Test-Aankoop hekelt inzetten van deurwaarders bij buitengerechtelijke invorderingen
Test-Aankoop wil dat deurwaarders niet langer kunnen optreden voor de buitengerechtelijke invordering van een schuld, bijvoorbeeld wanneer de rekening bij een energieleverancier niet wordt betaald. Volgens de consumentenorganisatie wordt de schuldenaar op die manier te veel angst aangejaagd, waardoor die zijn rechten vaak onvoldoende laat gelden.
Test-Aankoop stelt dat de ‘twee petjes’ van de deurwaarder momenteel te veel verwarring veroorzaken bij de consument. De deurwaarder kan namelijk zowel een gerechtelijke als een buitengerechtelijke betaling afdwingen.
In het eerste geval komt de deurwaarder tussenbeide wanneer iemand door de rechtbank werd veroordeeld tot de betaling van een geldsom en er niet werd ingegaan op het verzoek van de tegenpartij om te betalen. De deurwaarder komt dan in naam van het gerecht de betaling afdwingen en kan daarbij ook de inboedel komen aanslaan.
Maar daarnaast worden de deurwaarders ook vaak ingeschakeld voor een buitengerechtelijke of minnelijke invordering. Dat betekent dat de schuldeiser – bijvoorbeeld een ziekenhuis, een fitnesscentrum of een energieleverancier – de opvolging van de wanbetalingen heeft uitbesteed. In dat geval heeft de deurwaarder evenwel niet de bevoegdheid om de betaling af te dwingen. Hij kan de wanbetaler enkel herinneringen en aansporingen sturen.
Volgens Test-Aankoop rekenen de schuldeisers er bij de buitengerechtelijke invordering op dat de brief van de deurwaarder schrik aanjaagt. ‘Sommige consumenten zijn zo bang dat ze hun rechten onvoldoende durven laten gelden bij een minnelijke invordering’, zo klinkt het. ‘We krijgen daar geregeld klachten en vragen over’, aldus nog woordvoerder Simon November.
De consumentenorganisatie pleit er daarom voor dat deurwaarders niet langer als tussenpersoon zouden mogen optreden bij een minnelijke schuldinvordering. ‘Daarvoor is overleg nodig met Justitie. We zullen minister Koen Geens daar zeker over aanschrijven’, zegt November. Als daar niet op wordt ingegaan, moet er op zijn minst een controle plaatsvinden door de FOD Economie, luidt het tot slot.