ALLE GELUK VAN DE WERELD
Toen Alan Greenspan, voorzitter van de Amerikaanse centrale bank ( Fed), eind augustus de rente met 25 basispunten verhoogde, reageerden de financiële markten nog vrij rustig. Een verhoging met 25 basispunten was precies de stijging die de beleggers hadden verwacht.
REGEL VAN TAYLOR.
Waarom precies nu de rente werd verhoogd, is een ingewikkelde zaak – te ingewikkeld voor de gewone sterveling, vindt Alan Greenspan. Schommelingen in de interestvoet van de Fed zijn immers te verklaren vanuit een reactie van de centrale bank op twee factoren: inflatie en economische activiteit als geheel. De reactie van de interestvoet van de centrale bank op deze economische variabelen wordt vaak de regel van Taylor genoemd. Daarmee wordt verwezen naar John B. Taylor, economieprofessor aan Stanford University, die de idee zes jaar geleden introduceerde. Er werden tal van studies gewijd aan deze regel, gedeeltelijk in de vorm van beschrijvingen van het huidige monetaire beleid maar ook in de vorm van analyses van een gewenst beleid.
VOORSPELBAAR.
Vertrekkend van een variant op de regel van Taylor kwam ik onlangs tot de bevinding dat de interestvoet van de Amerikaanse centrale bank gedurende het Greenspan-tijdperk (van augustus 1987 tot nu) zich totnogtoe door drie factoren liet verklaren: de interestvoet reageert positief op inflatie (wijzigingen in de deflator van het bruto nationaal product), positief op de evolutie van het reële BNP tegenover de trend van de groei op lange termijn (momenteel ongeveer 2,5%) en negatief op het werkloosheidscijfer.
De blauwe lijn in de grafiek geeft de interestvoet van de centrale bank weer gedurende de Greenspan-periode. De rode lijn geeft de waarden weer die ik had berekend op basis van mijn model. We kunnen deze waarden zien als de bijstellingen die de Fed vooropstelt voor haar interestvoet. Zoals duidelijk te zien is in het diagram, vallen de berekende waarden nagenoeg samen met de eigenlijke interestvoeten.
In juni van dit jaar zat de interestvoet van 4,75% een volledig procent onder mijn berekende waarde. Dit verschil was gedeeltelijk toe te schrijven aan de interestverlagingen eind 1998 en ook doordat de sterke economie de ramingen deed stijgen van 5% aan het einde van 1998 tot 5,8% in juni 1999. Wellicht als reactie op deze kloof trok de Fed haar interestvoet in juni op tot 5% en kwam er eind augustus nog eens een verhoging met 25 basispunten. Om het verschil volledig weg te werken, zou de nationale bank haar interestvoet nog eens met 25 basispunten of een half procent moeten optrekken. De geschiedenis van het monetaire beleid van Greenspan leert ons dat deze stijging er zal komen, maar het is moeilijk te zeggen wanneer.
VOORZORGEN.
Aangezien de Amerikaanse centrale bank als voornaamste taak heeft de inflatie te stabiliseren en op een laag peil te houden, is het eigenlijk niet verwonderlijk dat zij de interestvoeten optrekt wanneer de inflatie stijgt. Het optrekken van de interestvoeten, louter en alleen omdat de economie het goed doet, is echter minder voor de hand liggend. De deflatie van het BNP bedraagt momenteel zo’n 1,5% per jaar. Moeten we ons echter aan een hogere inflatie verwachten omdat er een sterke economische groei is geweest en omdat er weinig werkloosheid is? Als dat zo is, kan de Fed maar beter haar voorzorgen nemen en de interestvoeten optrekken alvorens de inflatie stijgt.
Maar de feiten staven deze aanpak niet. Een sterkere economie (hoger BNP en minder werkloosheid) blijkt geen aanzienlijk grotere inflatie op te leveren. Greenspan zou dit onderdeel van zijn formule dus misschien beter afzwakken en de interestvoeten vooral optrekken als reactie op een stijging van de feitelijke inflatie.
PROFEET.
Een vreemd neveneffect van de huidige voorspoed is dat de voorzitter van de Fed is uitgegroeid tot een soort profeet: de mensen verwachten dat hij wijsheden verkondigt over zowat alle facetten van het economische leven. Hij wordt nu niet alleen als een expert aangezien op het gebied van het monetair beleid, maar ook op het vlak van technologische veranderingen, sociale zekerheid, fiscaal beleid en tal van andere zaken. Greenspan is echter niet meer of niet minder dan een bekwaam economist die de juiste klemtoon legde op prijsstabiliteit en bovendien het geluk had aan de macht te zijn op een moment waarop dit doel kon worden verwezenlijkt door middel van een eenvoudige interestregel. Er speelde een aantal factoren mee die een gunstige invloed hadden op het Amerikaanse monetaire beleid: de sterke technologische vooruitgang, de uitbreiding van de wereldmarkten en de wereldwijd verminderde inflatie.
Toen sportman Robin Yount onlangs werd opgenomen in de Hall of Fame, de Amerikaanse tempel van het baseball, zei hij dat hij Lou Gehrigs plaats had ingenomen als “de man met het meeste geluk ter wereld”. Volgens mij valt deze onderscheiding eigenlijk te beurt aan Alan Greenspan.
Robert J. Barro is economieprofessor aan de Harvard University en senior fellow van Hoover Institution.
Copyright: Business Week.
ROBERT J. BARRO
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier