12 films die de modetrends hebben bepaald
In Cannes weten ze het beter dan waar ook: veel films hebben de modetrends van hun tijd bepaald. Wat zijn de quintessentiële modefilms van de jongste vijftig jaar? Een overzicht van Grace Kelly (To Catch a Thief) tot Keanu Reeves (The Matrix).
In een witte stretchlimo over de Croisette glijden. Onder het licht van de schijnwerpers de trappen van het Festivalpaleis bestijgen. Blinkends van Chopard, Cartier en Chaumet en ontwerpen van Giorgio Armani, Dolce & Gabbana en John Galliano… Neen, noem het Festival van Cannes niet zomaar een filmfestival. Cannes is dezer dagen weer een fabelachtig modedefilé.
Alle grote ontwerpers – en hun enorme pr-machine – zijn in Cannes op de rode loper vertegenwoordigd. Trouwens, ook op de set van heel wat films zijn ontwerpers prominent aanwezig. Film en mode – misschien wel de twee belangrijkste spiegels voor een contemporaine cultuur – hebben altijd al met elkaar geflirt. Geen wonder dat sommige filmoutfits je bijna een iconische reflectie bieden op de tijd waarin ze werden gemaakt, van de naïeve Bloomingdale-glamour in de fifties-komedies met Doris Day tot het zwartlederen zen-stilisme van Tom Cruise in de recente Mission: Impossible-franchise. Een dozijn quintessentiële mode-films.
To Catch a Thief (Alfred Hitchcock, 1955)
‘To Catch a Thief’ was een sublieme showcase voor het designtalent van Edith Head, met als paradepaardje de goudkleurige lamé en perfect gesneden baljurk waarmee Grace Kelly, tussen het roven en stelen van juwelen door, Cary Grant wist te verleiden. In de jaren vijftig, toen de mode-industrie nog in haar kinderschoenen stond, was Head – die ook andere Paramount-sterren als Carole Lombard, Olivia de Havilland, Audrey Hepburn en Bette Davis kleedde – dan ook zowat de belangrijkste modeontwerpster ter wereld. Wat zij de sterren aanmat, lag de maanden erop in zowat elke chique boetiek.
Rebel Without a Cause (Nicholas Ray, 1955)
Regisseur Nicholas Ray en costumier Moss Mabry tekenden voor de alternatieve tegencultuur in dit drama over een tiener die geen compromissen met de goegemeente wil sluiten. James Dean werd met deze film de ultieme mode-icoon van de jaren vijftig, zijn rijzige voorhoofd in diepe rimpels getrokken en met brillantine achterover gestreken haren. De outfit van Mabry werd dé uitgaanskledij voor de zelfbewuste tiener anno 1955: een opgestroopte jeansbroek, een wit katoenen T-shirt, een leren sportjekker en een spotzieke nonchalance ten aanzien van gevestigde normen en waarden. Toen Dean een jaar later verongelukte, droegen miljoenen tieners over de hele wereld zijn outfit als dwarse hommage.
La Dolce Vita (Federico Fellini, 1960)
Het effect van de zelfbewust sobere zwartwitkledij van Marcello Mastroianni en Anita Ekberg in de zedenschets ‘La Dolce Vita’ kan nauwelijks worden overschat. Tenslotte lag ze aan de basis van de Europese, minimale chic, die later heel wat inspiratie bood aan Giorgio Armani, Gianni Versace, Paco Rabanne en Yves Saint Laurent. Zelfs nu nog grijpen ontwerpers voor een vleugje retro en nostalgie gretig terug naar de reptielachtige zonnebrillen, de gecentreerde maatpakken en de kortbemeten broeken uit velours, of de nauwsluitende en rigide afgezoomde jurken die van Piero Gherardi de meest invloedrijke modeontwerper maken waarvan niemand ooit heeft gehoord.
Breakfast at Tiffany’s (Blake Edwards, 1964)
Een dartel liefdesverhaal over Holly Golightly, uitgebeeld door de ravissante Audrey Hepburn, die zonder twijfel dé modeprinses van de vroege jaren zestig is. Alles baadt in sentimentele stijl: de beroemde bijenkorfkapsels van Hepburn, de prachtige jurken van Hubert de Givenchy, de juwelen uit de beroemde New Yorkse juwelenzaak Tiffany’s en de melancholieke tonen van Henri Mancini‘s ‘Moon River’. Discrete klasse gekoppeld aan deftig sex-appeal.
Blow-up (Michelangelo Antonioni, 1966)
Michelangelo Antonioni duikt het swingende, seksueel geëmancipeerde Londen in van Twiggy, Pink Floyd en Richard Hamilton. Blow-up celebreert Londen als de toonaangevende en heerlijk arrogante modestad anno 1966. Het credo voor de dames, zoals uitgetekend door modeontwerpster en costumière Jocelyn Rickards, die later ook James Bond zou kleden: minirok, zware mascara, valse wimpers, paardenstaart en latexlaarzen. Het credo voor de heren: lang haar, ribbelbroek met brede pijpen en opengeknoopt poloshirt. Machismo en feminisme gaan in de ‘coolste’ aller sixtiesfilms hand in hand.
Barbarella (Roger Vadim, 1968)
Qua impact op de straatmode gelukkig niet meer dan een geestig curiosum, deze sciencefictionkitsch van Roger Vadim, die een appetijtelijke Jane Fonda naar de 41ste eeuw flikkert in sexy korsetten, lederen laarzen en puntige beha’s. Toch heeft deze luchtledige sekskomedie haar effect niet gemist. Dankzij de blitse, extraverte ontwerpen van Paco Rabanne opende ze de weg naar de hegemonie van de ongebreidelde fantasie op de catwalk en in de haute couture. Kortom: geen Gaultier, Galliano of Westwood zonder ‘Barbarella’.
Saturday Night Fever (John Badham, 1977)
Er bleef in de jaren zeventig niet veel over van de vrijheden die door de hippiegeneratie werden gepropageerd. John Badham registreert dit ideologische failliet in deze matige maar hyperpopulaire dansfilm over het grootstedelijke tribalisme dat onder de noemer disco wordt geveegd. John Travolta trekt een van de meest legendarische kostuums uit de filmgeschiedenis aan: het witte pak met brede pijpen, nauwsluitende schouders en brede revers, geaccentueerd door prominente bakkebaarden en een dos borsthaar. Gestileerde leegte met een funky, zweterig cachet, resulterend in een nooit geziene modehype.
American Gigolo (Paul Schrader, 1980)
Topmannequin en Vogue-covermodel Lauren Hutton huurt de seksuele diensten in van Richard Gere in ‘American Gigolo’. De Italiaanse modekoning Giorgio Armani toog op vraag van regisseur Paul Schrader een eerste keer naar Hollywood en ontwierp er de contemporain ogende kostuums die het modebeeld voor de komende seizoenen zouden bepalen: nauw zittende colberts met lange, fijne revers en één of twee knopen, dassen tot over de blinkende broeksriem en wapperende pliébroeken. Het commerciële modesucces zorgde ervoor dat Armani nog verschillende keren werd teruggevraagd en legde de basis voor de latere structurele samenwerking tussen modegiganten en Hollywood-producenten.
The Breakfast Club (John Hughes, 1985)
Hoe dicht het modebeeld van de jaren tachtig neigt naar ridicule, bontkleurige en vooral erg ruim zittende kitsch, ontdek je onder meer in ‘The Breakfast Club’ van John Hughes. Het archetype van de snob?
Ruim zittende wollen kabeltruien, flinterdunne dassen, geruite hemdjes en witte sokken voor de heren; hoog opgetoupeerde kapsels, bretellen, bloezen met akelig brede epauletten en katoenen broeken voor de dames, in een straatmodetijdperk gedicteerd door de catalogen van Burlington, Millet en Chipie.
Basic Instinct (Paul Verhoeven, 1992)
Het pocherige materialisme van de jaren tachtig verglijdt in de ijzige psychothriller ‘Basic Instinct’ tot onderkoelde, franjeloze en nihilistische chic. Mode wordt een pose van afstandelijk opportunisme ten top gedreven in de Hermès-sjaal, die hier zowaar als moordwapen fungeert. Costumière Ellen Mirojnick heeft een palmares dat reikt van ‘Fatal Attraction’ tot ‘Face/Off’. Het icoon: de zakelijke machofeministe ( Sharon Stone) met in de gel gegooid kort haar, naaldhakken, crèmekleurige minirok en strak topje, die strategisch haar benen kruist. De meest teruggespoelde scène van de voorbije twintig jaar.
The Fifth Element (Luc Besson, 1997)
Een lachbreuk van een sciencefictionparabel, maar beslist de moeite waard vanwege de fleurige, eclectische en humoristische kostuums, getekend Jean-Paul Gaultier. Deze film was indertijd dan ook de duurste die ooit buiten Tinseltown werd opgenomen, aangevoerd door Calvin Klein– en L’Oréal-gezicht Milla Jovovich. Wat filmkostuums betreft, was Gaultier overigens niet aan zijn proefstuk toe. Hij ontwierp eerder al kleren voor collega-beeldenstormer Peter Greenaway en voor Madonna‘s ‘Truth or Dare’. U weet wel, die film met de zwiepende nepstaart en de pollepelbeha.
The Matrix (Larry & Andy Wachovsky, 1999)
Zwart rubber, leder en latex zetten de toon voor het door Prada bestierde modebeeld van de 21ste eeuw, een uitgepuurd stilisme dat koele technologie incorporeert, maar wordt afgewisseld met los zittende truien in aardse kleuren (vooral groen, oker en bruin) en organische materialen zoals wol en katoen. Kortom: een symbiose tussen mens en machine, vervat in rigide silhouetten die welhaast uit bits en bytes lijken opgetrokken. En uit coole zonnebrillen van Gucci natuurlijk. Dave Mestdach
Dave Mestdach
Het zwarte rubber, leder en latex uit ‘The Matrix’ zetten de toon voor het door Prada bestierde modebeeld van de 21ste eeuw.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier