AMSTERDAM
Niet dat Amsterdam klaagt over het aantal toeristen. Geenszins. Maar de stad zou blij zijn als de Belgen eens wat voltalliger naar het andere Venetië van het Noorden trokken. Want van de 5 miljoen toeristen die jaarlijks de Nederlandse hoofdstad aandoen, zijn er nog geen 200.000 Belg… Een gemiste kans; voor beide partijen.
Ik weet niet wat de stad zo aantrekkelijk maakt. De grachtenpanden, ongetwijfeld. Het water, de bootjes, de grote verscheidenheid aan mensen ook, en dan de geschiedenis die met de toekomst onder de arm gracieus over de talloze bruggetjes dwaalt. En natuurlijk de ontelbare fietsen die chaotisch op het voetpad staan, aan de railings van bruggen bengelen, of vliegensvlug voorbijtrappen. Wie geen bel heeft, ‘jat’ er één, of lost dat euvel eenvoudig op met het luidkeels roepen van Ring-Ring. Me dunkt dat het aantrekkelijke aan Amsterdam – met excuses aan onze noorderburen – precies in dit feit ligt: dat je er niet het gevoel hebt in Nederland te vertoeven. Wat niet wil zeggen dat alle oer-Hollandse trekjes afwezig zijn. Integendeel. Het is er allemaal: Amsterdamse humor, Hollandse handelsgeest, de oer-Nederlandse gezelligheid van de bruine kroegen, smeuïge appeltaart met slagroom, tulpen op de toog, Heineken in het glas, en voor het steviger werk, een kopstoot met glaasje jenever erbij. “Fietsen worden verwijderd én verkocht” prijkt op meerdere ramen. Fietsen en handel, Nederland in twee woorden.
Amsterdam en het water
zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat is nu zo, en dat was eeuwen geleden niet anders. De stad ontstond namelijk op de plek waar de rivier de Amstel uitmondt in het IJ. En dat IJ is een inham van de Zuiderzee. Amsterdam werd gebouwd op de dam aan de Amstel, en al rond het jaar 1200 lokt deze plek mensen. In de Gouden Eeuw groeit de stad, dankzij het water en de bloeiende handel over alle wereldzeeën, uit tot de meest welvarende stad van Europa. Honderden pakhuizen in de binnenstad, in lange rijen naast elkaar, doen nog denken aan deze tijd. Tegen het einde van de 17de eeuw heeft Amsterdam handelscontacten met meer dan 600 buitenlandse havens. En dat is onvoorstelbaar veel. De internationale contacten zijn dus al eeuwen oud. In het Amsterdam van weleer worden veel buitenlandse bladen en kranten gedrukt. De stad trekt massaal kooplui aan, kunstenaars uit alle uithoeken van de wereld zoeken haar op, andersgelovigen vinden er de rust die ze nodig hebben. Vlaamse protestanten zoeken toevlucht tot het Noorden, joodse kooplieden uit Spanje en Portugal vinden hun heil in dit handelscentrum. Die ruime openheid jegens andersdenkenden is nog steeds kenmerkend voor de Amsterdammer. Als ik over één van de vele bruggen van de Venetiaanse stad van het Noorden wandel, ergens ter hoogte van de Westertoren en niet ver van het Anne Frank museum, zie ik, uitlopend in het water, een zachtjes oplopende marmeren trap van maar enkele, erg brede treden hoog. De treden liggen volgestouwd met bloemboeketten. “Vast iemand verdronken”, denk ik. “Ter nagedachtenis, ofzo”. Tot ik het grote plakkaat onder ogen krijg en zie dat de bloemrijke trap een Homomonument is. Een overblijfsel van de Gay Olympics?
Sinds de 17de eeuw
verdeelt een spinnenweb van grachten en grachtjes de binnenstad in zo’n negentig eilandjes die met talloze bruggen met elkaar verbonden zijn. Dankzij deze grachtengordel werd Amsterdam pas echt beroemd. De stad telt meer grachten dan Venetië, meer bruggen dan Parijs. Het hele jaar door bieden de grachten een levendige aanblik, met de talloze boten die tot ‘s avonds laat af- en aanvaren. ‘s Avonds zijn veel bruggetjes schilderachtig verlicht. Rondvaartboten, watertaxi’s, grachtenfietsen, peddelende kanoërs trekken aan je voorbij.
Amsterdammers wonen aan, maar ook op het water. Honderden vaak kleurrijk beschilderde woonboten geven aan dat in de ruimtelijke ordening van dit land geen centimeter onbenut blijft. Of neem de drijvende bloemenmarkt op de Singel. Huizenbouwers in Amsterdam moeten altijd rekening houden met het water, zelfs nu stevige dijken de stad afdoende tegen de zee beschermen. Het zeewater dat in vroeger eeuwen dit gebied geregeld overspoelde, heeft namelijk een weke veenbodem doen ontstaan waarop geen gewone huizenbouw mogelijk is. Wie door de kleine grachtenstraten kuiert, zal opmerken dat er regelmatig een huis scheef staat, en dat sommige gevels op vreemde wijze overeind blijven. Amsterdam, dat is de stad aan het water en in het water. De huizen steunen op enorme houten en betonnen palen die tot 60 meter in de grond geheid zijn. Grote gebouwen zoals bijvoorbeeld het Paleis aan de dam hadden uiteraard heel wat ondersteuning nodig. Voor dit kolossale bouwwerk werden maar liefst 13.659 palen in de grond geheid. De beroemde grachtengordel in de vorm van een halve maan werd in de 17de eeuw aangelegd en bestaat van groot naar klein uit de Prinsengracht, Keizersgracht, Herengracht en (de volgorde onthoud je met het zinnetje Piet Koopt Hoge Schoenen) Singel.
Amsterdam was toen de machtigste stad ter wereld en de grachten waren ideaal om de koopwaar uit alle hoeken van de wereld naar de pakhuizen te vervoeren. De oudste grachten, die waren echter oorspronkelijk bedoeld om de stad tegen ongewenste indringers te beschermen. De snelle bevolkingsgroei zorgde ervoor dat die verdedigingslinie herhaaldelijk verschoven moest worden. Hoewel de internationale scheepvaart zijn lading tegenwoordig elders in de haven lost, worden de Amsterdamse grachten nog steeds intensief bevaren. Voornamelijk door de zeventig rondvaartboten die Amsterdam rijk is. Jaarlijks laten zij bijna 2.5 miljoen passagiers met de talloze grachten van de stad kennismaken. De grachten kenden vroeger trouwens nog een andere, minder welriekende functie, nl. die van open riool. Woonhuizen en fabrieken loosden er hun afvalwater, en ook huisvuil, slachtafval en achtergebleven rommel van de markten verdwenen in de grachten. De Duitse dominee F.W. Dethmar die in 1838 Amsterdam bezocht, liep met opgetrokken neus door de stad. In zijn reisverslag lezen we: “De vreemdeling, die de in blauwen nevel gehulde stad aanschouwt, en in den herfst hare onaangename uitdampingen inademt, verklaart haar, zonder verdere omwegen, voor het ongezondste oord ter wereld.”
Tegenwoordig zijn de grachten behoorlijk schoon, hoewel de groene kleur van het water – algen – misschien anders doet vermoeden.
Elk bezoek
aan Amsterdam is onvolledig als je de wallen – de Oude Zijds Achterburgwal en omstreken – overslaat. ‘s Avonds is het er ongetwijfeld een drukte van jewelste. De hoertjes zitten achter hun raam, de één met een GSM in de hand, de ander heupwiegend op de muziek die via haar walkman naar haar lichaam stroomt, nog een ander zit, de benen lichtjes gespreid, haar nagels fluorescerend geel te lakken. Mannen vergapen zich aan de vensters, hier en daar trekt iemand zijn stoute schoenen aan. Hij duwt de deur open, er volgt een korte of lange discussie, er wordt gelachen of net niet, er wordt naar binnen gegaan of net niet. De ene sekstent naast de ander, overal peepshows, al dan niet live, alle hulpmiddeltjes liggen in de aanbieding, wie twee vibrators koopt, krijgt er een gratis. “Slechte buurt”, hadden ze me in café Hoppe vandaag nog gezegd. “Ga je best niet heen. Zeker niet als vrouw alleen.” Maar goede raad moet je soms in de wind slaan. Aan de wallen is het inderdaad alles seks wat de klok slaat. Maar de agressiviteit heb ik er niet gevoeld. Letterlijk noch figuurlijk. En de kleine zijstraatjes die me wat te goor werden, heb ik links laten liggen. De sfeer op de Amsterdamse wallen kun je niet vergelijken met die van bijvoorbeeld het Antwerpse schipperskwartier. De kamertjes van de hoeren zien er netjes uit, de hoeren zelf ogen (op het eerste gezicht!) tevredener dan de meeste vensterprostituees bij ons en ik ben er stellig van overtuigd dat ook hier de Nederlandse ondernemingsgeest hoogtij viert. De hoerenbuurt is degelijk georganiseerd, de hoerencomités doen hun zegje, de Amsterdamse prostituee is mondiger dan haar Vlaamse tegenpool. Bovendien is het aantal illegale prostituees op de wallen lang niet zo groot als in onze contreien. “Beleid; zo heet het kunstje”, wordt me verteld.
MARGOT VANDERSTRAETEN / FOTO’S: JOKE POUW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier