Hoe de vakbonden hun machtsbasis voelen wegglijden

VAKBONDEN De verzelfstandiging in de retail dreigt hen leden te kosten. © ID/ Wouter Van Vooren
Alain Mouton

De vakbonden lijken aan de vooravond van 1 mei in een oncomfortabele positie te zitten. De verzelfstandiging van de Delhaize-winkels onttrekt 9.000 werknemers aan hun directe invloed. En het dalende aantal werklozen brengt hen als betalers van de uitkeringen in de problemen.

Begin maart kondigde de retailgroep Delhaize aan dat het 128 winkels die het nog in eigen beheer heeft, wil overlaten aan zelfstandigen. De vakbonden reageerden woedend en het sociaal conflict sleept nog altijd aan. Vorige week kondigde Colruyt een herstructurering aan bij de speelgoedwinkels DreamLand en de babywinkels Dreambaby. Daar is de sfeer minder grimmig. Nochtans staan er collectieve ontslagen gepland, terwijl het bij Delhaize gewoon om de overdracht naar een andere bedrijfsstructuur gaat, zonder afvloeiingen.

“Waarom de vakbonden zo boos zijn op Delhaize? Omdat ze straks geen macht meer hebben over de 9.000 werknemers die in de zelfstandige winkels zonder ondernemingsraad zullen werken”, zegt een oudgediende van het sociaal overleg. “Als Delhaize had gekozen voor een klassieke herstructurering met mogelijke afvloeiingen, waren de vakbonden langer aan zet gebleven. Dan moeten volgens de wet-Renault onderhandelingen worden opgestart over een collectief ontslag, waarbij de vakbonden druk kunnen zetten om bijvoorbeeld een aantal werknemers op SWT te sturen (het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, het vroegere brugpensioen, nvdr). Of om interessante ontslagvergoedingen af te dwingen.”

Minder werklozen betekent minder werk voor de diensten bij de vakbonden en ook minder inkomsten.

‘Pionnetjes op schaakbord’

Heeft het Nederlandse Ahold Delhaize een bres geslagen in het machtsbastion dat de Belgische vakbonden zijn? Dat is misschien wat kort door de bocht. Delhaize is slechts één case, valt te horen bij de vakbonden. “Bij DreamLand wordt gekozen voor de aanpak die we hier gewoon zijn”, zegt Miranda Ulens, algemeen secretaris van de socialistische vakbond ABVV. “De moedermaatschappij Colruyt is ook Belgisch. Het worden lastige besprekingen, maar de wet-Renault wordt gevolgd en er wordt gesproken met de werknemersvertegenwoordigers. Dat zal wel eens conflictueus verlopen, maar uiteindelijk raak je eruit. Bij Delhaize is geen voorafgaandelijke collectief sociaal overleg geweest. De directie heeft een bedrijfs-cao eenzijdig opgezegd. Dat is al vrij uniek voor het Belgische sociale model. Daarmee zet je 9.000 mensen voor een voldongen feit. Werknemers worden beschouwd als pionnetjes op een schaakbord. Vandaar de heftige reactie van het gemeenschappelijk vakbondsfront. Vergeet niet dat de vakbonden al tien uur samen hebben gezeten met de sociale bemiddelaar en de directie. De directie heeft geen enkele opening gemaakt.”

© National

Ulens wijst erop dat de banksector in België een vergelijkbare operatie heeft doorgevoerd, met de franchisering van de kantoren. “Dat heeft niet geleid tot een conflict, hoewel er ook afvloeiingen waren. Maar de banken hebben toen de regels van het sociaal overleg gerespecteerd. Maar ik zie dat ING in Nederland dezelfde methode toepast als bij Delhaize. De verzelfstandiging van de kantoren gebeurt zonder overleg. De bedrijfstop schuift de risico’s af naar de zelfstandigen, het personeel en het cliënteel.”

Iedereen valt onder een cao

De Vlaamse nummer één van het ABVV nuanceert ook de stelling dat werknemers die overgaan naar kleine bedrijven zonder syndicale delegatie of ondernemingsraad verloren zijn voor de vakbond: “Toen ik nog vakbondssecretaris was in de financiële sector, was hier een klein Duits verzekeringsbedrijf actief. Ondanks winstcijfers werden de activiteiten in België stopgezet en verloren 35 mensen hun baan. Zonder sociaal overleg, want er was geen werknemersvertegenwoordiging. Maar wij hebben druk gezet en toch een sociaal plan kunnen afdwingen. Ook de werknemers die geen lid waren van de vakbond, waren daar blij om. De vakbonden kunnen hun invloed meer gebruiken dan je denkt. Persoonlijk zou ik de drempels voor een werknemersvertegenwoordiging verlagen. Ik ben trouwens voorstander van een sociaal overleg op het terrein, met mensen die de werkvloer kennen vooraleer er professionals als de vakbondssecretarissen op het toneel moeten verschijnen.”

Volgens Ulens blijven de vakbonden cruciale sociaaleconomische actoren met veel invloed. Dat is het gevolg van een specifieke Belgische regeling. Collectieve arbeidsovereenkomsten worden in ons land algemeen bindend verklaard: ze gelden met andere woorden voor zowat alle werknemers in een sector. Het maakt dat de dekkingsgraad van de cao’s uitzonderlijk hoog is in België, meer dan 90 procent. In Nederland is dat geen 80 procent en in Duitsland goed 50 procent. Die situatie geeft de vakbonden een erkende legitimiteit. Een hogere dekking voor collectieve onderhandelingen leidt automatisch tot een lager percentage laagbetaalde banen, want de sectorale minimumlonen liggen in België gemakkelijk 20 procent hoger dan het wettelijk minimumloon. De vakbonden pakken daar graag mee uit (zie grafiek Hoge dekkingsgraad Belgische cao’s zorgt voor relatief weinig lage lonen).

Zelfs al boeken sectoren en bedrijven mooie winsten: nul procent loonmarge blijft nul procent. Daarmee neem je de kernactiviteit van de vakbonden weg’ Miranda Ulens, ABVV

Kernactiviteit is weg

Ondanks de spanningen tussen vakbonden en werkgevers slagen de sociale partners er nog altijd in sociale akkoorden te bereiken in de Nationale Arbeidsraad, onlangs nog over een aantal eindeloopbaanregelingen. Dat is anders in het loonoverleg, waar de sociale partners nu al jaren diametraal tegenover elkaar staan. Hier zitten de vakbonden in het defensief. Ondanks betogingen en acties slagen ze er niet of amper in om tijdens het tweejaarlijks interprofessioneel overleg extra loonsverhogingen binnen te halen.

“Dat komt door de strenge loonnormwet van de vorige regering”, stelt Miranda Ulens vast. “Iets wat decennialang hét sluitstuk van de sociale onderhandelingen is geweest, is in een wettelijk carcan geduwd, waardoor er naast de indexering geen ruimte meer is voor loonoverleg tussen vakbonden en werkgevers. Zelfs al boeken bepaalde sectoren en bedrijven mooie winsten: nul procent loonmarge blijft nul procent. Daarmee neem je de kernactiviteit van de vakbonden weg.”

Hier moeten de vakbonden dus inbinden, en volgens Ulens is dat een gevolg van de liberale keuzes op Europees niveau die de lidstaten moeten volgen. Dat bedrijven nog wel winstpremies en collectieve bonussen kunnen toekennen, maakt op de algemeen secretaris van het ABVV weinig indruk: “De verhouding tussen arbeid en kapitaal is scheefgegroeid. De jongste 25 jaar is de winst of dat deel van de welvaartskoek dat terugvloeit naar de werknemers via lonen gedaald van 65 naar minder dan 60 procent. Het aandeel van kapitaal als procent van de toegevoegde waarde is daarentegen gestegen van 35 naar 45 procent. De winsten gaan almaar meer naar de aandeelhouders.”

Aantal leden blijft stabiel

De vakbonden trekken zich dan weer op aan de vaststelling dat hun ledenbestand stabiel blijft. Dat is opvallend omdat steeds meer Belgen werken in kmo’s waar geen ondernemingsraad of vakbondsvertegenwoordiging is. Ulens: “Ook in bedrijven zonder delegatie rekenen de werknemers op de vakbonden om hun rechten te verdedigen, zo eenvoudig is het. Neem de covidperiode: toen hebben de vakbonden een belangrijke rol gespeeld om ervoor te zorgen dat wie toch op de werkvloer moest zijn, dat in veilige en gezonde omstandigheden kon doen. Werknemers zien dat en zijn de vakbond daar dankbaar voor.”

Het totale aantal leden is één zaak, even belangrijk is de mate waarin ACV, ABVV en ACLVB de werknemers daadwerkelijk vertegenwoordigen. Kortom, hoeveel van de werkende Belgen zijn lid van de vakbond? In Europees perspectief scoort België relatief hoog. Bijna 50 procent van de werknemers is hier lid van een vakbond. Enkel in de Scandinavische landen ligt dat percentage hoger. In Duitsland en Nederland is het niet eens 20 procent (zie grafiek België heeft relatief hoge syndicalisatiegraad). De socialistische vakbond ABVV en het christelijke ACV tellen elk zo’n 1,5 miljoen leden, de liberale ACLVB 300.000. Die cijfers waren jarenlang vrij stabiel, al daalde het ledenaantal van de twee grootste vakbonden in de periode 2014-2016 met 100.000 of 2,5 procent. Maar dat kleine verlies werd in het coronajaar 2020 goedgemaakt. In de verschillende lockdowns moesten heel wat werknemers op tijdelijke werkloosheid en kregen ze dus een uitkering. Dat is een taak van de vakbonden, die zo nieuwe leden konden lokken.

Miranda Ulens, ABVV
Miranda Ulens, ABVV © National

Minder werklozen

Meteen zitten we bij een thema waarvoor de vakbonden regelmatig onder vuur liggen, zeker van politici ter rechterzijde: de syndicale organisaties zijn de belangrijkste instellingen voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. 86 procent daarvan wordt door hun diensten uitbetaald, de overige 14 procent loopt via de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen, een overheidsinstantie. De vakbonden krijgen voor het vervullen van die taak per werkloze een vergoeding van de overheid, en daar nijpt nu het schoentje.

Het aantal werklozen daalt al jaren. In 2006 telde België nog 480.000 uitkeringsgerechtigd volledig werklozen, in 2016 waren er 395.000 en begin dit jaar 303.000. Minder werklozen betekent minder werk voor de diensten bij de vakbonden en ook minder inkomsten. Een aantal afdelingen heeft daarom al medewerkers moeten ontslaan. Onder meer de FGTB-afdeling van Luik-Hoei-Borgworm voerde een collectief ontslag door. 34 mensen, of 25 procent van het personeelsbestand, verliezen hun baan. De federale regering maakt de komende twee jaar 20 miljoen euro vrij voor de vakbonden, om het verlies aan inkomsten door het dalende aantal werklozen te compenseren.

Is werkloosheid een winstpost?

Politici van vooral de N-VA, maar ook MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez, pleiten er daarom voor om de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen te herzien en die desnoods volledig door een overheidsinstantie te laten gebeuren. Ze opperen ook dat het de vakbonden eigenlijk goed zou uitkomen als er meer werklozen zijn. “Elke werkloze levert de vakbonden geld op”, zegt Bouchez. Veel Belgen zouden alleen maar lid van een vakbond zijn omdat ze bij werkloosheid zeker zijn dat de uitkering snel op hun rekening komt.

Komt dat businessmodel van de vakbonden onder druk? “Waarom denkt u dat er bij ons herstructureringen waren? Omdat onze middelen al lang ondermaats zijn”, benadrukt Miranda Ulens. De vakbonden weerleggen de kritiek, met de cijfers in de hand. Ten eerste ligt de vergoeding die de vakbonden van de overheid krijgen (25 euro per geval) lager dan het bedrag dat de Hulpkas budgetteert per dossier (46 euro). Kortom, de vakbonden doen het werk goedkoper. Dat heeft vooral te maken met hun schaalvoordelen. Alle dossiers door de duurdere Hulpkas laten afhandelen, zou de overheid jaarlijks 130 miljoen euro extra kosten.

Bovendien bedraagt de reële kostprijs per dossier voor de vakbonden eigenlijk 28 euro. Volgens het ABVV brengt een werkloze dus geen geld op voor de vakbond, maar kost die integendeel 3 tot 4 euro. “De 20 miljoen van de regering is ook niet genoeg om de nettokosten te dekken, maar een gegeven paard kijk je niet in de bek”, zegt Ulens.

Maar de vakbonden innen toch ook lidgelden bij de werklozen, iets wat de Hulpkas niet zou doen, mocht die alle dossiers behandelen? Ook dat argument houdt volgens de syndicale organisaties geen steek. Want een werkloze betaalt 11 euro lidgeld per maand bij het ABVV, terwijl een werkende Belg 16 tot 17 euro neertelt. “Het blijft voor ons interessanter om werkende leden te hebben”, luidt het bij de socialistische vakbond.

50 procent van de werkende Belgen is lid van een vakbond.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content