Bedraagt de loonkloof nu 0,7 of 7,0 procent? De ongemakkelijke waarheid is dat vrouwen nog altijd minder verdienen dan mannen

HET LOONKLOOFCIJFER van 0,7 procent is "een ernstige onderschatting van de gemiddelde loonverschillen tussen vrouwen en mannen in België". © Getty Images/iStockphoto
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen publiceerde nieuwe cijfers over de loonverschillen tussen mannen en vrouwen. “De loonkloof gecorrigeerd voor arbeidsduur bedroeg in 2024 nog altijd 7 procent”, zegt het instituut. Vreemd, want eerder dit jaar vierden we nog dat de loonkloof naar amper 0,7 procent gezakt was.

In maart stuurde Statbel, de Belgische dienst voor statistiek, een loonklooncijfer van 0,7 procent de wereld in. “Dat betekent dat vrouwen in 2023 gemiddeld 0,7 procent minder per uur verdienden dan hun collega’s. In 2022 verdienden vrouwen nog 5 procent minder dan mannen. Van alle Europese landen heeft alleen Luxemburg een kleinere loonkloof dan België.”

Statbel berekent de cijfers volgens de instructies van Eurostat, om een internationale vergelijking mogelijk te maken. Zo telt Statbel voor onderwijzend personeel bijvoorbeeld enkel de uren mee dat leerkrachten voor de klas staan. Terwijl ze die lessen ook moeten voorbereiden en nog tal van administratieve of andere klussen af te handelen hebben. Statbel gaf in maart aan dat de loonkloof aangepast voor het aantal gewerkte uren, in plaats van het aantal contractuele werkuren, van 0,7 naar 4,7 procent stijgt.

Ernstige onderschatting

Daarnaast maakt het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen gebruik van de gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) over alle loontrekkenden, terwijl Statbel een steekproef doet. Die twee factoren maken dat de loonkloof van 0,7 procent “een ernstige onderschatting van de gemiddelde loonverschillen tussen vrouwen en mannen in België” is. Omdat het instituut wacht op de data van de sociale zekerheid kan er ook een uitsplitsing gemaakt worden naar de privésector en de publieke sector, per activiteit en per statuut. De loonkloof daalt heel lichtjes, maar daarvoor moeten we naar de cijfers achter de komma kijken. Vrouwen verdienden in 2023 gemiddeld 6,951 procent minder dan mannen per uur, in vergelijking met de 7,046 procent in 2022. Wanneer er niet gecorrigeerd wordt voor arbeidsduur loopt de loonkloof op tot bijna 20 procent, omdat meer vrouwen deeltijds werken en meer zorgtaken opnemen.

In de privésector bedroeg de loonkloof 10,1 procent, in de publieke sector 3,9 procent. Bij de vastbenoemde ambtenaren is het loonverschil tussen mannen en vrouwen het kleinste: 2,9 procent. Bij arbeiders in de privésector het grootst: 19,3 procent. “Arbeidsters worden in het bijzonder blootgesteld aan ongelijkheden. Vooral huishoudhulpen en productiearbeidsters hebben vaak onzekere, deeltijdse banen met veeleisende arbeidsomstandigheden. De lage lonen verergeren hun economische kwetsbaarheid nog”, reageert Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Betaalde sporters tellen niet mee

Het instituut maakt ook de opdeling naar economische activiteit. Voor de sector kunst, amusement en recreatie houdt het instituut geen rekening met de lonen van betaalde sportbeoefenaars. “De erg hoge lonen van sommige mannelijke sporters zouden anders wel heel zwaar wegen in de cijfers. Bij betaalde sportbeoefenaars ligt de loonkloof erg hoog: 79 procent gecorrigeerd voor arbeidsduur. Slechts 7 procent van alle betaalde sport-werkuren gaan naar vrouwen. Vier op de tien betaalde vrouwen hebben een deeltijds contract.”

De loonkloof is het grootste in de sectoren financiële activiteiten en verzekeringen (17,7%) en de productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (16,2%). Er zijn ook drie sectoren, waar relatief weinig vrouwen werken, waar vrouwen meer verdienen dan mannen. Het gaat om de distributie van water, afval, afvalwaterbeheer en sanering (-8,8%); de bouwnijverheid (-2,7%) en vervoer en opslag (-2,1%). “De weinige vrouwen die daar werken, hebben in verhouding vaker een hogere functie en dus een beter loon.”

Geleidelijke daling

“Over het algemeen dalen de loonkloofcijfers maar heel geleidelijk. Er zijn geen sectoren die eruit springen als grote dalers”, besluit het instituut. “De cijfers zijn volledig naar loontrekkenden, maar strikt genomen niet naar loon. Bepaalde onderdelen van de verloning zijn niet in de cijfers opgenomen. Het gaat dan om extra voordelen, zoals betalingen van de werkgever voor de tweede pijler pensioenen, bedrijfswagens of maaltijdcheques.”

Vanaf juni 2026 zullen bedrijven verplicht worden om de criteria bekend te maken die bepalend zijn voor de verschillende beloningsniveaus en informatie verstrekken over de processen die leiden tot promoties en loonsverhogingen. Dat is het gevolg van de Europese richtlijn rond loontransparantie, die in mei 2023 door de lidstaten werd aangenomen, om loondiscriminatie tegen te gaan.

Hoe de omzetting van de richtlijn in Belgische wet er precies moet uitzien, maakt vandaag nog voorwerp uit van discussie tussen de vakbonden en de werkgevers. Het instituut verwacht in ieder geval dat de richtlijn rond loontransparantie een nieuwe impuls zal geven aan de strijd tegen de loonkloof tussen vrouwen en mannen.

Lees meer over de verschillen in pensioenopbouw tussen mannen en vrouwen in dit artikel: De pensioenkloof is groter dan u denkt.

Bekijk ook deze video over de zakgeldkloof, de financieringskloof en de pensioenkloof

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise