ALLES HEEFT EEN PRIJS

MINDER OVERHEID.

Regeringen spelen een steeds prominentere rol in exportpromotie. Waarom ? Omdat kleine bedrijven zich op hun eentje die exportinspanningen niet kunnen veroorloven, luidt een veel gehoorde verklaring. Maar ondanks alle moeite van bijvoorbeeld het Amerikaanse ministerie van Handel is het aantal kleine bedrijven dat exporteert maar matig toegenomen.

Een tweede verklaring : de anderen doen het ook. “Idealiter zouden regeringen zich helemaal niet mogen bezighouden met dit soort praktijken,” zegt Jeffrey Garten, ex-onderminister van Handel in de Verenigde Staten en nu decaan van de Yale School of Management. “Maar de markt is corrupt door die druk van andere regeringen. Dus wat doe je dan, aan de kant blijven en over Adam Smith orakelen, of het spel meespelen ?”

Nochtans is exportbevordering door de overheid principieel laakbaar. Alles heeft immers een prijs. De kopers van onze exportproducten laten zich niet in slaap wiegen door de vriendelijke praatjes van een minister.

Hoewel de meeste politici uit welvarende landen het er nu wel stilaan over eens zijn dat binnenlandse economische subsidies weinig zoden aan de dijk brengen, blijven ze bij hoog en laag beweren dat uitvoer een andere kwestie is. Waar al die uitvoerpromotie uiteindelijk op neerkomt, is dit : de belastingbetaler subsidieert exportbedrijven om bepaalde goederen te maken, en betaalt tegelijk buitenlanders om diezelfde goederen af te nemen. In de meeste gevallen worden de belastingbetalers daar alleen maar slechter van. En ook de economie van de exporterende landen : de subsidies versassen financiële middelen naar exportgerichte industrieën en daardoor is er minder geld beschikbaar voor bedrijven die zich alleen op de binnenlandse markt richten.

Maar is het niet onze uitvoer die bewijst hoe concurrentieel ons land wel is ? Neen, want export heeft niets magisch : de uitvoer van goederen dient uiteindelijk alleen maar om voor ingevoerde goederen te betalen. Kijk naar Frankrijk, een land met een jaarlijks handelsoverschot van 24 miljard dollar uitvoer zat dus. Maar datzelfde Frankrijk heeft ook werklozen zat en problemen te over en geen van die problemen komt met nog meer uitvoer ook maar één stap dichter bij een oplossing.

De ingewikkelder gevallen maar ze komen ook het vaakst voor en zijn bijzonder slinks zijn die van exportpromotie waaraan een niet-financieel prijskaartje vasthangt. China is hiervan een schoolvoorbeeld, maar het is slechts één land tussen tal van andere. Hoge ambtenaren, ministers, kanseliers, prinsen en presidenten lopen de deur van het Hemelse Rijk plat : ze schudden handjes, drinken rijstwijn, eten gelakte eend, ondertekenen exportcontracten dat het een lieve lust is. Maar dan, heel af en toe, doen de Chinese dictators stoute dingen. Ze maken een boel mensen af. Of ze gooien een hoop onderdanen in de nor. Of ze bezetten een koraaleilandje. De exportpromotoren vinden dan, luidop, dat het perfect mogelijk is om het buitenlands beleid van hun land helemaal los te zien van hun handelsmissies. De Chinezen weten wel beter en lachen in hun vuist. De westerse exportijver geeft hen een uitstekend drukkingsmiddel in handen.

The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content