Waar het misliep met de kinderbijslag
Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) veroorzaakte veel commotie door een onjuist verhaal te verspreiden over asielzoekers die met retroactieve kinderbijslag een huis konden kopen. Jambon raakte evenwel een gevoelige snaar.
Op pagina 10 van het Vlaamse regeerakkoord staat: “Asielzoekers krijgen bij erkenning geen retroactieve kinderbijslag meer.” De coalitiepartners van de regering-Jambon waren het er dus – al voor deze hetze – over eens dat er een probleem was met de retroactiviteit voor erkende vluchtelingen. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op bed, bad en brood. Waarom moeten ze dan nog met terugwerkende kracht een compensatie in de opvoedingskosten van hun kinderen krijgen? En hoe sloop een terugwerkende kracht van vijf jaar voor betalingen van de kinderbijslag in het systeem?
Zeg niet kinderbijslag, maar groeipakket
Het werd hier en daar geschreven, maar de bewering dat de vorige Vlaamse regering de terugwerkende kracht voor de kinderbijslag heeft verlengd, klopt niet. In de oude federale kinderbijslag waren er twee verjaringstermijnen. “Een termijn van vijf jaar in de algemene kinderbijslagwet en een termijn van één jaar in de gewaarborgde gezinsbijslag”, zegt Steffen Roosbroeck, de woordvoerder van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezin, Volksgezondheid en Armoedebestrijding, Wouter Beke (CD&V). “De verjaringstermijn van het algemene stelsel is overgenomen voor het Vlaamse groeipakket.”
Klinkt logisch, want de gewaarborgde gezinsbijslag is het zogenaamde reststelsel of het vangnet voor kinderen van ouders die – kort door de bocht – niet werken, geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering of een andere uitkering voor pensioen, langdurige ziekte of invaliditeit.
Het uitgangspunt van het groeipakket verschilt grondig van dat van de oude federale kinderbijslag. “Onder de algemene kinderbijslagwet moest er een link zijn met het socio-professionele statuut van de ouders. De ouders moesten dus werken. Onder het groeipakket is de betaling een recht van het kind, losgekoppeld van het socio-professionele statuut van ouders.”
Waarom de band tussen werken en kinderbijslag werd doorgeknipt
De zesde staatshervorming voorzag in de mogelijkheid dat de deelstaten hun eigen systeem voor de kinderbijslag konden uitbouwen. “Sinds de overheveling van de bevoegdheid naar de regio’s is de koppeling met de socio-professionele status van de ouders volledig losgelaten”, zegt Marc Ertveldt, directeur bij het kinderbijslagfonds Parentia. “Voordien was de regel dat de ouders het recht op kinderbijslag verwierven als ze werkten of een sociale uitkering ontvingen in het kader van werkloosheid, ziekte of pensioen. Vandaag is kinderbijslag een recht van het kind, ongeacht of de ouders al dan niet werken.” Ertveldt voegt eraan toe dat er met de gewaarborgde gezinsbijslag altijd al een vangnet was voor gezinnen die uit de boot vielen.
In 2014 werd het recht op kinderbijslag in de Belgische grondwet opgenomen, zoals afgesproken in het regeerakkoord van 2011 in de aanloop naar de regionalisering van de kinderbijslag. In die logica is het normaal dat ouders niet hoeven bij te dragen om kinderbijslag te krijgen. Het is een recht van het kind geworden dat werd toegevoegd aan de lijst met sociale grondrechten en werd losgekoppeld van de sociale zekerheid. Van een zoethoudertje voor werknemers is de kinderbijslag geëvolueerd naar een beleidsinstrument in de strijd tegen kinderarmoede.
“De kinderbijslag is een van de oudste pijlers van de sociale zekerheid”, zegt Ertveldt. “De kinderbijslag is ontstaan uit een privaat initiatief. Met de wereldoorlogen en de economische depressie was er veel armoede onder de Belgische gezinnen en de werkgevers hebben op eigen initiatief kinderbijslagfondsen opgericht om de ergste nood te lenigen.”
Kinderbijslag werd voor het eerst in 1915 aan de werknemers van een aantal steenkoolmijnen betaald. Die bijslagen “waren een antwoord op het probleem van de duidelijk in waarde dalende lonen tegenover de stijging van de levensduurte”. Vanaf 1922 ontstonden de eerste kinderbijslagfondsen in sectoren zoals de textiel en de bouw.
In augustus 1930 heeft de Belgische wetgever het recht op kinderbijslag veralgemeend in een wet. Volgens een brochure van de vroegere Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers over vijf generaties kinderbijslag werd aan elk kind een bijslag toegekend tot de leeftijd van 14 jaar, gaande van 15 tot 100 frank per maand volgens de rang in het gezin, zonder enige toeslag, maar met mogelijke verlenging tot 18 jaar voor studenten. De link met de werkgevers werd in de loop der tijd steeds losser en is nu volledig doorgeknipt.
Sinds 1 januari 2019 bestaat in Vlaanderen keuzevrijheid voor de ouders van pasgeboren kinderen en in Wallonië en in Brussel voor de eerstgeborenen om aan te sluiten bij het ene of het andere kinderbijslagfonds. Voordien sloten de werkgevers aan bij een fonds, niet de werknemers.
Anomalie van 91.000 euro in de oude kinderbijslag
Vlaams minister van Welzijn, Gezin, Volksgezondheid en Armoedebestrijding, Wouter Beke (CD&V), gaf dinsdag ook cijfers vrij over de retroactieve uitbetalingen van het kindergeld. In de periode 2014-2019 waren er 2524 aanvragen voor de betaling van kinderbijslag met terugwerkende kracht. De overgrote meerderheid van de betalingen lag tussen 10.000 en 20.000 euro. Er was één betaling van 91.309 euro aan een gezin met drie gehandicapte kinderen dat gedurende de periode waarover de terugwerkende kracht werd gebruikt, gedeeltelijk illegaal in ons land verbleef.
Beke: “Op basis van het professionele statuut hadden de ouders geen recht op kinderbijslag, maar de drie kinderen hadden daar, onder meer vanwege een handicap, wel recht op. Zij maakten deel uit van een uitzonderingscategorie. Het ging niet om een erkende vluchteling. Tot nu toe hebben we één zo’n geval geregistreerd. Dat was in het oude kinderbijslagsysteem. Die anomalie is al rechtgezet in het nieuwe groeipakket. Daar is die uitzonderingstoestand niet meer aanwezig. Waarom niet? Omdat in het groeipakket dat dit parlement heeft goedgekeurd, in principe enkel kinderbijslag of een groeipakket kan worden toegekend op basis van een verblijfskaart. Die mensen hadden geen verblijfskaart.”
Geen retroactiviteit meer voor erkende vluchtelingen
“Er is geen retroactiviteit van kinderbijslag voor asielzoekers als globale categorie. Ze krijgen pas dat recht als ze toegelaten worden en gemachtigd zijn om hier te verblijven en niet tijdens de asielprocedure. De retroactiviteit is ook afhankelijk van de duur van het onderzoek bij de Dienst Vreemdelingenzaken”, benadrukt Steffen Roosbroeck. Voor die erkende vluchtelingen gaat de Vlaamse regering de terugwerkende kracht dus afschaffen.
Voor andere categorieën blijft de retroactiviteit bestaan. Het gaat ten eerste om kinderen die uit het buitenland komen: gezinnen die uit andere lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland naar België zijn verhuisd. Het gaat ten tweede om ‘gemiste kinderen’, die wel recht hebben op kinderbijslag maar om de een of andere reden niet in het systeem zaten.
Minister Beke somde verschillende redenen voor de retroactiviteit op: “Het kan gaan om betalingen op basis van een vonnis. Een rechter kan oordelen dat iemand over wie eerst was gezegd dat hij er geen recht op had, daar toch recht op heeft. Het kan gaan om Belgische kinderen met een handicap. Het kan gaan om kinderen die er recht op hebben omdat ze een handicap hebben. Het kan gaan om kinderen met een zorgtoeslag voor specifieke ondersteuningsbehoeften. Het kan gaan om regularisaties tussen het werknemersstatuut en het ambtenaren- of zelfstandigenstatuut. Het kan gaan om de dossiers waarin de gewaarborgde kinderbijslag vanwege de complexiteit van het dossier wat op zich heeft laten wachten. Dat zijn allemaal redenen waarom de retroactiviteit kan worden gevraagd.”
Lees ook
Kinderbijslag: Vlaamse regering zet sector van uitbetalers op zijn kop
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier