma’s die onder een pseudoniem gepubliceerd werden, gaat de beschermingsperiode van 70 jaar in nadat het computerprogramma voor het eerst op een geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

MORELE RECHTEN.

Tot nu toe hebben we het enkel gehad over de bescherming van de vermogensrechten van de auteur. Zowel de Auteurswet als de Softwarewet beschermen ook het moreel recht. De Auteurswet zegt hieromtrent uitdrukkelijk dat de morele rechten van een auteur onvervreemdbaar zijn en dat elke globale afstand van dat recht nietig is. Hieruit kunnen we afleiden dat, hoewel het moreel recht principieel onvervreemdbaar is, er toch een mogelijkheid bestaat om er binnen bepaalde grenzen over te kontrakteren. De Softwarewet daarentegen beperkt zich met betrekking tot de morele rechten tot een verwijzing naar artikel 6 bis van de Berner-konventie. Luidens die konventie behoudt de auteur gedurende heel zijn leven het recht om het vaderschap van een werk op te eisen en zich te verzetten tegen misvorming, verminking of andere wijziging van dat werk of tegen iedere andere handeling in verband met dit werk, die nadeel zou kunnen brengen aan zijn eer of goede naam, zelfs als hij afstand zou hebben gedaan van zijn vermogensrechtelijke auteursrechten.

KONKLUSIE.

Door het stilzwijgen van de oude Auteurswet bestond er vóór 30 juni 1994 geen duidelijkheid omtrent de auteursrechtelijke bescherming van originele werken die tot stand kwamen in uitvoering van een arbeidsovereenkomst of ambtenarenstatuut. Beide besproken wetten bevatten thans een praktijkgerichte en duidelijke regeling met betrekking tot deze problematiek. Dit is op zich een positieve zaak, doch de werknemer en ambtenaar, zo zij de volledige bescherming van hun rechten wensen te vrijwaren, dienen in de onderhandelingen met de werkgever steeds waakzaam te zijn.

Jean-Paul Timmermans

Yvette De Smedt

Jean-Paul Timmermans en Yvette De Smedt zijn juridische advizeurs bij Price Waterhouse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content