‘Je arm voelen doet evenveel zeer als arm zijn’
Keith Payne, docent psychologie aan de Universiteit van North Carolina onderzoekt in zijn boek ‘De gebroken ladder’ hoe ongelijkheid binnen onze eigen sociale omgeving ons financieel verdeelt. In deze passage heeft hij het over de statusladder.
Op de eerste werkdag van de nieuwe kantinejuf op school, kwam ik erachter dat ik arm was. Daarvoor had er, zo lang als ik me als leerling van groep vier kon heugen, aan de kassa van de kantine altijd dezelfde dame gestaan. Ik wist wel dat sommige kinderen geld betaalden als ze langs de kassa kwamen en andere niet, onder wie ikzelf. Maar de vorige kantinejuf liet ons net zo soepel langs de kassa lopen, geld of niet, als de dienbladen over de band gleden.
Op een dag werd ze vervangen door een jongere vrouw die nogal haar best leek te doen. Toen ik haar voorbij wilde stappen hield ze me tegen en vroeg ze me om $1,25. Ik voelde me uit balans gebracht, zoals wanneer de lift te vroeg tot stilstand komt. Ik begon te stamelen, want ik had geen cent op zak. Graag had ik haar elk denkbaar bedrag overhandigd. Op dat moment boog zich een oudere dame, lang, mager en gehuld in een roze polo, als een flamingo met een haarnetje, naar haar toe en fluisterde ze iets in haar oor. Ik mocht doorlopen. Uiteindelijk werd de rij voor de lunch weer net zo’n rustige processie als voorheen. Maar er was wel een zware week voorbijgegaan voordat de nieuwe kantinejuffrouw wist wie wat betaalde.
Het moment waarop ik besefte wat mijn gratis lunch betekende, staat me nog steeds helder voor de geest en mijn gezicht gaat nog steeds gloeien als ik erover vertel. Hoewel mijn familie geen cent minder had dan de dag ervoor, veranderde op dat moment alles voor me. Ik begon verschillen op te merken tussen mijn klasgenoten en mij.
We droegen dan misschien allemaal hetzelfde schooluniform, maar de kinderen die voor hun lunch betaalden leken wel beter gekleed te zijn. Waren het de schoenen? Zelfs hun haar zat beter. Zouden ze naar een kapsalon gaan, in plaats van thuis geknipt te worden met een bloempot en een schaar? We waren allemaal opgegroeid op een paar kilometer van elkaar, maar de kinderen met de gratis lunch hadden allemaal de zuidelijke tongval van mijn ouders. De betalende kinderen hadden de neutrale stemmen van nieuwslezers, die overal en nergens vandaan konden komen.
Ik was altijd al verlegen geweest, maar nu was ik op school bijna onzichtbaar. Wie was ik om mijn mond open te doen? Plotseling strekte zich een nieuwe maatschappelijke ladder voor me – en boven me – uit. De rangen op de ladder werden gemarkeerd door schoenen, kapsels en accenten, die een code uitzonden die ik nu begon te leren ontcijferen. Het feit dat er, afgezien van mijn eigen perspectief, niets aan mijn omstandigheden was veranderd, maakte niet uit. Nu was ik feitelijk arm.
Voor wie normaal gesproken over rijkdom en armoede denkt in puur financiële termen, als een boekhouder, zal deze reactie kant noch wal raken. Mijn inzicht had geen invloed op het inkomen van mijn ouders. Onze maandelijkse uitgaven veranderden er niet door. Behalve voor mijzelf veranderde het in de wereld niets. Maar door erop te letten en mijn opvattingen, mijn denkbeelden en mijn gedrag bij te stellen, veranderde het inzicht wel mijn toekomst.
Kijk om te begrijpen hoe we over status denken eens naar het beeld van de ladder op de volgende bladzijde. Stel je voor dat het de mensen boven aan de ladder het meest voor de wind gaat. Ze hebben het meeste geld, genieten het beste onderwijs en hebben de best betaalde banen. De mensen onder aan de ladder trekken aan het kortste eind. Ze hebben het minste geld, het laagste onderwijsniveau en – als ze al werk hebben – de vernederendste baantjes. Als je je eigen economische positie ten opzichte van die van anderen zou moeten bepalen, op welke van de tien sporten van de ladder zou je jezelf dan plaatsen?
Dit simpele beeld is een van de meest gebruikte hulpmiddelen voor het bepalen van de subjectieve maatschappelijke status. Laten we het de statusladder noemen. Als we van een bepaald individu het inkomen, het onderwijsniveau en het aanzien van zijn of haar baan zouden kennen, zouden we perfect moeten kunnen voorspellen waar deze zich op de ladder zou plaatsen.
Maar dat kunnen we juist niet – we komen zelfs niet in de buurt. Het is weliswaar zo dat mensen met hogere inkomens, die meer opleiding hebben genoten en een baan met meer prestige hebben, zich hoger inschalen op de ladder, maar het effect is relatief klein. In een verzameling van bijvoorbeeld duizend mensen zullen sommigen zich boven aan de ladder plaatsen, sommigen onderaan, en velen ergens ertussenin. Toch is niet meer dan ongeveer 20 procent van deze zelfevaluatie gebaseerd op inkomen, onderwijs en de status van de eigen baan.
Dit opvallend geringe verband tussen traditionele kenmerken van status en hoe die status subjectief wordt opgevat, betekent dat er veel mensen zijn die objectief beschouwd welvarend zijn, maar zich toch plaatsen op de lagere treden. Omgekeerd zijn er ook veel mensen die objectief gezien arm zijn, maar zich hoog op de ladder plaatsen.
Een economische analyse volgens de orthodoxe leer zou zeggen dat hoe mensen naar zichzelf kijken in feite niet van belang is en niet meer is dan het geruis tussen twee radiozenders. Als subjectieve percepties niet op een lijn liggen met objectief meetbare eenheden als geld, dan is dat jammer voor die percepties. Geld is uiteraard een deel van het verhaal, maar niet het hele verhaal en speelt zelfs geen centrale rol.
We moeten de subjectieve kijk op status serieus nemen, want die onthult veel over het pad dat mensen in hun leven zullen bewandelen. Als je jezelf op een lage trede plaatst, loop je een verhoogde kans op depressie, angsten en chronische pijnklachten.
Hoe lager de trede van je keuze, hoe waarschijnlijker het is dat je slechte beslissingen zult nemen en op het werk beneden je niveau presteert.
Hoe lager de trede, hoe groter de kans dat je gelooft in het bovennatuurlijke en in samenzweringstheorieën.
Hoe lager de trede, hoe meer kans je loopt op overgewicht, diabetes en hartproblemen.
Hoe lager de trede, hoe minder jaren je nog te leven hebt.
Natuurlijk wordt daarmee niet bedoeld dat als je arm bent, het waarschijnlijker is dat al die narigheid je zal overkomen. Integendeel, de kans dat al die nare zaken je zullen overkomen wordt groter als je je arm voelt, ongeacht je feitelijke inkomen.
Uiteraard kan daadwerkelijke armoede ertoe leiden dat mensen zich arm voelen. Maar we hebben al gezien dat dat maar 20 procent van het verhaal uitmaakt.
Voor het overige moeten we ons wenden tot gewone mensen uit de middenklasse, met de vraag waarom zoveel van hen – ongeacht de financiële omstandigheden – het gevoel hebben dat ze nauwelijks kunnen rondkomen, leven van loonstrook op loonstrook, dat de buren iets weten dat zij niet weten en dat als ze maar iets meer zouden kunnen verdienen, alles een stukje beter zou zijn.
Als we de statusladder willen begrijpen, zullen we voorbij de bankrekening moeten kijken, en de mens moeten bestuderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier