‘Minder pensioen voor wie vroeger stopt’
Marjan Maes, docent-onderzoeker aan de KU Leuven, herinnert ons aan verkeerde beleidskeuzes uit het verleden, geeft haar mening over de pensioenhervorming en somt de grootste werven op voor de minister van Pensioenen.
“Als mensen langer werken, dan kan de overheid ook zorgen voor een pensioen dat een behoorlijke levensstandaard garandeert”, zegt Marjan Maes, docent-onderzoeker aan de KU Leuven en pensioenadviseur van vicepremier Jan Jambon (N-VA). Er moet nog een en ander veranderen in de pensioenwetgeving om ervoor te zorgen dat de mensen echt gemotiveerd worden om langer te werken.
Wat is het belangrijkste risico voor de betaalbaarheid van de pensioenen?
Marjan Maes: “Vergrijzing laat ik buiten beschouwing. De grootste risico’s vloeien voort uit verkeerde keuzes uit het verleden. We hebben in België een flexibele pensioenleeftijd. U mag op dit moment kiezen of u op uw 60ste, 61ste of 65ste met pensioen gaat. In ons land groeien de pensioenrechten met ongeveer 2,2 procent per jaar. Alle OESO-landen, behalve België, passen daar- bovenop een bijkomende ‘actuariële’ correctie toe, van bijvoorbeeld 3,6 procent per jaar vervroeging en 5 procent in Frankrijk.
“We hebben ooit ook zo’n ‘actuariële correctie’ gehad van 5 procent per jaar voor werknemers, maar die is in 1991 afgeschaft. Voor zelfstandigen is die malus in 2013 gesneuveld. Voor ambtenaren heeft zo’n systeem zelfs nooit bestaan. Het Belgische rustpensioenstelsel geeft de mensen nu een financi-ele prikkel om zo vroeg mogelijk met pensioen te gaan. Het is belangrijk dat de regering opnieuw een vorm van bonus-malus invoert om mensen langer aan het werk te houden. Dat sluit ook aan bij het puntensysteem dat de Pensioencommissie onder leiding van Frank Vandenbroucke heeft voorgesteld.”
Zijn er goede maatregelen genomen om de pensioenen opnieuw betaalbaar te maken?
Marjan Maes: “Sinds 2000 maakt de overheid het cumuleren van een wettelijk pensioen met inkomen uit arbeid meer en meer mogelijk. Enkele maanden geleden heeft de regering beslist dat volledig vrij te maken. Wie ouder is dan 65 jaar of een loopbaan van 45 jaar achter de rug heeft, mag zijn pensioen zo veel hij wil aanvullen met arbeidsinkomsten. Onderzoek toont aan dat het een verdedigbare maatregel is, maar enkel in combinatie met zo’n bonus-malussysteem. Anders stimuleren we mensen sneller dan verwacht hun pensioen op te nemen, en daarbij deeltijds te blijven werken om een aanvulling te hebben op hun maandelijkse uitkering van 1000 à 1200 euro. Dat betekent meer pensioenbetalingen uit de staatskas en minder sociale bijdragen erin. Nogmaals: om een budgettaire catastrofe te vermijden, moet die actuariële correctie opnieuw ingevoerd worden.”
Maar er zijn toch al heel wat hervormingen doorgevoerd, met een belangrijke impact op de pensioenkosten.
Marjan Maes: “Er zijn tal van maatregelen genomen. Het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd springt het meest in het oog. We hebben het dan over de verhoging van de minimumleeftijd voor vervroegd pensioen van 60 naar 63 jaar en de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Daarnaast is er de afschaffing van de diplomabonificaties voor de ambtenaren. Hun studiejaren telden tot nu toe mee voor de berekening van het aantal jaren loopbaan. Ze komen sneller aan een ‘volle’ loopbaan, vandaar dat zij gemiddeld slechts 37 jaar werken. De bruggepensioneerden worden geactiveerd om opnieuw een job te verwerven. De pensioenbonus is afgeschaft, die werkende mensen vanaf hun 62ste konden opbouwen per jaar dat ze langer aan het werk bleven.”
Zal de verhoging van de pensioenleeftijd de Belgen ook effectief twee jaar langer aan het werk houden?
Marjan Maes: “Er zijn heel wat uittrederegelingen voorafgaand aan de wettelijke pensioenleeftijd, zoals het stelsel voor werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT, het vroegere brugpensioen, nvdr). Dat maakt dat de effectieve pensioenleeftijd in ons land 59,2 jaar is. In de Europese Unie is dat 63 jaar. In de privésector zijn hervormingen doorgevoerd, maar in de publieke sector zijn er nog altijd 58 regelingen voor vervroegd pensioen. Daar is nog veel werk.
“Ik vind het bijvoorbeeld heel onrechtvaardig dat de parlementairen een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd tot 67 jaar goedkeuren, terwijl een aantal van hen nog altijd op pensioen kan op 52 jaar. Het maakt de politieke haalbaarheid van pensioenhervormingen alleen maar moeilijker. Er zijn argumenten om mensen met een zwaar beroep sneller met pensioen te laten gaan. Maar ik vraag me af of parlementsleden zo’n zwaar beroep hebben.”
Tijdskrediet zonder motivering wordt ook niet meer gelijkgesteld met werken.
Marjan Maes: “In het regeerakkoord staat duidelijk waar de regeringspartners naartoe willen. Alle perioden van onvrijwillig niet-werken, zoals invaliditeit, moederschapsrust, enzovoort, willen ze gelijkstellen aan werken. Wie in zo’n situatie zit, blijft dus pensioenrechten opbouwen. Voor alle perioden van vrijwillig niet-werken, zoals tijdskrediet voor een wereldreis, willen ze de gelijkstelling afschaffen. In de privésector is dat te realiseren.
“In de publieke sector zijn er echter nog heel veel gelijkgestelde periodes van niet-werken. In Wallonië bouwt een leerkracht pensioenrechten op als hij of zij tien jaar ‘in disponibiliteit’ is alvorens met pensioen te gaan. Dat is in feite een soort brugpensioen. In Vlaanderen is de terbeschikkingstelling voor leerkrachten afgeschaft, maar in Wallonië niet. Dat is een heel dure affaire aan het worden.”
Ook het overlevingspensioen is aangepakt.
Marjan Maes: “Het overlevingspensioen is hervormd. Vroeger kon een weduwe of een weduwnaar een overlevingspensioen opnemen vanaf 45 jaar. Levenslang. Nu wordt die leeftijd opgetrokken naar 55 jaar. Het is ook geen echt pensioen meer, maar een overgangsuitkering, die gecumuleerd kan worden met loon, om die mensen weer hun weg te doen vinden in de arbeidsmarkt. Het overlevingspensioen was een inactiviteitsval. Zodra u ging werken, was u die uitkering kwijt. Met 700 euro per maand zit u onder de armoedegrens, maar het belet u wel opnieuw de stap richting de arbeidsmarkt te zetten.”
Hebben al die maatregelen veel impact op het budget?
Marjan Maes: “Het Planbureau heeft gesimuleerd wat de gevolgen zijn van de pensioenhervormingen van de regering-Michel en het effect is aanzienlijk. Zonder die maatregelen schatte het Planbureau de kosten van de vergrijzing op 3,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) tussen 2015 en 2060. Dankzij de hervormingen is de kostprijs gezakt tot 1,6 procent van het bbp. België besteedt vandaag ongeveer 10 procent van zijn bbp aan pensioenuitgaven.
“Volgens het Planbureau leiden al die maatregelen tot een stijging van de levensstandaard en een daling van de armoede bij gepensioneerden. Als mensen langer werken, bouwen ze meer pensioenrechten op en ontvangen ze een hoger pensioen.”
Hoe weten werknemers hoeveel pensioen ze krijgen?
Marjan Maes: “De formule voor werknemers is niet zo moeilijk. Het is een breuk met 45 loopbaanjaren in de noemer. De teller is het aantal effectieve loopbaanjaren, vermenigvuldigd met 60 procent van het gemiddelde loon over de hele carrière. Voor ambtenaren is de berekening helemaal anders. Ambtenaren krijgen meestal 75 procent van het loon van de laatste vijf of tien jaar van hun carrière.”
Zitten werknemers snel aan het maximumpensioen?
Marjan Maes: “U krijgt het maximumpensioen als u 45 jaar hebt gewerkt en elk jaar een loon kreeg dat niet lager is dan het loonplafond van dat jaar. Voor 2014 bedraagt dat loonplafond voor werknemers 52.972,54 euro per jaar. Dat komt neer op een brutomaandloon van ongeveer 4075 euro. Alles wat u daarboven verdient, telt niet mee voor de berekening van uw pensioen.”
Wat moet de minister van Pensioenen zeker nog doen?
Marjan Maes: “Een uniformisering van de pensioenstelsels is aangewezen ten voordele van de gemengde loopbanen. Stel dat u vijftien jaar hebt gewerkt als zelfstandige, vijftien jaar als werknemer en vijftien jaar als ambtenaar. Dan hebt u geen recht op een minimumpensioen, terwijl u wel 45 jaar hebt gewerkt. Wie daarentegen slechts twintig jaar gewerkt heeft als ambtenaar, heeft wel recht op een minimumpensioen. Dat is moeilijk te rechtvaardigen. Het zou veel beter zijn dat het totale aantal gewerkte jaren van tel is, onafhankelijk of het als zelfstandige, werknemer of ambtenaar is. Zo’n hervorming van het minimumpensioen zou ook de arbeidsmobiliteit stimuleren.
“U moet ook weten dat het minimumpensioen voor mensen die 45 jaar gewerkt hebben voor een laag loon, amper hoger ligt dan de inkomensgarantie voor ouderen (IGO, nvdr). De IGO is bijstand voor mensen die nooit hebben bijgedragen aan het systeem en behoeftig zijn. Hier loeren een inactiviteitsval en een armoedeval om de hoek. Een aanzienlijke verhoging van het minimumpensioen is wenselijk voor iedereen met een voldoende lange loopbaan, ongeacht of dat als werknemer, zelfstandige en/of ambtenaar is. Iedereen moet een stimulans krijgen om meer te werken.”
En dan is er nog het ziektepensioen. Dat is misschien wel de grootste werf van allemaal?
Marjan Maes: “Er zijn eigenlijk drie grote werven in het ziektepensioen, die dringend moeten worden aangepakt.
“Ten eerste kunnen ambtenaren ziektedagen opsparen en opnemen — zonder dat ze ziek zijn — als een soort brugpensioen. Federale ambtenaren kunnen 21 ziektedagen per jaar opsparen en die in één keer opnemen vlak voor hun rustpensioen. Wie 600 ziektedagen heeft opgespaard, kan circa twee jaar vroeger met pensioen.
“Ten tweede worden ambtenaren vanaf hun 60ste automatisch met pensioen gestuurd wanneer ze 365 dagen aan een stuk ziek zijn. Er zijn dus ambtenaren die op hun 61ste met pensioen moeten. Het is een goedkope manier voor de overheid om zich te ontdoen van oudere, dure ambtenaren met veel anciënniteit. Dat moet zo snel mogelijk worden afgeschaft.
“Ten derde is er het ziektepensioen zelf. Er is een medische instantie, Medex, die ambtenaren ongeschikt kan verklaren. Medex kan verklaren dat u definitief of tijdelijk lichamelijk ongeschikt bent, ongeschikt voor deze functie maar wel nog geschikt voor een andere functie, geschikt na aanpassingen aan de functie, enzovoort. In de praktijk zien we dat de meerderheid van die beslissingen luidt dat de ambtenaar definitief ongeschikt is. Er zijn militairen die op hun 30ste arbeidsongeschikt worden en dan levenslang een ziektepensioen krijgen. De overheid doet geen moeite om een aangepaste job te zoeken. We bewijzen mensen geen dienst met zo’n uitkering. Ze is te laag om comfortabel van te leven en te hoog om hen aan te zetten werk te zoeken. Ze zitten op het randje van de armoedegrens.
“Het ziektepensioen moet hervormd worden naar het model van de ziekteverzekering in de privésector. Met de nodige begeleiding, een reïntegratieplan en meer middelen voor arbeidsmobiliteit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier