“Als ik één keer per week zes uur doorslaap, is dat een groot succes”
Door hun werk en levensstijl zijn managers uiterst kwetsbaar voor slaapstoornissen. Uit een enquête die Trends liet uitvoeren in samenwerking met de VUB blijkt dat één op acht managers geregeld slaapmoeilijkheden heeft. Bij één vijfde van de ondervraagden nemen de problemen zelfs zeer ernstige vormen aan. Verontrustend is vooral het hoge percentage managers (16,7 %) dat slaapmiddelen gebruikt. Meer dan de helft van de managers (55,5 %) vindt van zichzelf dat ze onvoldoende slapen.
Managers en een goede nachtrust: het zijn twee zaken die nauwelijks samengaan. Dat blijkt uit een enquête die Trends in samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel (VUB) liet uitvoeren bij kaderleden en een representatief staal van de bevolking. Een eerste opmerkelijke aanwijzing over de omvang van de slaapproblemen bij managers valt af te lezen uit het antwoord op de vraag of de problemen zich de afgelopen veertien dagen voor het eerst hebben voorgedaan. Amper 20 % van de ondervraagden uit de Trends Top 30.000 (de rangschikking met de 30.000 grootste ondernemingen in België) geeft aan dat ze ‘geen slaapproblemen’ hebben. Meer dan de helft zegt dat het een fenomeen is dat zich de voorbije jaren herhaaldelijk heeft voorgedaan.
“Toch mag je daaruit nog niet afleiden dat acht op tien managers met slaapstoornissen kampen,” zegt Raymond Cluydts, professor aan het departement cognitieve en fysiologische psychologie van de VUB en een specialist in het epidemiologisch onderzoek naar slaapproblemen. Volgens Cluydts slaapt iedereen wel eens slecht en moeten we ook de occasionele slechte nacht binnen die 80 % situeren.
Het ‘werk’ als grote boosdoener
Om echt te kunnen vaststellen hoeveel mensen een problematisch slaappatroon vertonen, hebben we daarom drie diagnosevragen gesteld. We peilden zowel naar moeilijkheden bij het inslapen (langer dan een half uur) als naar het ‘s nachts wakker liggen (een uur of langer) en het vroegtijdig definitief wakker worden. Uit die vragen bleek dat managers relatief minder problemen hebben met het inslapen (16,3 % heeft minstens één nacht op twee inslaapproblemen, tegenover 19,3 % bij de rest van de bevolking). Opmerkelijk is wel dat ze vaker wakker liggen (20 % tegenover 17,2 %) en te vroeg wakker worden (24 % tegenover 23,2 %).
“Wat opvalt, is dat de managers gemiddeld slechter slapen, maar niet zovéél slechter,” zegt Cluydts. “Als je ze vergelijkt met het middenkader hebben ze meer moeilijkheden, maar lang niet zoveel als de arbeiders of de professioneel niet-actieven. Voorts zie je ook dat de zelfstandigen en vrije beroepen zeer slecht scoren.”
Gevraagd naar de tevredenheid over de kwaliteit van de slaap geeft 20,2 % van de managers een cijfer van 4 op 10 of lager – 3 % geeft aan zijn slaap zelfs een nul. Een pak meer is dat dan de algemene groep, waar 17,5 % aan zijn slaap een onvoldoende geeft. De gemiddelde score van de slaapkwaliteit bij managers is 6,3, tegenover 6,6 bij de rest van de bevolking. Dat het percentage ontevredenen samenvalt met het aantal mensen dat tekenen geeft van verstoord slaappatroon, bevestigt bovendien dat de groep problematische slapers overeenkomt met een vijfde van de ondervraagden.
Als managers wordt gevraagd wat dan de oorzaken zijn van hun slaapmoeilijkheden, wijzen ze resoluut naar het werk (liefst 63,1 % ziet daar de boosdoener – tegenover 39,9 % bij de algemene groep). “Als er zich bij topmanagers problemen voordoen, dan zijn ze veel sneller geneigd om die te linken aan werkdruk en veel minder aan medische en psychologische problemen,” zegt Raymond Cluydts. “In de algemene groep valt op dat bij zelfstandigen financiële problemen (12,2 %) als oorzaak net zo hoog scoren als bij de groep studenten en werklozen (12,3 %). Bij managers is dat maar 4,7 %.”
Van managers wordt gezegd dat ze er graag mee uitpakken dat ze weinig slaap nodig hebben. Dat soort stoerdoenerij blijkt alvast niet uit de enquêteresultaten. Amper 14,4 % van de ondervraagden zegt dat ze toekomen met 6 uur per nacht of minder, tegenover 15,6 % bij de algemene groep. Bijna driekwart zegt dat ze minstens zeven of acht uur per nacht nodig hebben om weer fit te zijn.
Als de cijfers over de slaapbehoefte echter naast die van de effectieve slaapduur tijdens een werkweek worden gelegd, komen we tot opmerkelijke vaststellingen. Liefst 43,8 % van de managers zegt dat ze gemiddeld 6 uur of minder slapen en slechts 13,6 % haalt tijdens de week een nachtrust van 8 uur. Geen wonder dus dat 55,5 % vindt dat ze onvoldoende slapen.
“We slapen met zijn allen te weinig volgens onze behoefte. Dat is een gevolg van de tendens om te beknibbelen op onze slaap om meer te kunnen doen,” aldus Raymond Cluydts. “De helft van de managers heeft een chronisch slaaptekort, als gevolg van de slaapschuld die ze tijdens de week opbouwen.”
Een van de meest verrassende cijfers is het slaapmiddelgebruik bij managers. Op de vraag of ze de voorbije veertien dagen een middel hebben ingenomen om te kunnen slapen om hun slaap te verbeteren, antwoordt 16,7 % ja. Dat is merkelijk hoger dan de algemene groep (15 %). “De enige groep die hoger scoort, zijn de gepensioneerden, maar daar speelt de leeftijd. Managers slikken zelfs meer dan de werklozen. Je kan dus zeggen dat het gebruik vrij hoog ligt.”
De knop omdraaien lukt niet meer
Als er al een clichébeeld bestaat van de slapeloze manager, dan is het waarschijnlijk dat van iemand die in zijn bed ligt te woelen omdat hij de volgende dag teleurstellende cijfers moet bekendmaken op een aandeelhoudersvergadering. Maar slaapmoeilijkheden zijn niet noodzakelijk een gevolg van stress of nachtelijk gepieker. Er bestaan honderden redenen om slecht te slapen, zowel van medische als van zuiver psychologische aard.
Volgens professor Raymond Cluydts springen we vandaag minder zorgzaam om met onze slaap. “Om de file te vermijden, staan we vroeger op en komen we later thuis. Onze slaap is altijd het eerste slachtoffer van de constante zoektocht naar meer tijd.”
Zoals uit de enquête blijkt, speelt professionele stress wel degelijk een rol in een verstoord slaappatroon. Cluydts omschrijft mensen met een grote verantwoordelijkheid binnen een bedrijf daarom als een kwetsbare groep. “Om te beginnen vormt de levensstijl van heel wat managers al een ideale voedingsbodem. Late diners – zeker die met alcohol – verstoren de slaap, net zoals inspanningen ‘s avonds, een vreemde omgeving, zwaarlijvigheid en een gebrek aan lichaamsbeweging. Managers zijn bovendien vaak mensen die van nature in een verhoogde staat van alertheid leven. Dit hyper-arousal type voelt zich goed in functies waar over-achievement wordt beloond. Meestal hebben ze weinig slaap nodig, omdat ze ook ‘s nachts die drang voelen om actief te zijn. Het nadeel is dat ze er niet in slagen om de knop om te draaien en zich te ontspannen. Als ze al vrij nemen, gaan ze overcompenseren en dan rijden ze ‘s zondags 190 kilometer met de fiets.”
Heel wat mensen slapen slecht als gevolg van een concreet medisch probleem (zie kader: Het apneusyndroom), geneesmiddelengebruik, te veel alcohol of andere gemakkelijk aanwijsbare oorzaken. Bij een grote groep blijft het echter gissen naar de precieze redenen van hun slaapproblemen. “De hypotheses gaan in de richting van die verhoogde staat van arousal, die ook ‘s nachts aanhoudt. Maar voorlopig hebben we geen gegevens om dat wetenschappelijk hard te maken.”
Getuigenis 1: Gejaagd door de mail
Vera Janssens, hoofd van het departement communicatie bij Siemens België, vertelt over haar onverklaarbare slapeloosheid. “Ik had een tijd lang last van extreme vermoeidheid overdag. Dat kwam omdat ik ‘s avonds moeilijk slaap kon vatten. Mijn levensritme is daar zeker niet vreemd aan. Dagen van twaalf uur of meer zijn veeleer regel dan uitzondering. ‘s Nachts werk ik vaak door tot 1 uur of later. Alleen al het mailverkeer onder controle houden, vergt extra uren. Ik heb geregeld een paar honderd ongelezen e-mails te verwerken. Komt daarbij dat ik ‘s avonds vaak weg ben om aan netwerking te doen. Dat hoort zo. In een bedrijf wordt verwacht dat je altijd alert bent en het hele jaar door op 100 % van je kunnen presteert.”
“Op aanraden van Bernd Mihaly, het afdelingshoofd bij Siemens België (zie kader: Het apneusyndroom) heb ik me laten onderzoeken in de slaapkliniek van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht. Ze voerden er allerlei tests uit, maar vonden uiteindelijk geen duidelijke oorzaak. Eigenaardig genoeg zijn de slaapmoeilijkheden daarna als vanzelf weer verdwenen. Sindsdien probeer ik ook anders om te gaan met tijd. Ik doe een poging om dingen te relativeren. En tegelijk zoek ik ook meer quality time voor mezelf en wie mij dierbaar is.”
Getuigenis 2: Al problemen sinds de kindertijd
Dat eenduidige causale verbanden zelden te vinden zijn, blijkt uit het relaas van Willy Henneuse, die al jaren met ernstige slaapproblemen kampt. Henneuse is de zaakvoerder van Whendiam International, een eenmansbedrijf dat onder meer instond voor de creatie van het gouden en met diamanten bezette tennisracket van de Proximus Diamond Games en de Trofee voor de 90ste Ronde van Vlaanderen. “Als ik één keer per week zes uur aan een stuk kan doorslapen, is dat een groot succes. Vaak sta ik weer op omdat ik mijn vrouw niet wakker wil maken. Ik ga dan voor tv zitten tot ik slaperig word en herhaal het hele proces. Als ik eindelijk de slaap heb gevat, gebeurt het dat ik weer wakker word. En ook ‘s morgens ben ik altijd wakker voor de wekker afloopt.”
Henneuse wijt zijn slapeloosheid gedeeltelijk aan zijn drukke bezigheden. “Ik kan moeilijk nee zeggen en doe veel beloftes die ik ook allemaal wil nakomen.” Maar het slecht slapen heeft volgens hem nog andere oorzaken. “Ik denk dat het iets is uit mijn jeugd. Toen ik negen jaar was, heb ik plotseling mijn moeder verloren. Ze is gestorven aan een hersenbloeding toen ze 31 was. Geen veertien dagen later moest ik op internaat, omdat mijn vader het onmogelijk alleen kon bolwerken. Omdat ik nooit afscheid heb kunnen nemen, leefde ik in een soort droomwereld. Ik zag haar overal. Op internaat sliepen we in chambrettes, waar je letterlijk alles kon horen. Daar zijn mijn slaapproblemen begonnen.”
“Daarna ging het een tijd weer goed, tot ik mijn eerste vrouw verloor. Zij was net 38 toen ze aan eierstokkanker is gestorven. In de periode dat zij in het ziekenhuis lag, heb ik nachtenlang geen oog dichtgedaan. De enige keer dat ik een slaapmiddel heb genomen, was toen. Maar ik denk dat ik me nog nooit zo belabberd heb gevoeld. Slaappillen hebben geen effect op mij.”
Henneuse komt helemaal niet over als een piekeraar of zenuwpees. Hij ziet er piekfijn uit, het grijze haar netjes naar achteren gekamd en spreekt met een bariton die zelfverzekerdheid uitstraalt. En toch, verzekert hij, maakt hij zich altijd wel over iets zorgen. “Ik heb bijvoorbeeld de neiging om mijn vrouw erg te beschermen, ik heb een heilige schrik dat er ons kleine gezinnetje iets zou overkomen. Het volstaat dat mijn dochter zegt dat mijn kleinzoon een beetje ziek is en ik sla aan het denken wat er allemaal zou kunnen gebeuren. Het heeft waarschijnlijk te maken met wat ik vroeger heb meegemaakt.”
Henneuse geeft toe dat zijn levensstijl niet bijdraagt tot een rustig slaappatroon. “Je weet hoe dat gaat. Je bent de hele dag bezig en ‘s avonds besef je dat je eigenlijk niet deftig hebt gegeten. Je komt thuis, trekt de koelkast open en dan eet je snel een pak calorieën, meestal het ongezondste eerst. Of er is ‘s avonds nog een vergadering en daarna nog een receptie. Het wordt meestal laat zonder dat je er veel erg in hebt. Mijn huisarts heeft mij de tien regeltjes voor een gezonde nachtrust aan de hand gedaan – waaronder niet te laat en te zwaar eten, geen alcohol na 20 uur, cafeïne met mate, lichaamsbeweging. Ik haal niet eens twee op tien.”
Om aan dat patroon iets te veranderen, is moeite vereist. “Moeite die ik niet altijd kan opbrengen. Tenslotte zit je in een soort spiraal waar je niet uitgeraakt. Elk weekend zeg ik tegen mijn vrouw dat ik wil afbouwen. Dat lukt soms, vooral in de vakantie. Maar het is zoals wanneer je een ongeval ziet op de autosnelweg. Je reed net tegen 150 per uur en dan zie je mensen dood of zwaargewond op straat liggen. De volgende tien kilometer rij je 110 per uur. Maar dan kijk je op je horloge en duw je het gaspedaal automatisch weer dieper in.”
Slapen kan je leren
De Mechelse psychiater Bart Leroy, verbonden aan het universitair centrum Sint Jozef in Kortenberg (KU Leuven), krijgt af en toe managers over de vloer. Volgens hem vallen ze uiteen in twee groepen. “Je hebt een klein deel dat wacht tot ze volledig gecrasht zijn. Zij komen letterlijk op handen en voeten binnen. Maar daarnaast heb je ook mensen die heel rationeel met hun gezondheid omgaan. Zij vragen snel een paar tips en slagen er meestal ook in om hun leven zo te reorganiseren dat de slaap opnieuw een belangrijke plaats krijgt. Hen zie ik zelden terug.”
Het grootste probleem ligt volgens Leroy in de houding die veel managers aannemen tegenover slaap. “Ze spreken erover alsof het iets is dat je kunt controleren. Nu weet ik dat de meesten van die mensen leven van controle en planning, maar slaap is nu net iets waar je pas klaar voor bent als je de wil om te controleren loslaat. Als ik ze uitleg hoe ze die overgang kunnen maken, krijgen de meesten hun probleem snel onder controle.”
De efficiëntste manier om dagelijks zonder problemen de slaap te vatten, is volgens Leroy het slaapritueel. “Ongeveer twintig minuten voor je naar bed gaat, zou je een reeks handelingen moeten verrichten die je elke dag herhaalt. Op die manier weet het lichaam dat de dag erop zit en maakt het zich klaar voor de slaap. Slapen is gedrag. Het kan perfect worden aangeleerd,” aldus Bart Leroy. En wie het slapen verleerd heeft, hoeft volgens de psychiater niet meteen te wanhopen. Slapeloosheid blijkt immers vaak een selffulfilling prophecy. “Zorg ervoor dat je nooit langer dan 20 minuten wakker ligt in je bed. Als het slapen dan niet lukt, stijgt je bloeddruk, versnelt je pols en verstrakt de spiertonus. Je begint automatisch te piekeren over wat de gevolgen zullen zijn van je slapeloosheid, met als gevolg meer adrenaline, een hogere bloeddruk, een snellere polsslag enzovoort. Uit je bed komen is de enige oplossing. Maak het je comfortabel, lees een beetje en wacht tot je weer slaperig wordt. Je gaat weer naar bed en lukt het na twintig minuten nog niet, kom er dan opnieuw uit en begin van vooraf aan. Het komt er vooral op aan om de vicieuze cirkel te doorbreken.”
Behalve het slaapritueel en de twintigminutenregel geeft Leroy nog een derde tip. “Zorg ervoor dat je geregeld een ‘lichaamsgerichte activiteit’ beoefent. Je hoeft daarom niet elke dag te gaan joggen of fitnessen. Ik ken heel wat managers die al baat hebben bij eenvoudige ademhalingsoefeningen, een paar stretchoefeningen of een infraroodlamp die de spieren stimuleert via stralingswarmte. Dat zijn dingen die geen tijd vragen en perfect op kantoor kunnen.”
Slaapproblemen wijzen meestal op andere aandoening
Bij slapeloosheid bestaat er zelden een rechte lijn tussen probleem en oplossing. Als een occasionele slechte nacht uitgroeit tot een langdurig slaapprobleem, wordt er gekeken naar een amalgaam van mogelijke oorzaken. Leef- en eetgewoonten horen daar zeker bij, maar ook werkdruk, stress, professionele of relatieproblemen. Het peilen naar de oorzaken is een moeilijke evenwichtsoefening. “We zien dat slaapproblemen vaak gelijktijdig optreden met andere kwalen, zoals een angststoornis, burn-out of depressie. Maar dat betekent niet dat er een causaal verband bestaat tussen de twee,” zegt professor Raymond Cluydts. De zogenaamd hoge comorbiditeit bij slaapproblemen is een van de voornaamste redenen waarom het onderzoek naar de oorzaken zo moeilijk verloopt. “Om aan te tonen waar een slaapprobleem precies vandaan komt, zou je de slaap moeten corrigeren en dan kijken welke aandoening er verdwijnt. Dat is echter een vraag die nog nooit is beantwoord.”
Volgens Cluydts staat het onderzoek naar depressie het verst in de zoektocht naar oorzakelijke verbanden. “We weten dat iemand met een onbehandeld slaapprobleem twee tot drie keer meer kans maakt om een depressie op te lopen. Vroeger werd slapeloosheid alleen gezien als een symptoom van depressie. Maar dat is dus zeker niet het geval.” Cluydts waarschuwt voor al te eenvoudige verklaringen, zoals die dat stress zou leiden tot slecht slapen. “Daarvoor bestaat er geen enkel wetenschappelijk bewijs. Met die op het eerste gezicht geloofwaardige correlaties is het altijd opletten.”
Bart Leroy treedt Cluydts volledig bij. Ook hij ziet in zijn praktijk een zeer hoge comorbiditeit bij zijn patiënten. “In totaal zijn er bijna tachtig slaapdiagnoses bekend. Meestal maskeert het slaapprobleem een andere aandoening. Van een manager die over zijn toeren is tot een alcoholverslaving of een seksueel probleem,” zegt Leroy. De psychiater beklemtoont dat een eendimensionale benadering van de slaap onmogelijk is. “Ik moet altijd lachen als ik weer eens een onderzoeker hoor zeggen dat hij het ‘gen voor de diepe slaap’ heeft gevonden. Het is de ultieme poging van de wetenschap om iets te vatten wat tot nog toe niet te vatten is. Slapen is het leven zelf. Het is een uiterst complex proces. Alleen om te ontwaken worden alle delen van de hersenen ingeschakeld. Het is ook opvallend dat in de zestien jaar dat ik me met slaaponderzoek bezighoud, nog geen revolutionaire doorbraak is gebeurd. Slaap blijft grotendeels een mysterie. En daar zal het genetisch onderzoek weinig aan veranderen.” Wouter De Broeck
Dit dossier kwam tot stand dankzij de steun die de Koning Boudewijnstichting heeft toegekend in het kader van het project ‘Mijn Bijzonder Brein’.
Wouter De Broeck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier