‘ALLES LIGT HIER OPEN’
Stéphane Denève, de nieuwe muzikaal directeur van Brussels Philharmonic, is op een missie: het publiek overtuigen dat hedendaagse muziek even spannend is als een symfonie van Beethoven.
” Veel mensen denken dat hedendaagse muziek heel intellectueel en moeilijk is, dat ze heel onaangenaam klinkt, dat ze niet zingt. Dat is een cliché dat ik uit de wereld wil helpen”, zegt Stéphane Denève (44). De nieuwe muzikaal directeur van Brussels Philharmonic zet op bijna elk concert een werk uit de eenentwintigste eeuw op het programma. Dat wil hij ook in Brussel doen. “In de jaren zestig en zeventig werd veel experimentele muziek gecomponeerd, dat klopt – al waren daar goede redenen voor. Muziekliefhebbers die van de symfonieën van Tsjaikovski houden, voelen daar niets voor. Ik begrijp dat. Je moet dat aanvaarden. Maar hedendaagse muziek is meer dan dat. Er zijn ook componisten – en er zijn er meer en meer – die het belangrijk vinden dat ze succes hebben bij het publiek, en die toegankelijke muziek schrijven die even ontroerend is en even goed in het gehoor ligt als het grote repertoire uit het verleden.”
Denève is een dirigent met adelbrieven. Hij leidde prestigieuze orkesten als het Koninklijk Concertgebouworkest in Amsterdam, het London Symphony Orchestra, The Philadelphia Orchestra en het Boston Symphony Orchestra, en werkte in operahuizen als La Scala in Milaan, het Royal Opera House Covent Garden in Londen, de Opéra National de Paris en De Munt. Zijn parcours als chef-dirigent van het Royal Scottish National Orchestra van 2005 tot 2012 werd internationaal opgemerkt. Denève combineert zijn functie als muzikaal directeur van Brussels Philharmonic voorlopig met dezelfde opdracht bij het Radio-Sinfonieorchester Stuttgart.
“Ik wil in Brussel drie zaken realiseren”, zegt hij. “Om te beginnen wil ik van Brussels Philharmonic een beter orkest maken. De muzikale kwaliteit is het belangrijkste, je moet altijd blijven vooruitgaan. Ik wil hier ook een groter publiek opbouwen. En ik wil ertoe bijdragen dat het symfonisch orkest met twee benen in de eenentwintigste eeuw staat, net zoals de andere kunstvormen. Na de Tweede Wereldoorlog lieten orkesten hedendaagse muziek links liggen. Dat was niet normaal. Wij gaan niet alleen het traditionele repertoire spelen, we zetten ook nieuwe stukken op het programma. Dat is ons grote project.”
Het publiek heeft misschien een vooroordeel tegen hedendaagse muziek, maar het feit blijft dat ze niet populair is. Gaat u de mensen niet afschrikken?
STÉPHANEDENÈVE. “Veel mensen gaan liever kijken naar een tentoonstelling van een hedendaagse kunstenaar dan naar een tentoonstelling van oude kunst. Waarom zou dat in de klassieke muziek ook niet kunnen? Van sommige nieuwe werken – maar ze zijn zeldzaam – denk ik dat ze het publiek echt kunnen aanspreken en dat ze kunnen uitgroeien tot nieuwe repertoirestukken. Ik wil die muziek delen met de concertbezoekers en hen zeggen: vertrouw ons, luister hiernaar, en als u eerlijk bent, vond u het een goed werk?
“Zo bracht ik op mijn eerste concert met Brussels Philharmonic muziek van Christopher Rouse en Guillaume Connesson. De mensen stelden zich open, ze waren verrast, ze hadden zin om die werken opnieuw te beluisteren. Ik ben geen missionaris die dingen wil opdringen waar niemand van kan houden. Ik breng die stukken omdat ik ze goed vind, omdat ik ze graag dirigeer, net zoals ik graag muziek van Beethoven, Tsjaikovski of Debussy speel. Punt.
“Maar de concertbezoekers hoeven niet bang te zijn. We spelen altijd een mengeling van traditioneel repertoire en één werk uit de eenentwintigste eeuw – muziek die is geschreven na 2000. We brengen nooit concerten met alleen hedendaagse muziek.”
Dit seizoen speelt u onder meer ook eenentwintigste-eeuwse composities van Jennifer Higdon, Lera Auerbach en Detlev Glanert. Dat zijn geen bekende namen bij het grote publiek.
DENÈVE. “Dat is een probleem. Als je aan bezoekers van klassieke concerten vraagt wie volgens hen de beste hedendaagse componist is, dan weten ze vaak niemand te noemen. Terwijl ze wel kunstenaars als Gerhard Richter, Jeff Koons of Damien Hirst kennen, en discussiëren over nieuwe films of nieuwe romans. Componisten moeten weer sterren worden, het publiek moet weer uitkijken naar een nieuw werk, het moet er weer over praten. Er is geen enkele reden waarom mensen niet even benieuwd kunnen zijn naar een nieuwe compositie van Guillaume Connesson of Christian Lindberg dan naar de zoveelste uitvoering van een symfonie van Beethoven.”
Slaagt u er gemakkelijk in orkesten ervan te overtuigen om werk van een hedendaagse componist op het programma te zetten?
DENÈVE. “Dat is niet overal gemakkelijk. Dan vecht ik voor dat stuk. Ik beloof dan dat het publiek ervan zal houden. Als de orkesten willen overleven, moeten ze hun repertoire vernieuwen. Ik weet dat je daarmee succes kunt hebben. In de zeven jaar dat ik muzikaal directeur van het Royal Scottish National Orchestra was, is de publieksopkomst met 40 procent gestegen. Het aantal abonnees verdrievoudigde in Edinburgh en verdubbelde in Glasgow. Dat had te maken met de avontuurlijke programmering – met nieuwe muziek. Er werden kunstenaars en acteurs betrokken bij concerten, het publiek werd anders ontvangen. Maar veel grote orkesten zijn beladen met een enorm verleden. Je moet rekening houden met die erfenis, je mag niets veranderen. Ze lijken wel een museum.”
Is Brussels Philharmonic anders?
DENÈVE. “Zeker. Ik trof hier de sfeer aan van een start-up. Het management zit helemaal op dezelfde lijn, ik word niet beperkt. Alles ligt hier open. Brussels Philharmonic is een van de weinige orkesten in Europa die de bakens helemaal kunnen verzetten. Brussel is het centrum van Europa. Het is een moderne, internationale stad waar enorm veel beweegt. Toch is er geen toporkest zoals in Berlijn, Wenen of Amsterdam. Brussels Philharmonic kan die leemte vullen. Het heeft een enorm potentieel. Het kan het coolste orkest van de eenentwintigste eeuw worden, dat zowel het repertoire van het verleden als dat van de toekomst speelt. Ik kijk ernaar uit om die weg samen met de musici af te leggen.”
Brussels Philharmonic profileert zich deels als een specialist in filmmuziek. U speelt dit seizoen in de Verenigde Staten werk van John Williams, die de muziek schreef voor de Star Wars-saga en voor de films van Steven Spielberg. Is er een verband met het eenentwintigste-eeuwse repertoire dat u wilt programmeren?
DENÈVE. “Ik hou van filmmuziek. De kwaliteit is het enige wat telt: er is goede en slechte muziek. In Duitsland hoor je nog vaak heel moeilijke atonale stukken. Als ik daar een werk op het repertoire wil zetten dat harmonieus klinkt, krijg ik te horen: ‘Maar dat is filmmuziek.’ Nee, dat klopt niet. Het is muziek die vaak een impressionistische inslag heeft en uitdrukking geeft aan een tijd die sterk op het visuele is gericht. Je kunt die gebruiken in een film, maar daarom is het geen filmmuziek. Je moet niet alles in vakjes stoppen.”
Wat wilt u in Brussel nog anders doen?
DENÈVE. “Ik wil het publiek welkom heten en kort toespreken voor een concert. Een dirigent staat met zijn rug naar de zaal. Maar voor ik me omdraai, heb ik zin om de mensen in de ogen te kijken en te zeggen: ik ben hier voor u. In de Verenigde Staten wordt dat enorm gewaardeerd. Je kunt je toch niet voorstellen dat een rockmuzikant zich tijdens een concert niet tot het publiek richt? Waarom zou dat voor klassieke musici anders moeten zijn? Ik speel niet voor een muur, ik maak muziek voor het publiek.”
WIM VER ELST, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA
“Brussels Philharmonic kan het coolste orkest van de eenentwintigste eeuw worden”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier