AKTUALITEIT IS 60 JAAR OUD
VAN NU EN TOEN.
De geschiedenis herhaalt zich maar nooit op dezelfde wijze, zo luidt het gezegde. Laat ons hopen dat hier veel waarheid in schuilt want de parallellen tussen wat zich in de jaren dertig voordeed (cfr. het hoofdartikel) en de huidige ontwikkelingen mogen beangstigend genoemd worden.
Toen net zoals nu hapte de politieke klasse naar adem onder druk van een wurgende sfeer van scandalitis, d.w.z. publieke figuren die zwaar in opspraak raakten door misbruik van hun positie en/of ongeoorloofde persoonlijke verrijking. Vermits de wantoestanden in de jaren dertig zich vooral in de kontakten met de financiële wereld situeerden, was het woord banksters in de Van Zeeland-periode niet uit de lucht.
Een tweede parallel met de periode zestig jaar geleden betreft de werkloosheid. In de jaren dertig kwam uiteindelijk ruim één op drie werkbekwame Belgen zonder job te zitten. Volgens de officiële cijfers kijken we vandaag in België tegen een werkloosheidspercentage van 14 % aan, maar dat cijfer heeft helaas een slappe band met de realiteit. Rekent men zoals het hoort, dit is inclusief de oudere werklozen, de bruggepensioneerden en andere nepkategorieën, dan komt men ook nu akelig dicht bij een reëel werkloosheidspercentage van rond de 30 % (zie ook Trends van 14 en 28 november 1994). De toenmalige werkloosheid leidde tot een toename van de zichtbare armoede, de huidige tot een (onhoudbare) oploop van de staatsschuld.
Het derde onmiskenbare aanknopingspunt betreft het muntbeleid. Ook in de jaren dertig had iedereen steeds opnieuw de mond vol over de noodzaak aan en de absolute wenselijkheid van een harde munt. Het officiële standpunt luidde dat als deze beleidsoptie tot een aantasting van de konkurrentiepositie van de ondernemingen leidde, zij maar de nodige maatregelen tot korrektie dienden te nemen. In de sfeer van de toenmalige kompetitieve devaluaties kon men deze aanpak uiteraard niet blijven volhouden. Eind maart 1935 devalueerde de regering-Van Zeeland de frank met 28 %.
Het gevaar voor het harde muntbeleid dat we ook vandaag voeren, komt nu op de eerste plaats vanuit de hoek van de publieke financiën. Met name de zeer hoge overheidsschuld maakt dat we moeten leven met de konstante dreiging van een vlucht uit de frank. De bewering als zou de hoge mate van binnenlandse aanhouding van die schuldenberg een belangrijk verschil uitmaken, slaat nergens op.
Bovendien dreigt nu in Europa opnieuw het spookbeeld van de kompetitieve devaluaties. Tegenover de gulden en de Duitse mark de munten die wij krampachtig trachten te volgen bedraagt, sedert september 1992, het waardeverlies van de lire 35 %, van de peseta en de Zweedse kroon 30 % en van het pond sterling 20 procent. Deze muntdepreciaties geven aan de producenten uit de betrokken landen een deels kunstmatig kompetitief voordeel. Vooral in Frankrijk is de druk groot om voor kompensatie te zorgen via een lakser monetair beleid.
Het vierde parallellisme situeert zich bij de noodzaak aan strukturele hervormingen in de ekonomie, vooral wat betreft de samenstelling van het produktpakket. Toen wou men weg van de klassieke staal- en textielprodukten, nu zouden we ons veel meer moeten richten op de geavanceerde dienstverlening met alle bijbehorende infrastruktuur. Ondanks de campagne van Paul Van Zeeland zou het uiteindelijk tot in de jaren zestig duren vooraleer die grondige herstrukturering er kwam. Niet de overheid doch een golf van buitenlandse investeringen klaarde uiteindelijk de klus.
ÞATKÞJVOþ
JEAN-LUC DEHAENE Vier parallellen met de jaren dertig. Welk krisisplan is nodig om uit de problemen te geraken ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier