Thomas Piketty: ‘We moeten fortuinen belasten’

© reuters
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Vermogen rendeert sneller dan de economie kan groeien. De werkende mens moet het dus altijd afleggen tegen de rijke, betoogt de veelbesproken Franse econoom Thomas Piketty. Als we niet terug willen naar de rauwe ongelijkheid van de jaren 1900, moeten we de fortuinen belasten.

Lonen werken en sparen nog? Ja, maar er is geduld voor nodig. Inkomens dikken aan tegen het tempo van de economische groei – op lange termijn ongeveer 1,5 procent per jaar. Wie sneller rijk wil worden, moet al rijk zijn.

Het rendement op kapitaal bedraagt op lange termijn 4 à 5 procent per jaar, veel meer dan de economische groei. Het logische gevolg is dat de ongelijkheid tussen werkenden en gefortuneerden toeneemt, betoogt de Franse econoom Thomas Piketty. Met zijn bijna duizend pagina’s tellende magnum opus Le capital au XXIe siècle werd hij wereldberoemd.

Dat de rijken rustig kunnen toekijken hoe hun vermogen zich reproduceert, het is de laatste driehonderd jaar eigenlijk nooit anders geweest, schrijft Piketty. De gouden jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw hebben even de illusie van het tegendeel gewekt. Nadat de vooroorlogse fortuinen waren kapotgeschoten, wegbelast of genationaliseerd, brak een periode van uitzonderlijke groei aan en begon de economie aan een inhaalbeweging. Toen kon je in het leven goed vooruitkomen door te studeren en te werken. De ongelijkheid nam af.

Maar in de jaren zeventig en tachtig kwam een einde aan de Europese groeispurt. De economische achterstand op de Verenigde Staten was ingehaald. De Europese economie groeide opnieuw even gezapig als de Amerikaanse – met zowat 1 à 2 procent per hoofd van de bevolking. Daarmee dook de economische groei weer onder het rendement op kapitaal, en kon het ongelijkheidsmechanisme opnieuw zijn gang gaan.

Middenklasse

De afgenomen ongelijkheid in de naoorlogse jaren was niet meer dan een uitzondering. Dat is de belangrijkste les van de twintigste eeuw, schrijft Piketty. Dat economische groei en ontwikkeling vanzelf zouden leiden tot meer gelijkheid, zoals sommige economen toen beweerden, is een illusie gebleken. In werkelijkheid hebben de wereldoorlogen en het daaropvolgende overheidsinterventionisme de tellers van de vermogensaccumulatie even op nul gezet.

Vandaag zit het totaal van de privévermogens in Europa alweer op het niveau van voor de Eerste Wereldoorlog, de tijd van priester Daens, toen het kapitaal hoogtij vierde. Bekijken we de verdeling van het privévermogen, dan is het beeld genuanceerder. De 10 procent rijkste Europeanen hebben 60 à 70 procent van het totale vermogen in handen. Dat is meer dan in de jaren zeventig en tachtig, maar het blijft onder de extreme vermogensconcentratie van de jaren 1900. In het Frankrijk van die tijd bijvoorbeeld bezaten de 10 procent rijksten maar liefst 90 procent van het nationale vermogen.

Het is best mogelijk dat we opnieuw naar zulke pieken van vermogensongelijkheid gaan, aldus Piketty. Als het wat langer duurt, komt dat doordat de middenklasse in de vorige eeuw een deel van de koek naar zich toe heeft gehaald, en er een reeks belastingen op vermogen en op vermogensinkomsten van kracht zijn geworden. Maar de concurrentie tussen landen om kapitaal aan te trekken zal de vermogensbelastingen deze eeuw doen verdwijnen, terwijl de stagnatie van de bevolking zal wegen op de economische groei. Zo krijgen fortuinen uit het verleden opnieuw de overhand op vermogens die burgers tijdens hun leven vergaren. Het ongelijkheidsmechanisme zal dus zijn volle kracht herwinnen.

Liliane Bettencourt

Vermogen rendeert niet alleen sneller dan de economie groeit, het rendement stijgt naarmate het vermogen groter wordt. Piketty noemt het de ongelijkheid van rendement, te wijten aan het feit dat gefortuneerde mensen gespecialiseerde beleggingsadviseurs kunnen betalen, en zich meer risico’s kunnen permitteren. Dat zet een turbo op de vermogensongelijkheid. Gewone stervelingen moeten het doen met het advies van hun schoonbroer, en komen niet veel verder dan een spaarboekje dat nauwelijks rendeert.
Tussen 1990 en 2010 zijn de vermogens van Bill Gates, de oprichter van Microsoft, en van Liliane Bettencourt, de erfgename van het cosmeticaconcern L’Oréal, gegroeid met 10 à 11 procent per jaar, na aftrek van inflatie. In zo’n tempo beginnen miljardenfortuinen als dat van Gates en Bettencourt zichzelf te vermenigvuldigen, zonder enig sociaal nut. Ook al was Gates gestopt met werken, zijn vermogen bleef even snel groeien. Bettencourt heeft zelfs nooit gewerkt.

Het is Piketty’s centrale argument in zijn pleidooi voor een progressieve belasting op vermogen. Zo’n belasting vermijdt een spiraal van ongelijkheid, en capteert veel beter de echte fiscale bijdragecapaciteit van grote fortuinen, volgens Piketty. Het jaarlijkse inkomen dat Bettencourt aangaf aan de fiscus, was nooit groter dan 5 miljoen euro. Dat is een lachertje vergeleken met het echte inkomen dat haar vermogen – momenteel meer dan 30 miljard euro – moet opleveren.

Het volledige artikel over Thomas Piketty leest u deze week in Trends.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content