“Als ik met mijn handen in de aarde zit, ben ik zielsgelukkig”
Behalve dat ze succesvolle managers zijn, hebben Karel Van Miert, Jean-Louis Duplat, Georges Jacobs en Xavier Kegels één ding met elkaar gemeen: in het weekend en op vakantiedagen ruilen ze hun kraaknette das en maatpak voor een eenvoudig werkplunje, een snoeischaar en een hark. Vier managers over hun liefde voor tuinieren.
Een augustusavond in het Vlaams-Brabantse Beersel. Karel Van Miert blikt tevreden rond in zijn tuin. De voormalige voorzitter van de SP, ex-EU-commissaris en bestuurder van Philips, De Persgroep en Anglo American heeft daar ook reden toe: hij heeft een grote, oude Brabantse boomgaard met een 200-tal hoogstammen en een aanzienlijke moestuin, met onder meer bonen, wortelen, selder, erwten, tomaten, aardappelen en pompoenen.
“We hebben vijftig soorten appels, zo’n twintig soorten peren, een zestigtal varianten van tomaten en zowat veertig soorten pompoenen. Een groot deel ervan was hier al, maar ik heb ze ook aangevuld met hulp van de Nationale Boomgaardstichting in Limburg. Tuinieren is een passie, dus doe ik er heel veel voor. Ik slaag er sinds enige tijd in om de weekends vrij te houden en die spendeer ik voor een groot deel in de tuin. Het meeste werk doe ik zelf. Het is de beste manier om een goed evenwicht te bewaren. Het helse ritme, de stress en de zorgen vergeet je makkelijk. Het is vermoeiend, maar het is een deugddoende vermoeidheid. Los van het feit dat je het hele jaar door ook nog eens gezonde groenten en vruchten eet.”
Van Miert stopte op veertienjarige leeftijd met zijn studies om op de boerderij van zijn vader te werken, maar na drie jaar pikte hij toch weer de schoolboeken op. “Veel toekomst zat er niet meer in het kleine landbouwbedrijf, maar ik heb er wel een liefde voor het buitenleven en tuinieren opgepikt. Alleen toen ik voorzitter van de SP was, had ik er absoluut geen tijd voor. Ik heb momenteel de handen vol met het snoeien van de appelbomen. De oogst is bestemd voor vrienden en familie: zij zijn de eerste slachtoffers van mijn tuinierpassie ( lacht). Er zijn al restaurants geweest die me vroegen om tomaten te leveren, maar dat doe ik niet.”
Tuin om te zien
Ook Jean-Louis Duplat, bestuurder van Brantano en Omega Pharma, duikt op gezette tijden zijn tuin in Sint-Genesius-Rode in om zijn gedachten te verzetten en de slopende stress te verjagen met onder meer het wieden van onkruid. Al geniet hij evengoed van zijn tuin vanuit een leeshoek, gezeten in een designmeubel.
“Het contact met de natuur is voor mij onbetaalbaar. Het is een uitstekende manier om stoom af te blazen. Onze tuin heeft onlangs een nieuwe look gekregen. Het idee daarvoor kwam van mijn vrouw, dat wil ik toch benadrukken. Ik doe het grovere werk – onkruid wieden, gras maaien en hagen maaien – maar zij leverde de inspiratie. Het is een vrij abstracte, intimistische tuin, met designmeubelen en veel kleine hoekjes en kamertjes waar je kan lezen of genieten van de tuin. We hebben veel buxussen en hagen. Onze tuin is niet zo groot. In een grote tuin zou ik ook geen zin hebben, ik behoud liever het overzicht. Werk heb ik meer dan genoeg: in deze periode werk ik anderhalve dag per week in de tuin. We genieten ook van de tuinen van de buren: er is een gezonde wedijver om de mooiste tuin te hebben. Een keer per jaar krijg ik een aantal Europese ambtenaren over de vloer die van onze tuin komen genieten.”
Boeketman
Xavier Kegels, designer en oprichter van de tassenfabrikant Hedgren, heeft naar eigen zeggen een tuin die eruitziet als zijn karakter: zwart-wit. “En daar ben ik blij mee. Tuinen moeten een ziel hebben. De planten die ik kies, moeten iets speciaals hebben. Ik moet er verliefd op zijn. Ik zie later wel hoe die in mijn tuin past: het belangrijkste is dat ik er iets voor voel. Ik weet ook van elke plant in mijn tuin waar ze vandaan komt. Hetzelfde met de koivissen die ik heb: in Japan ga ik de kwekers bezoeken. Ik wil weten wie de ouders van die koi zijn, welke bloedlijn hij heeft. Zo krijgt een tuin een ziel. Soms ga ik met een zuurstoffles in mijn vijver en komen de koi naar mij toe. Heerlijk.”
Kegels heeft een stadstuin in Berchem, die door de jaren gestaag groeide. “Ik had het geluk dat ik de huizen en de tuinen van de buren kon opkopen, waardoor ik nu een vaste structuur met tuinkamers heb. Ik werkte al met tuinkamers lang voor er in boeken over werd gerept. Binnen die vaste structuur speel ik met bloemen en planten. Eigenlijk ben ik een boeketman: zoals een bloemist boeketten maakt, maak ik borders. Een bloemist ziet meteen hoe zijn bloemen eruitzien, maar om met levende planten en bloemen te werken, moet je redelijk wat kennis en ervaring hebben. En hoe meer ervaring je hebt, hoe meer je beseft dat je nog niets weet. Ik lees daarom heel veel – op het vliegtuig zit ik dikwijls met mijn neus in de tijdschriften – en schuim in binnen- en buitenland beurzen en kwekerijen af. Elke zaterdag zit ik van ‘s morgens tot ‘s avonds in mijn tuin – weer of geen weer. Met mijn handen in de aarde voel ik me zielsgelukkig. Ik had tot twaalf jaar geleden nochtans helemaal niets met tuinen. In mijn jeugd moest ik altijd het gras maaien, waardoor ik een hekel had aan tuinieren. Tot ik in de Huidevetterskaai in Antwerpen een liguster van de Middellandse Zee zag staan aan de ingang van de winkel van Ralph Lauren. Ik was er meteen verliefd op. Het was de eerste plant die ik kocht.”
Met Britse flair
Baron Georges Jacobs, onder meer voorzitter van de bestuursraad van UCB, erevoorzitter van Unice en voorzitter van de bestuursraad van de Delhaizegroep, heeft een parkdomein om met ontzag u tegen te zeggen. Zijn riante ‘tuin’ in Brussegem (Vlaams-Brabant) beslaat een slordige vijf hectare, inclusief enkele vijvers.
“Het is een open landschapstuin, met een grasplein, boomstruiken en vijvers. Ik heb de tuin zelf veranderd en vernieuwd. Alle bomen en struiken heb ik zelf gekozen. Ik heb altijd van de Engelse stijl gehouden, met veel perspectief erin. Ik ben opgegroeid op het domein van mijn ouders. Als klein kind hielp ik al in de tuin. Het is een echte passie, ja. Ik luister hoe mijn bomen en struiken groeien ( lacht). Dat klinkt vreemd, maar je moet ermee meeleven. Soms moet je hard zijn en een oude boom durven rooien. Een park moet leven, je moet er de hartslag van voelen. Vanaf de lente loop ik daarom elke dag door de tuin om te kijken wat ik wil veranderen. Observeren is heel belangrijk. In de tuin werk je niet alleen met je handen, maar ook met je hoofd. Ik wandel elke dag door de tuin, met een schaar in de hand. Ik ben heel selectief in mijn keuze van bomen en struiken. Dat komt door de ervaring: hoe meer je weet, hoe nauwgezetter je kiest. Ik speel ook graag met kleur. Als je er genoeg van afweet, kan je in de tuin bijna borstelen met kleur. Ik laat veel onderhoudsklusjes over aan mijn hovenier, omdat ik er dikwijls het geduld niet voor heb. Maar in de tuin werken is pure ontspanning. Ik ken geen betere manier om tot rust te komen.”
Dominique Soenens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier