APOCALYPS 2030

2030 wordt een hallucinant jaar. Jong en oud in de westerse wereld zullen met getrokken messen tegenover elkaar staan. Gedaan met solidariteit! Weg ouderliefde! De inzet van de volgende wereldoorlog is de vergrijzing. “Jongeren zullen het niet blijven nemen dat de lasten uit het verleden het hun onmogelijk maken om normaal te leven en te werken,” aldus de Amerikaanse professor Laurence Kotlikoff.

Enkele jaren geleden speelden een paar economen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) met de idee om een werkgroep op te richten die zich zou bezighouden met generational accounting.

Ze zouden concreet nagaan of de budgetten wel rechtvaardig zijn verdeeld tussen de huidige en toekomstige generaties. Maar dat zagen toppolitici zoals de toenmalige Amerikaanse minister van Financiën Larry Summers niet zo zitten. “De reden daarvoor ligt voor de hand,” zegt Laurence Kotlikoff, hoogleraar economie aan Boston University en een pionier op het vlak van de vergrijzingsproblematiek en generational accounting in het bijzonder. “De weinige politici die echt beseffen hoe gigantisch de aankomende vergrijzingsgolf is – en Larry Summers behoort tot dat groepje – weten dat je alleen maar paniek veroorzaakt als je de ware omvang van die catastrofe openbaar maakt.

Larry Summers is vandaag rector van Harvard University. We wilden hem graag vragen wat hij denkt van de uitspraak van Kotlikoff, maar hij weigerde elk commentaar.

Kotlikoffs recentste boek over de verouderingsproblematiek leest, onder meer ook dankzij de inbreng van Scott Burns, economieredacteur van The Dallas Morning News, als een Stephen King-roman met een hoog kippenvelgehalte. In The Coming Generational Storm beschrijven beide auteurs een hallucinant 2030 in de geïndustrialiseerde wereld. Laurence Kotlikoff: “De enorme financieel-budgettaire gevolgen van de verouderingsproblematiek zullen tot een diepgaande maatschappelijke destabilisering leiden. Een van de oorzaken daarvan zal de torenhoge belastingdruk zijn. Maar ook de draconische besparingen in de pensioen-, onderwijs-, leger- en gezondheidszorguitgaven zullen een niet te onderschatten invloed uitoefenen op de maatschappij. Net zoals de forse groei van de zwarte economie en de oplopende inflatie, omdat de overheden zich alleen nog met massale geldcreatie uit de slag zullen kunnen trekken. Bovenal zullen jong en oud binnen de westerse wereld tegen die tijd met getrokken messen tegenover elkaar staan. De jongeren zullen het niet blijven nemen dat de lasten uit het verleden het hun onmogelijk maken om normaal te leven en te werken.”

Collega’s van Laurence Kotlikoff die zich ook sterk met die vergrijzingsproblematiek bezighouden – zoals Olivier Blanchard van MIT, Edmund Phelps van Columbia University, Adam Posen van het Institute for International Economics en Austan Goolsbee van de University of Chicago – klinken unisono: er valt vanuit wetenschappelijk standpunt nauwelijks één speld tussen Kotlikoffs argumentatie te krijgen en dus hebben vooral de politici er maar voor gekozen om de man af te schilderen als een losgeslagen mafkees. “Maar dat is hij in geen geval,” zo weet Austan Goolsbee, die het ook “dramatisch” vindt dat “de boodschap van wetenschappers zoals Kotlikoff niet tot een krachtdadiger optreden van de westerse politici leidt.”

Exclusief onderzoek

Laurence Kotlikoff en Austan Goolsbee hebben het altijd over de “geïndustrialiseerde wereld” als ze spreken over de apocalyptische gevolgen van de vergrijzing. Ook onze nationale politici benadrukken graag dat “het Westen” dringend oplossingen moet zien te vinden voor het verouderingsvraagstuk.

Eigenlijk generaliseren ze hier iets te veel. Sommige landen vandaag zijn wel degelijk goed voorbereid op de vergrijzingsrace, terwijl andere nog moeten beginnen trainen. Trends toog zelf aan het werk en onderzocht welke landen het best zijn voorbereid op de vergrijzing en welke niet. Samen met diverse binnen- en buitenlandse experts selecteerden we drie determinanten: het huidige niveau van de overheidsschuld, de te verwachten toename van de overheidsschuld rekening houdend met de bestaande uitgaven- en inkomstenmechanismen (in het vakjargon heet dat de implicieteoverheidsschuld) en de totale belastingdruk op dit moment.

De logica hierachter kan worden gevat in wieler- of marathontermen. De hoogte van de huidige overheidsschuld geeft de basisconditie aan waarmee de wielrenner of marathonloper aan zijn tocht begint. De impliciete overheidsschuld vertegenwoordigt de moeilijkheidsgraad van het af te leggen parcours. En de belastingdruk kan worden gezien als het potje extra middelen waarover de atleten beschikken om tijdens de helletocht het prestatievermogen op te drijven.

Aangezien we in onze oefening proberen om de relatieve posities te bepalen van de landen in hun strijd met de vergrijzingsdemoon, berekenden we voor elk van de drie hierboven omschreven determinanten het gewogen gemiddelde als percentage van het bruto binnenlands product (BBP) voor het geheel van de Europese Unie, met uitzondering van Luxemburg. Vervolgens onderzochten we voor elke EU-lidstaat de afwijkingen ten aanzien van dat gewogen gemiddelde. Door die afwijkingen op te tellen, krijgen we voor elk land de uiteindelijke score ten aanzien van het land dat gemiddeld is voorbereid op de vergrijzing. De afwijking van de belastingdruk kreeg wel een vermenigvuldigingsfactor 5 mee. De logica daarachter is dat belastingverhogingen of -verlagingen gedurende meerdere jaren een impact uitoefenen op de overheidsrekeningen. De resultaten van het onderzoek veranderen nauwelijks als we een andere vermenigvuldigingsfactor hanteren (tussen 3 en 7 – de details vindt u op onze website).

België in de problemen

De tabel De vergrijzingsrace geeft een overzicht van de resultaten. Bij het interpreteren van die resultaten moet u wel voor ogen houden dat de cijfers op zich niets zeggen over hoe zwaar de vergrijzingsproblematiek nu echt weegt. We kunnen ervan uitgaan dat het land dat in onze rangschikking een score nul haalt, nog altijd een flinke brok zal hebben aan het verorberen van de vergrijzingsdis die de komende decennia zal worden geserveerd. Landen met een negatieve score – dat zijn landen die dus slechter zijn voorbereid dan het gewogen EU-gemiddelde – zitten met een zeer groot probleem opgescheept. Hoe negatiever de score, hoe dramatischer de situatie. Landen die met een positieve score kunnen pronken, zien zich ook nog altijd met een stevig probleem geconfronteerd, maar dan wel veel minder scherp dan de negatief scorende landen.

Twee fundamentele conclusies dringen zich op:

Ten eerste, het is foutief om te beweren dat alle Europese landen ongeveer gelijk aan de startlijn van de vergrijzingswedloop staan. Engeland, Italië, Portugal, Ierland, Duitsland en Denemarken zijn relatief goed voorbereid op de vergrijzing. Engeland lijkt zelfs bijzonder goed gewapend om de vergrijzingsproblematiek aan te pakken. Eén opmerking: Italië scoort op het gebied van impliciete overheidsschuld abnormaal laag. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in Washington kon tot op heden niet detecteren waar hier de rekenfout zou zitten.

Ten tweede, België behoort tot die landen die binnen de EU-context relatief gezien over de slechtste kaarten beschikken om de race van de komende decennia aan te vatten. Als we aannemen dat de vergrijzingsproblematiek in Europa al een zware kluif zal worden, dan ziet het er voor België nog meer berooid uit. Nochtans zijn de Belgische pensioenen, in vergelijking met die in de buurlanden, niet genereus. Neen, het probleem wordt vooral veroorzaakt door de lage effectieve pensioenleeftijd in België.

Griekenland scoort dramatisch slecht, al kan dat land wel trots zijn op één positieve afwijking: de belastingdruk. Griekenland, Spanje en Finland halen een slechte totaalscore omdat de te verwachten toename van de overheidsschuld – de zogenaamde impliciete overheidsschuld – gigantisch oogt.

Maar nog eens: België is het enige land van de EU dat voor elk van de drie determinanten slechter scoort dan het gewogen EU-gemiddelde.

Brengt het Zilverfonds redding?

We moeten echter niet ongerust zijn. Diverse beleidsverantwoordelijken – de SP.A-ministers Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke voorop – lieten de voorbije maanden uitschijnen dat we dankzij het Zilverfonds ons tegen de ergste calamiteiten konden indekken. De vraag is natuurlijk of die boodschap overeenstemt met de realiteit.

Zit er nu geld in het Zilverfonds of niet? Johan Vande Lanotte haalt er graag de bankuittreksels bij, om vervolgens te schertsen dat ze het geld op zijn rekening mogen overschrijven. En ja, er zit geld in het fonds: een kleine 9,5 miljard euro op dit ogenblik. Dat geld kan worden gebruikt om toekomstige pensioenverplichtingen te betalen.

Maar of daarmee het vergrijzingsvraagstuk van de baan is? Bijlange niet, en wel om twee redenen:

Eén, in verhouding tot de kostprijs van de vergrijzing is het Zilverfonds armtierig en ontoereikend. Bovendien kunnen er bij de wijze waarop het fonds totnogtoe is gespekt, heel wat vraagtekens worden geplaatst.

Twee, het fonds doorstaat dé economische proef op de som niet, omdat het antwoord op de vraag of de overheidsfinanciën er zonder het Zilverfonds slechter aan toe zouden zijn, eenvoudigweg ‘neen’ is. Het geld van het Zilverfonds kan immers evengoed worden gebruikt voor de schuldafbouw, en die keuze krikt de capaciteit van België om de vergrijzing het hoofd te bieden evenzeer op. Alleen telt onze regering de middelen die in het Zilverfonds zijn verzameld schaamteloos tweemaal mee in de cijfers die ze de bevolking voorspiegelt (één keer voor de schuldafbouw en één keer als activa in het Zilverfonds). Nog erger is dat het Zilverfonds de illusie schept dat het vergrijzingsvraagstuk afdoende wordt aangepakt, en dat we dus op beide oren kunnen slapen. Quod non.

Het Zilverfonds is te armtierig

Vandaag zit er 9,5 miljard euro in het Zilverfonds, met andere woorden zo’n kleine 4 % van het BBP. Dat is niet veel. De overheid gaf in 2003 bijvoorbeeld ruim 17 miljard euro meer uit dan in 2000. In 2003 alleen al is dus bijna twee keer de huidige waarde van het Zilverfonds soldaat gemaakt als we 2000 als vergelijkingspunt nemen. En dan moeten de kosten die gepaard gaan met de vergrijzing nog op toerental komen. De conservatieve schatting houdt het tussen 2010 en 2030 bij een extra jaarlijkse uitgave van 3,1 % van het BBP. Wat het Zilverfonds hiertegenover kan plaatsen, is heel laag.

De tabel De middelen van het Zilverfonds toont hoe het Zilverfonds totnogtoe werd gefinancierd. Punt is echter dat de overheid van verschillende van die operaties per saldo niet rijker is geworden.

Neem de meerwaarde op de goudverkoop van de Nationale Bank: die al bestaande, maar latente meerwaarde is gewoon geruild tegen cash, maar rijker zijn we daar dus niet van geworden. Neem de opbrengst van de verkoop van de portefeuille hypothecaire kredieten van Credibe (het vroegere CBHK). Ook van die operatie wordt de overheid eigenlijk niet rijker. Want die portefeuille had haar waarde al. De overheid heeft via een verkoop gewoon de portefeuille versneld verzilverd, maar zo loopt ze natuurlijk ook toekomstige ontvangsten mis. En dan is er nog de opbrengst van de verkoop van het pensioenfonds van Belgacom die in het Zilverfonds werd gestort. Dat hierdoor de pensioenverplichtingen van de staat met een even groot bedrag stijgen, maakt misschien de zaak van het Zilverfonds niet, maar per saldo wordt de overheid van deze operatie weer eens geen euro rijker.

Wie dus zoals kamerlid Hendrik Bogaert (CD&V) nagaat hoeveel euro’s er nu in het Zilverfonds zitten waarmee de vergrijzing écht kan worden betaald, blijft steken op een kleine 2 miljard euro. Dat is misschien genoeg om de Olympische Spelen te organiseren, waarbij het fonds zelfs niet eens van naam moet worden veranderd.

Creatief boekhouden

Het valt op dat het Zilverfonds niet via begrotingsoverschotten wordt gefinancierd, zoals toch de bedoeling was, maar met speciale verrichtingen die van Europa toch niet bij de reguliere begroting mogen worden geteld. Vande Lanotte & co. kregen wel de toestemming – zij het na intens lobbywerk en na het opbergen van een aantal Europese topbenoemingen – om de opbrengst van de verkoop van het Belgacom- Pensioenfonds ook nog eens bij de gewone begroting te tellen. En het pensioenfonds, dat na aftrek van de verplichtingen die ermee samenhangen eigenlijk niks waard is, werd nog een derde keer meegeteld door er ook nog eens de overheidsschuld mee te verminderen.

In principe mogen deze verrichtingen niet via de begroting passeren. Ze moeten rechtstreeks van de schuld worden afgetrokken, maar daar valt niet veel eer mee te rapen. Met een Zilverfonds kan wél worden uitgepakt. Het geeft de bevolking de indruk dat de torenhoge belastingdruk ook dient om de vergrijzing te financieren. Maar voor de gezondheid van de overheidsfinanciën maakt het niet uit of de schuld rechtstreeks wordt afgebouwd, dan wel via de omweg van het Zilverfonds.

Europa houdt bijvoorbeeld alleen rekening met de netto-overheidsschuld – of de brutoschuld min het Zilverfonds – omdat dat het enige relevante cijfer is. De regering echter presenteert zowel de nettoschuld als het Zilverfonds. De regering telt het Zilverfonds dus tweemaal mee. Dat is merkwaardig, want geld dat in het Zilverfonds wordt gestort, kan niet meer worden gebruikt om de staatsschuld af te bouwen. Het is het een of het ander. Het is of 102 % staatsschuld en 4 % in het zilverfonds, of het is 98 % staatsschuld en 0 % in het zilverfonds. De keuze doet er niet toe, de nettoschuld blijft 98 %, maar er moet wel een keuze worden gemaakt. En dat ziet de regering blijkbaar niet zitten.

Het geld van het Zilverfonds mag dan wel in staatsobligaties zijn belegd, daarmee zijn die staatsobligaties nog niet verdwenen. En de staatsschuld is helemaal nog niet afgebouwd. Doe je alsof die obligaties wél zijn verdwenen (omdat de overheid ze gekocht heeft), dan zit er geen geld in het Zilverfonds, want dan heeft de overheid een schuld aan zichzelf, en die is per saldo nul euro waard. Hier komt de aap uit de mouw: omdat de fondsen van het Zilverfonds belegd zijn in overheidspapier laat Europa toe dat de regering deze fondsen ook nog eens in mindering van de staatsschuld brengt. Alleen is in dat geval het Zilverfonds een lege doos, en niet meer dan een meetinstrument om te zien hoe groot de inspanning van de extra schuldvermindering al is geweest. Maar dat wil de regering niet gezegd hebben.

Waarom dan een Zilverfonds?

Het maakt dus voor de capaciteit van België om de vergrijzing aan te pakken geen jota verschil uit of het geld nu in het zilverfonds wordt gestopt of dat de staatsschuld ermee wordt afgebouwd. Het gaat uiteindelijk om een puur boekhoudkundige verwerking die geen euro opbrengt, en die geen euro bespaart op de toekomstige pensioenverplichtingen. Waarom dan nog een Zilverfonds?

Het hoofdargument van de regering is dat het Zilverfonds een maatschappelijk draagvlak helpt te ontwikkelen waarmee versneld aan schuldreductie kan worden gedaan. “Het Zilverfonds is een soort pedagogisch glijmiddel om aan te tonen dat er extra begrotingsinspanningen nodig zijn voor de toekomst. En het fonds legt voor het eerst een formele link tussen schuldafbouw en de kosten van de vergrijzing,” zegt Ivan Van de Cloot, econoom bij INGBelgië. “Maar men had evengoed kunnen zeggen dat de huidige generatie een extra inspanning moet doen. Het gaat er finaal om hoe de inspanningen worden verdeeld tussen de generaties.”

Etienne de Callataÿ, hoofdeconoom van Bank Degroof, zit op dezelfde golflengte: “Het Zilverfonds zou een uitstekend initiatief zijn als het erin slaagt om vandaag méér begrotingsinspanningen uit te lokken. Maar dat is niet het geval. Kijk naar de evolutie van de primaire uitgaven. Dat is een ruwe, maar wel de belangrijkste parameter om de gezondheid van de overheidsfinanciën te meten. Want als een begrotingsevenwicht te danken is aan hogere belastingen, dan ondermijnt dat de groei.”

En zoals gezegd zijn de primaire uitgaven fors gestegen de jongste jaren en is het Zilverfonds nog altijd niet met begrotingsoverschotten gespekt, maar alleen met eenmalige meevallers. De overheid slaagt er zelfs nu al niet meer in om de rentemeevallers opzij te zetten voor de financiering van de vergrijzing – terwijl net dat de beoogde strategie is van het Zilverfonds. Meer nog, die meevallers zijn sinds 2000 al drie keer uitgegeven. Of de politici de handen zullen kunnen afhouden van de schuldreductie die via het Zilverfonds gereserveerd wordt voor de vergrijzing, is dan ook zeer de vraag. Er is de Zilverfondswet die regels oplegt, maar andere politici zullen andere wetten goedkeuren. De Zilverfondswet is dan ook niet meer dan een poging tot een geloofwaardig beleid.

Bovendien, als de illusie veld wint dat dankzij het Zilverfonds het vergrijzingsvraagstuk de wereld is uitgeholpen, dan daalt de prikkel om minder uit te geven en/of te snoeien in de bestaande pensioenverplichtingen, terwijl men dus net het tegenovergestelde wou bereiken.

Er zit ook nog een democratische angel in het verhaal. Door de fondsen van het Zilverfonds te reserveren voor de vergrijzing, maakt Johan Vande Lanotte nu al gedeeltelijk de begrotingen van de toekomst op. Al is dat eerder een theoretische bespiegeling, want het Zilverfonds zal bijlange niet kunnen verhinderen dat de reguliere begroting onder bijzonder zware druk zal komen te staan.

eXtra informatie op www.trends.be Trends onderzocht welke EU-landen het best zijn voorbereid op de vergrijzing en welke niet. Op de Trends-website vindt u alle gedetailleerde cijfers.

Johan Van Overtveldt – Daan Killemaes

Jong en oud in het Westen zullen tegen 2030 met getrokken messen tegenover elkaar staan.België is een van de EU-landen die het slechtst zijn voorbereid om het vergrijzingsprobleem aan te pakken. In het Zilverfonds zit er eigenlijk maar een kleine 2 miljard euro om de vergrijzing te betalen. Dat is net genoeg om de Olympische Spelen te organiseren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content