309 procent is geschiedenis

Luc Maes Luc Maes, voorzitter van de Fiscale Hogeschool en docent fiscaal recht aan UAntwerpen en KU Leuven

Iedere onderneming moet de fiscale administratie informeren over de lonen die ze betaalt aan haar personeel. Dat gebeurt via de individuele fiches die ze in principe jaarlijks, tegen het eind van februari moet indienen. Op dezelfde manier moet een vennootschap bekendmaken welke bezoldigingen ze geeft aan de raad van bestuur en de zaakvoerders. Tegen eind juni moet een onderneming de fiscus ook inlichten over de erelonen en andere vergoedingen die zij het vorige jaar heeft betaald aan bijvoorbeeld advocaten, notarissen en andere raadgevers. Hierop bestaan wel enkele uitzonderingen.

De rapporteringsverplichting geldt niet alleen voor betalingen in geld, maar ook voor de verstrekte voordelen in natura. Als een vennootschap deze verplichting niet respecteert, dan riskeert zij een bijzondere belasting op het betaalde bedrag of toegekende voordeel. Tot voor kort bedroeg deze bijzondere belasting 300 procent, en na toevoeging van de zogenaamde crisisbijdrage zelfs 309 procent. De vennootschap kon aan deze monsterbelasting alleen ontsnappen als de verkrijger van de vergoeding of van het voordeel daarop nog belast kon worden. Dat kon gebeuren omdat de verkrijger er persoonlijk spontaan aangifte van had gedaan, of omdat de verkrijger na een controle zich bereid had verklaard om daarop belast te worden. Onder de vorige minister van Financiën kregen de fiscale ambtenaren bovendien de instructie om de monsterbelasting achterwege te laten als de verkrijger van de betalingen of de voordelen bekend was en daarop nog belast kon worden (met of zonder diens akkoord).

De nieuwe regering heeft de monsterbelasting grondig aangepast. Het superhoge tarief van 309 procent werd vervangen door een van 103 procent. Er komt ook geen bijzondere belasting als blijkt dat de verkrijger de vergoeding of het voordeel spontaan heeft opgenomen in zijn aangifte, of als de verkrijger “op ondubbelzinnige wijze” geïdentificeerd wordt. Voor die identificatie geeft de wet een termijn van 2,5 jaar (vanaf het jaar dat volgt op de verkrijging van de vergoeding of het voordeel). Noteer dat de wet alleen als voorwaarde stelt dat de verkrijger binnen de gestelde termijn “geïdentificeerd wordt”. Wie voor die identificatie moet zorgen, is wettelijk niet geregeld. Als de naam van de verkrijger pas later bekend wordt, moet de vennootschap de bijzondere belasting betalen. Maar die wordt beperkt tot 51,5 procent als blijkt dat de verkrijger een handelsvennootschap of andere rechtspersoon is.

Omdat de nieuwe regering de 309 procent zo snel mogelijk weg wilde, besliste ze dat de nieuwe regeling onmiddellijk van toepassing werd op alle hangende beslissingen. Dat is goed nieuws voor de vennootschappen die tegen de monsterbelasting een bezwaarschrift hadden ingediend waarover op 29 december 2014 nog geen beslissing was gevallen. En ook voor diegene die tegen een negatieve beslissing over hun bezwaar naar de rechtbank zijn gestapt. Zij kunnen er minstens op rekenen dat de bijkomende belasting hooguit 103 procent bedraagt.

Dat de rechters al gebruikmaken van de nieuwe regelgeving op hangende geschillen, blijkt uit een arrest van het Gentse hof van beroep van 28 februari 2015. Het fiscaal dossier gaat over de boekjaren 2007 en 2008. Een gedelegeerd bestuurder beschikte toen renteloos over geldmiddelen van de vennootschap. Het bedrag stond in de boekhouding op de lopende rekening van de bestuurder. Dat de bestuurder geen rente betaalde, impliceert dat hij een belastbaar voordeel had. De vennootschap had de waarde van dat voordeel moeten vermelden op de loonfiche. Omdat zij dat niet had gedaan, kreeg zij de bijzondere aanslag van 309 procent opgelegd. Het hof van beroep stelt dat de fiscale administratie op grond van de boekhoudkundige gegevens op de hoogte was van het voordeel, en bovendien wist wie de verkrijger was. Hij was dus geïdentificeerd binnen de termijn die de nieuwe wet voorschrijft. Met de nieuwste wetgeving in de hand besluit het hof dan ook dat de vennootschap op het toegekende voordeel geen bijzondere belasting verschuldigd is. Ook al is over het voordeel niet gerapporteerd en werd het niet opgenomen in de belastingaangifte van de verkrijger. Wellicht blijft deze beslissing geen alleenstaand feit.

De auteur is voorzitter van de Fiscale Hogeschool en doceert fiscaal recht aan KU Leuven en UA.

LUC MAES

Het Gentse hof van beroep gebruikt de nieuwe regeling al voor hangende geschillen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content