Afrekeningen en miskleunen

Waarom zetelt Cor Boonstra en niet “kroonprins” Pierre Everaert op de Philips-troon ? Marcel Metze drong door achter de coulissen van de concerntop.

Tevreden terugblikken op een glansrijke carrière is voor de Philips-presidenten van de afgelopen 20 jaar niet weggelegd. Nico Rodenburg (1977-1981) pakte de versnippering aan, maar moest vervroegd terugtreden, “gesloopt door oververmoeidheid en overmatig drankgebruik.” De herstructurering van Wisse Dekker (1982-1986) faalde. Cor van der Klugt (1986-1990) ontpopte zich als “een manische, hyperactieve man met een enorme talenkennis en een onbedwingbare neiging tot zowel charmeren als bruuskeren.” Hij snauwde medewerkers af, stuurde zondebokken de laan uit, verloor het zicht op de werkelijkheid en liet het concern achter met gigantische verliezen.

“En nu was daar nummer vier : Jan Timmer“, zo introduceert de Nederlandse onderzoeksjournalist Marcel Metze nog een gevallen ster in zijn meeslepende boek Let’s Make Things Better. Eerder al schreef hij de corporate biographyKortsluiting over de Nederlandse lampen- en apparatenoctopus. Nu breit hij een actueel vervolg aan zijn Philips-saga. Daarin spelen Timmer en diens al even karaktervolle en controversiële opvolger Cor Boonstra de hoofdrol. Maar ook enkele Belgische managementhelden worden gedetailleerd beschreven en al dan niet van hun voetstuk gekieperd.

BOURGONDISCHE BELG.

Lange tijd zag het ernaar uit dat Pierre Everaert het roer zou overnemen van Timmer. “Deze levendige en extraverte Belg met de Amerikaanse nationaliteit” was na overzeese successen Albert Heijn opgevolgd bij het Nederlandse detailhandelsconcern Ahold. Timmer zelf overtuigde de toen 53-jarige topmanager om zijn knusse stek bij Ahold in te ruilen voor een uitdaging bij Philips. Maar het binnenhalen van buitenstaanders in een onderneming bleek ook in dit geval niet zonder gevaar. Everaert gedroeg zich als een olifant in een porseleinkast, getuigt een anonieme bron. Hij sprak zeven talen, had een vliegbrevet en kon een gezelschap urenlang boeien. Maar hij wordt even goed een “creatieve chaoot” genoemd.

Zijn Bourgondische trekken choqueerden de Nederlandse bedrijfscultuur. Op de lunches van de raad van bestuur van Ahold plaatste hij een prima fles bourgogne naast de traditionele melkkan. Bij Philips had men minder moeite met Everaerts Bourgondische karakter. Hij werkte ook daar bikkelhard, stroomde over van energie, maar zijn niet altijd samenhangende ideeën botsten op onbegrip en weerstand. Hij preekte ook tevergeefs voor een grotere klantgerichtheid. ” I feel like I’m pissing in the Mississippi and the water isn’t getting any warmer“, liet hij zich eens ontvallen tegenover vertrouwelingen.

Toen duidelijk werd dat Everaert niet de opvolger zou worden, liet Timmer hem meteen weten dat hij weg moest. Metze noemt het afscheid kil. “Sindsdien wordt hij min of meer doodgezwegen. Als in gesprekken zijn naam valt, ontstaat er een zekere gêne of misschien schuldbewustzijn.” Zijn positieve inbreng moet men “afleiden uit berichten in kranten, in interviews wordt er nauwelijks over gerept.”

SUPER CLUB.

Heel even mengde ook André Leysen zich in het Philips-gewoel. Als vice-voorzitter van de raad van commissarissen maakte hij enkele vreemde manoeuvres, die hem het voorzitterschap hadden kunnen opleveren. Zo interpreteerde Wisse Dekker het althans in diens vorig jaar verschenen autobiografie. Maar Metze vindt ook getuigenissen die Leysens interventies onbaatzuchtig noemen. Volgens president-commissaris Maljers weigerde Leysen het voorzitterschap zelfs “zeer categorisch” om persoonlijke redenen.

Uiteraard wordt ook de dure Super Club-klucht ten tonele gevoerd. Metze schetst de achtergrond van de aanvankelijk opperbeste relatie tussen Timmer en Maurits De Prins. Deze en andere faliekante kwesties zeggen veel over Timmer, vindt Metze. “Als die viel voor het enthousiasme, de charme en de visie van échte ondernemers, was blijkbaar niemand in staat hem af te remmen. Liefde maakt blind.”

Anders dan in vele andere episoden, waar Metze tot diep onder de oppervlakte naar de waarheid spit, maakt hij er zich hier wel makkelijk vanaf. Dat neemt niet weg dat hij de mogelijke janusrol van Philips-man Jaap van Weezendonk stevig belicht. Hij speelde de scharnier tussen Timmer en De Prins en zette de Super Club-stichter finaal voor de keuze tussen een faillissement of een overdracht van de controle aan Philips. De Prins vond dit een regelrechte coup, waar Van Weezendonk doelbewust op had aangestuurd. Begin 1992 vloog de Philips-man er echter zelf uit toen de beschuldiging opdook dat hij nog tijdens zijn periode van commissaris gratis aandelen van Maurits De Prins had ontvangen. “Die zou hij bij de coup van Philips voor flink geld van de hand hebben gedaan, zonder dat het concern wist dat hij de eigenaar ervan was.”

LUC DE DECKER

Marcel Metze, Let’s Make Things Better. Sun, 252 blz., 790 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content