Vijf mythes over de flexi-jobs ontkracht: ‘Ik begrijp niet dat de vakbond dat de mensen niet gunt’
De flexi-jobs zijn een groot succes. Toch blijven de vakbonden er zich tegen verzetten. Daarbij worden meer dan eens argumenten gebruikt die op gespannen voet staan met de waarheid. Trends zet vijf mythes over de flexi-jobs op een rij.
MYTHE 1: FLEXI-JOBS ZIJN ONZEKERE BANEN
De Waalse vleugel van de christelijke vakbond ACV voerde begin dit jaar actie tegen de uitbreiding van het systeem van flexi-jobs van de horeca naar handel, bakkers en slagers. Ze willen niet “dat flexibel werk eenzijdig door de werkgever wordt opgelegd”.
PS-voorzitter Elio Di Rupo beweerde tijdens zijn nieuwjaarstoespraak dat de regering-Michel niet te veel moet pochen over de banencreatie “want het gaat vaak om onzekere flexi-jobs”. De term ‘flexi’ werkt als een rode lap op een stier bij de vakbonden en de linkerzijde.
Di Rupo verwart flexi-jobs met mini-jobs, de laagbetaalde banen in Duitsland. Bij de 170.000 banen die sinds 2014 in België werden gecreëerd, zitten geen flexi-jobs.
Flexi-jobs zijn enkel mogelijk voor wie minstens vier vijfde werkt en sinds januari voor wie met pensioen is. Het systeem werd eind 2015 ingevoerd in de horeca om wat bij te verdienen naast de gewone baan. De bedoeling was het zwartwerk terug te dringen en de horecabedrijven de kans te bieden snel extra personeel in te zetten op piekmomenten.
Vorig jaar telde de horeca 28.400 mensen die iets bijverdienden met een flexi-job. Sinds de uitbreiding naar andere sectoren begin dit jaar kiezen al meer dan 30.000 mensen voor een flexi-job. Staatssecretaris voor de Bestrijding van Sociale Fraude Philippe De Backer (Open Vld) ergert zich mateloos aan de kritiek van de vakbonden.
“De vakbonden moeten stoppen met onzin te verspreiden”, zegt De Backer. “De flexi-jobbers verdienen een centje bij voor een extra uitstap, het sneller afbetalen van hun huis of om extra te sparen. Ik begrijp niet dat de vakbond dat die mensen niet gunt. Een flexi-jobber bouwt sociale rechten op, krijgt vakantiegeld en betaalt geen belastingen. Wij horen alleen maar blije mensen praten over flexi-jobs, jong en oud. De argumentatie van de vakbonden houdt geen steek. Ze hebben geen voeling meer met de mensen in de straat.”
5,6 procent van de hooggeschoolde werkkrachten heeft een bijkomende job, tegenover 2,9 procent van de laaggeschoolden.
MYTHE 2: FLEXI-JOBS VERDRINGEN VASTE JOBS
In januari kondigde Carrefour een herstructurering aan. Toen was te horen dat onder meer in de met sluiting bedreigde vestiging van Genk al een flexi-jobber aan de slag was. Dat vakbondsverhaal bleek niet te kloppen. Er kwam de voorbije maanden vooral vanuit de grootdistributie vakbondskritiek op de uitbreiding van de flexi-jobs.
Een van de argumenten is het hoge aantal werknemers dat deeltijds aan de slag is, maar staat te popelen om meer uren te werken of een voltijdse baan aan te nemen.
De vakbonden wijzen erop dat de helft van de werknemers in de handel maar deeltijds werkt en dat zij liever meer uren zouden presteren dan dat de markt wordt opengezet voor flexi-jobs. Een andere kritiek is dat een deel van de vaste banen zal worden opgesplitst in flexi-jobs.
De cijfers uit de horeca – van de andere sectoren is nog geen informatie beschikbaar – wijzen nochtans niet op een verdringingseffect. Het aantal vaste banen is er de voorbije jaren zelfs toegenomen. In het derde kwartaal van 2017 waren er 136.000 vaste banen in de horeca. Dat zijn er bijna 2000 meer dan in het derde kwartaal van 2015 (134.062).
De vaste banen zijn in twee jaar met 5640 voltijdse equivalenten toegenomen, het aantal flexi-jobbers nam in voltijdse equivalenten met 2891 toe (zie grafiek Flexi-jobs komen niet in de plaats van vaste banen).
De Backer: “Op het niveau van de ondernemingen zijn voorlopig geen cijfers beschikbaar, maar uit de contacten met de horeca en de handel weet ik dat veel zaken op zoek zijn naar vast personeel en avond- of weekendpersoneel. Het is een en-enverhaal. Er zijn meer flexi-jobs en vaste jobs. Onder meer ook door de taxshift, goedkopere overuren en de RSZ-korting voor horecapersoneel.”
Het enige segment waar de flexi-jobs andere vormen van arbeid verdringen is de gelegenheidsarbeid in de horeca. Daar was er een lichte daling met twaalf voltijdse equivalenten. Gelegenheidsarbeid is een vorm van flexwerk in de horeca (een contract van twee opeenvolgende dagen) die openstaat voor iedereen, zowel werkenden als werklozen. Flexi-jobs staan enkel open voor werkenden en gepensioneerden. Sinds januari combineren 1200 mensen een flexi-job met een pensioen.
Ook Eline David, sales- en marketingmanager bij het uitzendbedrijf Accent, zegt dat de flexi-jobs de vaste banen zeker niet kannibaliseren. Met de app Nowjobs begeeft Accent zich op de markt van flexwerk en plaatst het flexi-jobbers in de horeca en de retail: “Bedrijven contacteren hun oud-studenten om bij te klussen onder het nieuwe flexi-statuut. Verschillende bedrijven verkiezen nu al flexi-jobbers boven jobstudenten. De voornaamste reden daarvoor is de maturiteit en de ervaring van die mensen.”
MYTHE 3: FLEXI-JOBBERS ZIJN ONDERBETAALD
De vakbonden trokken vorig jaar naar de rechtbank omdat ze flexi-jobs discriminerend vinden. Het zou geen contract zijn maar een kaderovereenkomst met een zeer laag loon. In beroep vingen de vakbonden bot bij het Grondwettelijk Hof.
Naast het juridische aspect zijn er ook de cijfers. Die tonen aan dat van onderbetaald werk geen sprake is. Het minimale netto-uurloon voor flexi-jobbers bedraagt 9,88 euro. Dat ligt boven het netto-minimumloon in de sector. Bovendien wordt gemiddeld 11,8 euro per uur betaald of bijna 20 procent meer dan het minimum.
Gemiddeld presteren de flexi-jobbers 4,4 uur per week. Dat wil zeggen dat ze 223 euro netto per maand verdienen. “Dat verdienen ze boven op het loon van hun gewone baan. Van onderbetaalde arbeid is dus geen sprake”, benadrukt De Backer.
‘De flexi-jobbers verdienen een centje bij voor een extra uitstap of het sneller afbetalen van hun huis. Ik begrijp niet dat de vakbond dat die mensen niet gunt’ – (Philippe De Backer)
MYTHE 4: GOEDKOPE FLEXI-JOBBERS ZIJN EEN AANVAL OP DE SOCIALE ZEKERHEID
Wie bijklust in een flexi-job betaalt op de inkomsten geen belastingen of sociale bijdragen. De werkgever betaalt wel een verlaagde werkgeversbijdrage van 25 procent op het loon. Loonkostenverlagingen via kortingen op de sociale bijdragen zijn vaak een bron van ergernis bij de vakbonden omdat dat de financiering van de sociale zekerheid in gevaar zou brengen.
De lage parafiscaliteit op de flexi-jobs wordt dan ook als zeer nadelig beschouwd. Nochtans gebeurt het omgekeerde. De banencreatie in de horecasector – zowel via vaste banen als via flexi-jobs – zorgt voor extra sociale bijdragen.
De loonmassa in de horeca is tussen 2015 en 2017 met 241 miljoen euro toegenomen. In twee jaar tijd zijn de RSZ-inkomsten met 20 miljoen euro gestegen. Een belangrijke reden is dat zwart werk wordt omgezet in een flexi-jobs en nu aangegeven wordt.
MYTHE 5: FLEXI-JOBS ZIJN ENKEL VOOR LAAGGESCHOOLDEN
Zijn flexi-jobs vooral voor laaggeschoolden die al een laagbetaalde job hebben en richting bijklussen worden gestuurd? Nee.
Volgens de federale overheidsdienst Economie doen vooral de sterkere profielen op de arbeidsmarkt aan multi-jobbing. 5,6 procent van de hooggeschoolde werkkrachten heeft een bijkomende job, tegenover 2,9 procent van de laaggeschoolden. Maar dat gaat over alle vormen van bijverdienen, niet enkel over flexi-jobs.
Op het opleidingsniveau van de flexi-jobbers is voorlopig geen zicht, laat het kabinet van staatssecretaris Philippe De Backer weten.
Wel is het zo dat de flexi-jobs in trek zijn bij alle leeftijdsgroepen en dat 20 procent zijn hoofdjob heeft in de horeca, 14 procent in de handel, 11 procent in de industrie, 9 procent in de uitzendsector, 8 procent in de social profit en de overheid en 5 procent in het onderwijs.
Eline David van Accent heeft wel cijfers over het opleidingsniveau: 35 procent van de flexi-jobbers die via Nowjobs aan de slag zijn, heeft minstens een professionele bachelor, tegenover 25 procent van de reguliere bijverdieners.
223 EURO
netto per maand verdienen de flexi-jobbers gemiddeld.
‘Onvoldoende vertrouwd met het stelsel’
De flexi-jobs mogen dan wel een succes zijn, het systeem kan nog wat extra naamsbekendheid gebruiken, zegt Eline David van Accent.
“Er zijn nog altijd veel bedrijven die niet volledig op de hoogte zijn van wat het statuut juist kan betekenen voor hen. We merken voorts een duidelijk verschil tussen de bijverdieners die al gewerkt hebben in de horeca en zij die nieuw zijn. Vanuit de horeca vloeien nu een aantal mensen door naar cateraars, bakkers en slagers. Bij de anderen bestaat nog veel onduidelijkheid over hoeveel je mag bijverdienen, wat de arbeidsvoorwaarden zijn,… Het meest opvallende is de verwarring tussen het statuut van de flexi-job en het nog niet goedgekeurde belastingvrij bijverdienen met een maximum van 500 euro per maand.”
Een andere bezorgdheid volgens Eline David is dat er nog geen sluitend systeem is om te controleren of iemand voldoet aan het flexi-jobstatuut. “Pas wanneer de werkgevers een aangifte doen van werk, kan de melding komen dat de bijverdiener niet voldoet aan de voorwaarden. Voor de studenten bestaat daarvoor wel al een sluitend systeem met student@work.”
Geen succes in Brussel en Wallonië
Van de 30.000 flexi-jobbers werken er 6573 in West-Vlaanderen. De horeca aan de kust speelt daar een grote rol in. Dan volgt Antwerpen met 7000 flexi-jobbers. In het Brussels Gewest zijn er amper 2000 en in de provincie Luik nauwelijks 1000. Terwijl de grootsteden Antwerpen en Brussel gelijkaardig zijn in zakenhoreca, toeristen, studenten, uitgaansleven, …
“Veel heeft te maken met de negatieve perceptie die gecreëerd wordt door de PS en anderen in het zuiden van het land”, zegt De Backer, “Ik heb de horecafederaties nog eens opgeroepen de maatregelen goed uit te leggen aan hun leden en ik zal samen met minister van Kmo’s Denis Ducarme (MR) voort promotie maken voor de flexi-jobs in Brussel en Wallonië.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier