Van Overtveldt past mouw aan pensioenval
Gepensioneerden die hun brutopensioen zien stijgen, zullen niet langer het risico lopen dat ze er netto op achteruit gaan.
Federaal minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) voert een technische correctie door om die zogenaamde pensioenval weg te werken. Hetzelfde geldt voor wie een ziekte- of invaliditeitsuitkering krijgt.
Voor aanslagjaar 2016 werd al eens gesleuteld aan de berekening van de bijkomende belastingvermindering voor pensioenen en vervangingsinkomens, om te vermijden dat de pensioenval zich nog zou kunnen voordoen. “De berekening van de bijkomende vermindering bereikt echter het vooropgestelde doel niet”, erkent Van Overtveldt. Dat kwam omdat die berekening toen geen rekening hield met de gemeentelijke opcentiemen.
De minister van Financiën kreeg donderdag groen licht van de ministerraad om het systeem via een wet ‘diverse fiscale bepalingen’ verder bij te sturen voor belastingplichtigen die uitsluitend pensioenen, vervangingsinkomsten of wettelijke ziekte- en invaliditeitsuitkeringen genieten.
Wat was het probleem?
Een onderzoek van PwC leerde in januari dat langer werken niet in alle gevallen resulteert in een hogere pensioen. Sommige mensen zien hun pensioen zelfs dalen. Zolang het wettelijk pensioen op jaarbasis onder 15.570 euro bruto blijft, is er geen probleem. Maar wie door bijvoorbeeld langer te werken zijn wettelijk pensioen ziet aangroeien tot bruto16.500 euro, gaat er netto op achteruit.
Zolang iemand bruto minder dan 15.750 euro heeft op een jaar, betaalt hij geen belastingen op zijn pensioen. Van zodra dat bedrag stijgt door bijvoorbeeld langer te werken, moet de gepensioneerde belastingen betalen. Concreet betekent dat wie bijvoorbeeld bruto 1.000 euro extra krijgt netto 120 euro minder overhoudt. Dat effect verdwijnt bij wie een pensioen heeft van 16.700 euro bruto per jaar of meer. Dat probleem zou nu dus van de baan zijn.