ANTIMANAGEMENTGOEROE

Vijftien jaar na ” In Search of Exellence” (1982), waarmee Tom Peters en Robert Waterman de boom van de managementgoeroes in gang staken, is het best verkochte businessboek in de Verenigde Staten een antimanagementboek. ” The Dilbert Principle” van Scott Adams (sinds vorige week ligt de Nederlandse vertaling, uitgebracht door Lannoo, in de boekenwinkel) heeft meer dan een jaar lang bovenaan de Business Week-lijst van bestsellers gestaan ; meer dan 1,4 miljoen exemplaren werden ervan gedrukt. En Adams heeft nog een andere kaskraker geschreven : ” Dogbert’s Top Secret Management Handbook” (Harper Business, 16 dollar).

De cartoons van Adams zijn in meer dan 1500 bladen over heel de wereld verschenen (ook in Trends, zie de rubriek Tips) en zijn website één van de meest populaire op Internet telt 100.000 bezoekers per dag. Er zijn Dilbert-poppen, Dilbert-kalenders en -dassen, er ligt een contract van 20 miljoen dollar klaar voor vijf nieuwe Dilbert-boeken, er bestaan plannen voor televisieprogramma’s en computersoftware op basis van Dilbert. Er is zelfs sprake van een Dilbertland-pretpark dat uitgerust is met een schietbaan waar je bazen kan neerknallen. Adams’ enige bezorgdheid is te snel en te veel publiciteit, maar zoals hij minzaam bevestigt “voor je te veel publiciteit krijgt, ben je stinkend rijk geworden.”

Dilbert, de karikatuur die het middelpunt van deze rage vormt, is een doorsnee-werknemer, weggestopt in een klein hoekje van een megabedrijf. Zijn bazen vernederen hem, zijn bureau zo groot als een speldenknop maakt hem gek, zijn collega’s tergen hem en als klap op de vuurpijl begint zijn hond, Dogbert, een zaak als management consultant. Dilberts sombere leven wordt nog ellendiger : door een hele reeks stupide grillen van het management worden zijn werkdagen nog langer en zijn werkhoekje nog kleiner.

Volgens Adams schrijven de meeste business-schrijvers voor slechts één op tien mensen die geïnteresseerd zijn in managementtheorie. Adams zelf beweert te schrijven voor die negen anderen die een hekel hebben aan dergelijke theorieën. Tegelijkertijd geeft hij toe dat hij een grote portie geluk heeft gehad. 15 jaar lang heeft hij op het terrein materiaal verzameld voor hij in 1995 zelf een slachtoffer werd van de downsizing. Precies op het moment toen Pat Buchanan en verscheidene dagbladen van leer trokken tegen de “hebzucht” van het Amerikaanse management.

Dilbert behandelt drie krachtige stromingen. Eén ervan is de groeiende obsessie voor werk : de gemiddelde Amerikaan werkt nu vier weken per jaar meer dan in de jaren 60. Nog niet lang geleden was “Doonesbury” van Gary Trudeau, dat vooral gericht was op politieke intriges en sociaal onrecht, de cartoon bij uitstek. Vandaag de dag ontspannen de workaholics van Amerika zich met grappen over core competences.

Een tweede stroming is de groeiende angst op de werkplek. Adams onderzoekt de talrijke manieren waarop werkgevers de baas spelen over hun werknemers : “densificatie” (opeenstapeling van steeds meer mensen op de beschikbare plaats door het reduceren van de grootte van hun werkhoekjes), “hot desking” (mensen permanente bureaus ontzeggen), ziekteverzekeringen achterwege laten, geen parkeerruimten meer voorzien enzovoort.

De derde stroming is de toenemende ergernis in Amerika over het stijgende aantal managementmodes. De levenscyclus van deze technieken wordt steeds korter en de houding die de gemiddelde werknemer hier tegenover aanneemt, wordt samengevat in het acroniem “BOHICA” : bend over, here it comes again.

Nochtans wordt Adams, die zozeer spot met bazen en managementgoeroes, door hen op handen gedragen. Ondernemingen nodigen hem uit om toespraken te houden, bazen delen met Kerstmis exemplaren van het boek uit aan hun ondergeschikten. Michael Hammer, de vader van “corporate re-engineering”, heeft een gesigneerde originele Dilbert-cartoon op zijn muur hangen die deze techniek hekelt. Zelfs Pacific Bell, de telefoonmaatschappij die Adams in 1995 ontsloeg, reproduceert zijn cartoons in haar interne nieuwsbrief.

Hoe verklaar je deze paradox ? Volgens Adams zien sommige bazen Dilbert als een soort veiligheidsklep ; een onschuldige manier voor ontgoochelde werknemers om hun zorgen weg te lachen. Vele managementtheoretici gaan ervan uit dat Adams spotternij gericht is op de belachelijke ideeën van hun rivalen, en niet op de weldoordachte inzichten die ze er zelf op nahouden. Maar er is ook nog een andere factor in het spel, die door Adams omschreven wordt als de “China-bekommernis”.

“Je kan China niet veroveren,” zegt hij. “Je denkt dat het je gelukt is maar dan word je wakker en ontdek je dat je zelf ook Chinees bent.” Met andere woorden : door keet te schoppen in de businesswereld is Adams zelf een succesvol businessman geworden. Een businessman die zelf veel managementtrucs efficiënt heeft toegepast, zoals hij als MBA-student geleerd heeft aan de Universiteit van Berkeley, Californië. Hij speelt de baas over een moderne “virtuele” operatie waarin hij weliswaar niemand rechtstreeks tewerkstelt, maar waar toch 100 mensen op een of andere manier voor hem werken. Hij is een gewiekste volgeling van zijn eigen marktprincipes : de vroegste Dilbert-cartoons gingen nauwelijks over situaties op het werk, maar degene die daar wel over handelden, kenden het meeste succes. Dus gaf hij zijn klanten wat zij wilden. Bovendien is hij een schitterende verkoper, hij is de eerste cartoonist die uitgebreid gebruik maakt van nieuwsbrieven, webpagina’s en e-mail.

Deze capaciteit om zowel insider als outsider te zijn een blokbeest zijn maar tijdens de lessen grapjes maken met de jongens op de achterste rij is het geheim van zijn succes. De vraag is hoelang hij deze dubbele identiteit nog kan volhouden. Het enthousiasme van Adams-de-zakenman voor consultants is even groot als de verpletterende kritiek die Adams-de-cartoonist hen toebedeelt. Zijn volgende boek, ” The Dilbert Future” is gedeeltelijk gebaseerd op de voorspelling van een Ierse managementgoeroe, Charles Handy. Volgens Handy zal in de toekomst de helft van de mensen tweemaal zoveel verdienen om drie keer meer werk te doen. Kan een man die zo vertrouwd is met een goeroe als Hammer (“hij en ik zijn het voor 100 % met elkaar eens”), ook echt de stem zijn van de vertrapte werknemer uit het middenkader ? Het is veelzeggend dat Dogbert, de manipulerende hond, nooit zo goed verkocht heeft als Dilbert, het slachtoffer uit kleine-werkhoekjesland.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content