Pensioenfondsen: ‘2014 was uitzonderlijk jaar’
2014 was een goed jaar voor de Belgische pensioenfondsen. Ze haalden een gemiddeld rendement van bijna 12 procent. “De verwachte rendementen voor de komende jaren liggen veel lager”, waarschuwt Philip Neyt, de spreekbuis van de bedrijfs- en sectorpensioenfondsen.
De Belgische bedrijfs- en sectorpensioenfondsen boekten in 2014 een gemiddeld rendement van 11,9 procent. Dat is bijna dubbel zoveel als in een gemiddeld jaar, leert een rondvraag van de Belgische Vereniging van Pensioeninstellingen (BVPI). In reële termen, na aftrek van inflatie, ligt het rendement nog hoger. “Het reële jaarrendement van 12,28 procent is heel uitzonderlijk”, zegt BVPI-voorzitter Philip Neyt. De pensioenfondsen zorgen samen met de verzekeraars (groepsverzekeringen) voor het aanvullende pensioen van miljoenen Belgen. Het gaat om collectief sparen voor het pensioen, en staat los van het individuele pensioensparen.
De uitstekende prestaties zijn voor een groot deel te danken aan de meerwaarde op de obligatieportefeuille, veroorzaakt door de daling van de rente. De statistieken van de vereniging van pensioenfondsen gaan tot dertig jaar terug in de tijd. Sinds 1985 haalden de fondsen een gemiddelde jaarreturn van 7 procent, na correctie voor inflatie, blijft er nog een reëel jaarlijks rendement van 4,5 procent over.
“Maar die lijn kun je niet zomaar doortrekken. Het is lang niet zeker dat de komende dertig jaar even goed zijn”, waarschuwt Neyt. “De verwachte rendementen voor de komende jaren liggen veel lager. De rente moet niet veel stijgen om de historisch lage coupons van obligaties volledig weg te vagen. En zelfs bij een gelijkblijvende rente zullen de rendementen van obligaties die tot eindvervaldag in de portefeuille blijven heel weinig opleveren. In veel portefeuilles is het rendement op de obligaties, indien ze tot eindvervaldag in de portefeuille blijven, 1 tot 1,5 procent.” In totaal maakten obligaties eind vorig jaar ongeveer 47 procent van de portefeuilles uit en aandelen 35 procent. Daarnaast beleggen de fondsen ook nog in vastgoed, infrastructuur, enzovoort.
Wettelijk minimumrendement
In de wet op de aanvullende pensioenen (WAP) van 2004 staat dat de werkgevers een nominaal rendement op de lange termijn van gemiddeld 3,25 procent per jaar moeten garanderen op de bijdragen die zij storten voor het aanvullende pensioen van hun werknemers. Philip Neyt vraagt zich luidop af of het niet beter zou zijn om over te stappen op een reëel minimumrendement.
“We hadden op dat moment een inflatie van 2 procent en dat was ook ongeveer de inflatiedoelstelling van de Europese Centrale Bank”, vervolgt Neyt. “Wij hielden in 2004 geen rekening met deflatie. De wettelijke rendementsgarantie hield, na aftrek van inflatie, een reëel rendement van 1,25 procent per jaar in. Als de inflatie in 2015 uitkomt op -0,1 procent, zoals het Planbureau verwacht, dan hou je 3,35 procent reëel rendement over. Dat was nooit de bedoeling van de WAP-garantie. Je zou het nominale minimumrendement van 3,25 procent in de wet kunnen vervangen door een reëel minimumrendement, na verrekening van de inflatie dus, van 1,25 procent op jaarbasis. Zo blijf je trouw aan de geest van de wet en bescherm je toch nog altijd de koopkracht van de werknemers.”
Lees het volledige interview met Philip Neyt in Trends van deze week.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier