Vier stappen van een taxshift
In het debat over een vermogensbelasting en belastingverschuiving wordt één element steevast uit het oog verloren: welke belastingen zorgen voor groei en jobs en welke niet? Onderzoek toont aan dat een belastingbeleid dat goed is voor de economische groei op vier pijlers rust.
Pijler 1: minder lasten op arbeid
België haalt zo’n 55 procent van zijn inkomsten uit lasten op arbeid. Het Europees gemiddelde is 51 procent. Onder economen bestaat al jaren een consensus dat hoge lasten op arbeid schadelijk zijn voor de economie. Ze maken het moeilijker buitenlandse investeerders aan te trekken en fnuiken dus jobcreatie en groei.
Voor velen is de volgende logische stap die hoge arbeidskosten te vervangen door extra of zwaardere kapitaalbelastingen. België zou een fiscaal paradijs zijn voor de vermogens. De roerende voorheffing (25%) is hier lager dan in Nederland (30%) en in Frankrijk (44%). In België is het tarief op de winst uit eigendom 0 procent, in Nederland 30 procent. Voorstanders van kapitaalbelastingen zwaaien graag met die verschillen in belastingtarieven.
Maar ze zeggen er niet bij dat de belastingen op vastgoed in België met 3,2 procent van het bbp de tweede hoogste in Europa zijn. De registratierechten bij de aankoop van een woning (10% in Vlaanderen, 12,5% in Wallonië en Brussel) zijn eveneens bij de hoogste in Europa. Sommige landen hanteren een belastingvoet van amper 1 tot 3 procent. Ook de successierechten liggen in België twee tot drie keer hoger dan in Nederland of Duitsland. In de vennootschapsbelasting zit België met meer dan 33 procent in de top drie in Europa. Zelfs met kortingen die het effectieve tarief naar ongeveer 26 procent brengen, bevindt België zich nog altijd in het Europese koppeloton.
Dus: in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, wordt het kapitaal in België al aanzienlijk belast. Kapitaalbelastingen zijn goed voor een kwart van de fiscale inkomsten.
Pijler 2: interne verschuiving in kapitaalbelastingen
Een verhoging van de belasting op vermogen zonder meer is niet aan de orde. In België wordt beter eerst werk gemaakt van een shift binnen de vermogenstaksen. België haalt veel geld uit belastingen op vastgoed, maar dat komt vooral uit transactieheffingen (zoals registratierechten) en minder uit recurrente heffingen. Die niet-recurrente belastingen op vastgoed worden als economisch inefficiënt beschouwd.
Pijler 3: meer belasting op consumptie en milieu
Een interne verschuiving in de kapitaalbelasting is maar een onderdeel van een grote belastinghervorming. Daarnaast kan worden ingezet op meer belasting op consumptie als compensatie voor lagere arbeidskosten. Dat zeggen zowat alle nationale en internationale studies. Onderzoek toont aan dat een verschuiving van lasten op arbeid naar alternatieven het inkomen per capita doen toenemen met 0,25 procent tot 1 procent op de langere termijn.
Met een impliciete belasting op consumptie van 21 procent bevindt België zich net boven het Europese gemiddelde (19,9%). Het tarief daalt al meer dan tien jaar. In de mix van belastingen op consumptie, arbeid en kapitaal is het aandeel van de belastingen op consumptie in België het kleinst. Die moeten dus omhoog.
Naast de taksen op consumptie zijn er nog de milieubelastingen. De ontvangsten uit milieutaksen zijn in België met 2 procent van het bbp tot de laagste van Europa behoren. Ook die kunnen omhoog
Pijler 4: bredere basis, lage tarieven
Eén onderdeel van een taxshift wordt vaak uit het oog verloren: de verruiming van de belastinggrondslagen. België kent een stelsel van hoge tarieven en enge grondslagen. Veel inkomsten zijn vrijgesteld van belastingen. Een internationale vergelijking leert dat de fiscale aftrekken en vrijstellingen in België goed zijn voor zo’n 12,5 miljard euro of 3,4 procent van het bbp. Enkel in Australië, Italië, de VS, Groot-Brittannië en Spanje liggen die zogenaamde fiscale uitgaven hoger.
Voor een deel is dat beleid ingegeven door sociale motieven. Zo is een belastingvrije som op zich geen slechte maatregel als ze mensen ertoe aanzet te werken in plaats van voor een uitkering te kiezen. Maar tal van fiscale vrijstellingen en aftrekken zijn het gevolg van de typisch Belgische lobbyfiscaliteit, waarbij sectoren die het hardst roepen het meest gedaan krijgen.
Economen willen bijvoorbeeld af van de fiscale vrijstelling van de eerste 1880 euro rente op spaarboekjes. Dat zou passen in een verbreding van de belastbare basis, waarbij de tarieven dan omlaag kunnen. De Hoge Raad van Financiën pleit er al een tijd voor te wieden in de aftrekken. Maar dat lijkt verre toekomstmuziek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier