Vijf tips om minder belastingen te betalen
De jaarlijkse aangifte voor de personenbelasting staat weer voor de deur. Met deze eenvoudige tips kunt u een aardig bedrag besparen.
De nieuwe aangifte in de personenbelasting telt minder codes dan vorig jaar. Dat komt vooral door het wegvallen van de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen – enkel die voor dakisolatie aan woningen die minstens vijf jaar oud zijn, is behouden – en de afschaffing van de zogenoemde rijkentaks van 4 procent.
De papieren aangifte moet u indienen vóór 26 juni; voor de elektronische aangifte via Tax-on-web hebt u tijd tot 16 juli. Laat u uw aangifte elektronisch invullen door een mandataris – zoals een boekhouder of een fiscalist – dan is de deadline 31 oktober. Die deadlines zijn belangrijk, want wie vergeet zijn aangifte in te dienen of dat te laat doet, krijgt voortaan sneller een belastingverhoging en/of een boete.
Tip 1. Geef uw buitenlandse bankrekeningen en levensverzekeringen aan
Al enkele jaren bent u verplicht op te geven of u een of meer bankrekeningen in het buitenland hebt. Als u of een gezinslid in het inkomstenjaar 2013 titularis is geweest van een buitenlandse rekening of verzekeringsnemer is geweest van een in het buitenland gesloten levensverzekering, dan moet u dat in vak XIII melden door ‘ja’ aan te kruisen bij de codes 1075 en 1076. U moet ook de naam en de voornaam van de titularis of van de verzekeringnemer opgeven, samen met het land waar de rekening is geopend of waar de verzekeringsonderneming is gevestigd.
Op het eerste gezicht kan de fiscus niet veel aanvangen met die informatie. Toch kan uw fiscale controleur u op basis daarvan een zogenoemde vraag om inlichtingen sturen, met het verzoek de rekening- of de contractnummers op te geven.
Tip 2. Neem uw ouders fiscaal ten laste
Als uw ouders, als ze minstens 65 jaar zijn, deel uitmaken van uw gezin op 1 januari 2014 en hun nettobestaansmiddelen niet meer bedragen dan 3070 euro per persoon, mag u hen als ten laste vermelden op de aangifte. Om uit te maken of hun bestaansmiddelen de toegelaten grens al dan niet overschrijden, kunt u hun pensioen voor een bedrag van 24.760 euro buiten beschouwing laten. In zijn omzendbrief van 25 oktober 2010 heeft de fiscus het standpunt van de minister van Financiën bevestigd dat het grensbedrag van de toegelaten nettobestaansmiddelen in hoofde van beide ouders samen moet worden toegepast.
Een voorbeeld: een gezin bestaat uit een zoon en zijn inwonende ouders. In 2013 kreeg de ene ouder van 66 jaar een pensioen van 26.000 euro en de andere ouder van 59 jaar een brugpensioen van 15.000 euro. Alle andere voorwaarden om te worden beschouwd als ten laste, zijn vervuld. De nettobestaanmiddelen van de ouder van 66 jaar bedragen (26.000 euro – 24.760 euro) – 20 procent = 992 euro; die van de ouder van 59 jaar 15.000 euro – 20 procent = 12.000 euro. Omdat de samengetelde nettobestaansmiddelen (12.992 euro) meer bedragen dan 6140 euro (2 x 3070), mag geen van beide ouders als ten laste worden aangemerkt.
Heeft de ouder van 59 jaar in 2013 geen inkomsten gekregen, dan mogen beide ouders ten laste worden genomen. De samengetelde nettobestaansmiddelen (992 euro) bedragen dan minder dan 3070 euro.
Tip 3. Kosten voor kinderopvang zijn aftrekbaar tot twaalf jaar
De kosten voor de opvang van kinderen tot twaalf jaar komen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor een belastingvermindering van 45 procent. Zo moeten de uitgaven betrekking hebben op kinderopvang buiten de normale lesuren – denk bijvoorbeeld aan internaatkosten (met uitzondering van de maaltijden); de kosten van vakantiestages en vakantiekampen voor sport, wetenschap, taal en cultuur; de uitgaven voor speelpleinwerking tijdens de vakanties; en de opvang van een leerplichtig ziek kind. Houd er rekening mee dat de opvang moet gebeuren door erkende instellingen en kinderdagverblijven, en dat u een over een fiscaal attest moet beschikken.
Het maximale bedrag dat u kunt aangeven en dat recht geeft op een vermindering van 45 procent per kind en per opvangdag is gelijk aan 100 procent van het betaalde bedrag, met een maximum van 11,20 euro per kind en per opvangdag. De kosten die u maakt tot het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, zijn aftrekbaar. Is uw dochter bijvoorbeeld twaalf jaar geworden op 10 mei 2013, dan zijn de kosten tot die datum aftrekbaar. De uitgaven na 10 mei 2013 mag u niet meer opgeven op de aangifte.
Omdat gezinnen met kinderen met een handicap hoge kosten hebben, wordt de leeftijd op achttien jaar gebracht voor uitgaven voor ‘kinderen met een zware handicap’. Daaronder wordt verstaan: een kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van meer dan 80 procent lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, of van een totaal van minstens 15 punten in het stelsel van de verhoogde kinderbijslag.
Tip 4. Rijd met de fiets naar het werk
Wie het woon-werkverkeer met de fiets aflegt en zijn werkelijke beroepskosten bewijst, mag 0,22 euro per afgelegde kilometer aftrekken. Dat is meer dan het aftrekbare bedrag voor het woon-werkverkeer met de wagen of de trein, waarvoor u slechts 0,15 euro per kilometer kunt inbrengen. Bovendien is de fietsvergoeding van maximaal 0,22 euro per kilometer die uw werkgever eventueel betaalt, vrijgesteld van belasting.
Een voorbeeld: u hebt een bruto belastbaar beroepsinkomen van 35.000 euro. U verplaatste zich in 2013 eerst met de fiets naar het station (5 kilometer), vervolgens nam u de trein (45 kilometer) naar uw werk. Uw werkelijke beroepskosten voor het woon-werkverkeer, die forfaitair zijn vastgesteld, bedragen voor de fiets: 230 gewerkte dagen x 10 kilometer x 0,22 euro/kilometer = 506 euro; en voor de trein: 230 dagen x 90 kilometer x 0,15 euro/kilometer = 3105 euro. De totale beroepskosten komen uit 3611 euro, tegenover 3062,37 euro forfaitaire kosten.
U ontvangt van uw werkgever voor uw verplaatsing met de fiets een vergoeding van 506 euro (230 dagen x 5 kilometer x 2 x 0,22 euro). Hoewel u uw beroepskosten bewijst _ 3611 euro _ kan die vergoeding volledig worden vrijgesteld. Daarnaast ontvangt u van uw werkgever een vergoeding van 300 euro voor uw verplaatsing met de trein. Omdat u uw beroepskosten bewijst, kan hij die vergoeding niet vrijstellen.
Tip 5. Ook werknemers kunnen hun werkelijke beroepskosten aftrekken
Niet alleen zelfstandigen kunnen hun werkelijke beroepskosten bewijzen, elke belastingplichtige mag dat doen. Dat levert in veel gevallen een aardige belastingbesparing op. Doet u voor uw beroep meer uitgaven dan het wettelijke kostenforfait (maximaal 3950 euro voor het inkomstenjaar 2014), dan hebt u er alle belang bij die kosten aan te geven. Bewijst u uw werkelijke kosten, dan moet u het totale bedrag opnemen in de codes 1258-03 en/of 2258-70. Vult u niets in, dan krijgt u automatisch het wettelijke kostenforfait.
Dit zijn enkele voorbeelden van aftrekbare kosten.
– Beroepsmatig gebruik eigen woning
Werknemers – bijvoorbeeld leerkrachten, kaderleden en handelsvertegenwoordigers – die een aparte kamer of een deel van hun woonkamer gebruiken voor hun beroepactiviteit, mogen een deel van de kosten voor hun woning aftrekken als werkelijke beroepskosten. Het aftrekbare deel wordt in principe bepaald afhankelijk van de oppervlakte van het beroepsgedeelte van de woning.
Bent u eigenaar van de woning, dan kunt u het beroepsdeel ervan (exclusief de grond) afschrijven over een periode van 33 jaar, a rato van 3 procent per jaar. Voor nieuwbouw wordt de afschrijving berekend op de som van alle facturen (inclusief btw). Hebt u de woning gekocht, dan is de afschrijvingsbasis de aankoopprijs van het gebouw, inclusief de notariskosten en de registratierechten. Ook de intresten die betrekking hebben op het beroepsdeel zijn aftrekbaar. De intresten voor het privégedeelte geeft u op in vak IX. Ook de onroerende voorheffing is aftrekbaar, eveneens beperkt tot het beroepsgedeelte.
– Kantoorkosten
Kantoorkosten – zoals kantoormeubilair, computers en klein materieel – worden afgeschreven. Kantoormeubilair wordt afgeschreven in tien jaar (10% per jaar). Aangezien alles in de informatica uitzonderlijk snel evolueert, is het aannemelijk dat computers en de bijbehorende apparatuur worden afgeschreven in drie jaar (33% per jaar). Meestal wordt de computer ook privé gebruikt, vandaar dat de afschrijving moet worden beperkt tot het beroepsgebruik. Klein materiaal wordt afgeschreven in drie jaar (33%). Sommige benodigdheden – zoals papier, fotokopieën, schrijfgerief, enveloppen en inkt – mogen in één keer worden afgetrokken in het jaar van aankoop. Ook telefoon-, gsm- en faxkosten zijn aftrekbare beroepskosten.
Johan Steenackers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier