De nieuwe pensioenovereenkomst voor zelfstandigen: moet u de kans grijpen?
De regering-Michel biedt ook aan zelfstandigen zonder vennootschap de mogelijkheid om te sparen voor een aanvullend pensioen. Wanneer is de nieuwe pensioenovereenkomst interessant?
Het kabinet van minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) heeft aangekondigd dat ook zelfstandigen zonder vennootschap vanaf 1 juli een aanvullend pensioen kunnen opbouwen. De wet is onlangs aangenomen en verschijnt begin maart in het Staatsblad. Wie moet die kans grijpen en voor wie is de pensioenovereenkomst een maat voor niets?
1. Wie kan een pensioenovereenkomst afsluiten?
De pensioenovereenkomst voor zelfstandigen (POZ) is bedoeld voor zelfstandigen in hoofdberoep en voor zelfstandigen in bijberoep die al minstens drie jaar bezig zijn en een belastbaar inkomen van minstens 13.550,5 euro per jaar hebben. Zelfstandigen met een vennootschap en bedrijfsleiders hebben al langer een formule om een aanvullend pensioen op te bouwen: de individuele pensioentoezegging (IPT). Zij zijn uitgesloten van de nieuwe pensioenovereenkomst voor zelfstandigen. Die overeenkomst is gekneed naar het model van de IPT, maar er zijn wel verschillen.
2. Wanneer levert de pensioenovereenkomst voordeel op?
De pensioenovereenkomst is vooral interessant voor wie alle andere mogelijkheden volledig heeft benut om te sparen voor een aanvullend pensioen. De stortingen voor de andere pensioenformules zijn beperkt, maar leveren in verhouding wel meer fiscale voordelen op.
Volgens Tom Mergaerts, de CEO van de pensioeninstelling Amonis, staat het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) helemaal bovenaan op de fiscale ranking en de pensioenovereenkomst helemaal onderaan.
Een zelfstandige kan maximaal 8,17 procent van zijn jaarinkomen in een VAPZ storten
Een zelfstandige kan maximaal 8,17 procent van zijn jaarinkomen in een VAPZ storten. Als hij dat aanvult met een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en invaliditeit, spreken we over een sociaal VAPZ. Daarin mag hij tot 9,4 procent van zijn inkomen storten. Het gaat alles bij elkaar om vrij kleine bedragen. Ook het individuele pensioensparen en het langetermijnsparen zijn geplafonneerd, respectievelijk op 960 en 2310 euro voor 2018.
Volgens Hilde Van Vlaenderen, expert in het aanvullend pensioen voor zelfstandigen bij AG Insurance, is het VAPZ op verschillende niveaus voordeliger dan andere manieren om extra pensioen op te bouwen. “Ten eerste mag de zelfstandige de bijdragen voor het VAPZ fiscaal aftrekken. Voor zelfstandigen die hun reële beroepskosten niet bewijzen, komt dat zelfs boven op het kostenforfait. Het fiscale voordeel is dus gelijk aan het hoogste belastingtarief dat de zelfstandige afdraagt op zijn inkomen. Dat is al snel 40 à 50 procent. Voor een pensioenovereenkomst bedraagt dat voordeel slechts 30 procent.”
“Ten tweede moet de zelfstandige geen sociale bijdragen betalen op het deel van zijn inkomen dat hij als premie voor het VAPZ stort”, vervolgt Van Vlaenderen. “Ten derde betaalt hij geen premiebelasting op de stortingen. En ten vierde is de belasting op het kapitaal voordeliger dan die van de pensioenovereenkomst.”
‘Het principe is dat het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen niet meer dan 80 procent van het inkomen mogen bedragen’
De zelfstandige betaalt geen belasting op het kapitaal dat hij krijgt op zijn wettelijke pensioenleeftijd, maar wel op een fictieve rente, die hij tien jaar lang moet optellen bij zijn andere inkomsten. Omdat het inkomen van een zelfstandige op rust meestal laag is, is de uiteindelijke belasting van het VAPZ ook laag.
In de praktijk komt het erop neer dat een pensioenovereenkomst pas een niet te versmaden voordeel oplevert voor zelfstandigen die een belastbaar inkomen van meer dan 30.000 euro per jaar hebben. Voor zelfstandigen die minder dan 20.000 euro verdienen, is het aanvullend pensioen dat ze mogen opbouwen peanuts, volgens Van Vlaenderen.
“Er staat een maximum op het kapitaal dat je met een pensioenovereenkomst mag opbouwen, afhankelijk van je inkomen”, zegt Van Vlaenderen. “Het principe is dat het wettelijk pensioen en het aanvullend pensioen – het VAPZ en de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen samen – niet meer dan 80 procent van het inkomen mogen bedragen (de zogenoemde 80 procentregel). Het wettelijk pensioen voor een zelfstandige met een volledige loopbaan wordt geschat op 25 procent van zijn inkomen, met als minimumpensioen 14.650 euro. Wie al stort voor een VAPZ, botst met een inkomen van 20.000 of 25.000 euro al snel op dat maximum van 80 procent.”
3. Hoeveel moet de zelfstandige storten?
Het is belangrijk dat de zelfstandige erbij stilstaat hoeveel geld hij kan missen, want het geld staat opzij tot aan zijn pensioenleeftijd. “Er is wel één uitzondering op die regel: de vastgoedfinanciering”, merkt Van Vlaenderen op. “De reserves van het aanvullend pensioen kun je gebruiken als waarborg voor een hypothecair krediet. Je kunt ook een voorschot nemen op een deel van de reserves om de aankoop van onroerende goederen of een verbouwing te financieren. De zelfstandige betaalt dan wel een rente tot hij dat voorschot heeft terugbetaald. Als hij het voorschot niet aflost, wordt het bij de uitkering van het kapitaal verrekend.”
Er is geen wettelijk verplicht minimum. De premie hoeft ook niet elk jaar dezelfde te zijn. Zelfstandigen kunnen de stortingen in magere jaren opschorten of verminderen. Van Vlaenderen: “Er is veel flexibiliteit mogelijk. Zelfstandigen moeten alleen opletten dat er geen link is met een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid of overlijden, zodat ze hun dekking niet verliezen door hun premiebetaling voor de pensioenovereenkomst op te schorten.”
Er is dus enkel een maximum voor de stortingen op basis van de 80 procentregel. Belangrijk om te weten is dat er een verschil is in het referentie-inkomen voor zelfstandigen met een vennootschap en dat van zelfstandigen zonder vennootschap. “Voor de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen zonder vennootschap wordt gekeken naar het inkomen over de afgelopen drie jaar, omdat het inkomen van een zelfstandige van jaar tot jaar sterk kan schommelen. Voor de individuele pensioentoezegging is de laatste normale brutojaarbezoldiging van de zelfstandige met een vennootschap de referentie”, legt Van Vlaenderen uit.
4. Waarin wordt het geld geïnvesteerd?
Het geld dat de zelfstandigen in een VAPZ storten, komt altijd terecht in een tak21-levensverzekering. Dat is een levensverzekering met een gegarandeerd rendement en eventueel een winstdeelneming in de goede jaren. Voor de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen biedt de wetgever de keuze tussen tak21- en tak23-levensverzekeringen. Bij tak23-levensverzekeringen is het rendement gekoppeld aan een beleggingsfonds en zijn er geen rendementsgaranties.
AG Insurance zal aanvankelijk enkel een pensioenovereenkomst in de vorm van een tak21-levensverzekering commercialiseren. “Het zijn zelfstandigen met een laag wettelijk pensioen. We moeten in het begin vooral garanties bieden voor de aanvulling van dat pensioen”, zegt Van Vlaenderen. “In een latere fase gaan we ook tak23-levensverzekeringen als pensioenovereenkomst aanbieden. De klanten kunnen dan ook voor een combinatie van tak21 en tak23 gaan.”
‘De discriminatie tussen zelfstandigen met en zonder vennootschap nog niet volledig is weggewerkt’
Ook Amonis zal pensioenovereenkomsten lanceren. In de eerste plaats komt er een pensioenovereenkomst naar het model van het VAPZ en in de tweede plaats een pensioenovereenkomst waarvan het rendement afhangt van de onderliggende beleggingen. “Het rendement dat we momenteel kunnen garanderen, is te laag”, vindt Mergaerts.
“We hebben een individuele pensioentoezegging die de levenscyclus van de aangesloten zelfstandigen volgt. Het rendement hangt af van twee beleggingsfondsen: een fonds met een focus op Europese aandelen en een met een focus op Europese overheidsobligaties. Hoe ouder de aangeslotenen, hoe meer veiligheid we inbouwen, en hoe hoger het gewicht van de obligaties stijgt, om uiteindelijk op 95 procent obligaties te eindigen. De pensioenovereenkomst zou op dezelfde manier kunnen werken.”
5. Welke verschillen blijven er over?
Mergaerts vindt dat er toch een aantal belangrijke verschillen blijven, waardoor de discriminatie tussen zelfstandigen met en zonder vennootschap nog niet volledig is weggewerkt. Maar een zelfstandige zal natuurlijk nooit een vennootschap oprichten enkel en alleen omdat de opbouw van een aanvullend pensioen dan mogelijk ietwat gemakkelijker gaat.
‘Het is voor zelfstandigen zonder vennootschap echt wel belangrijk zo snel mogelijk een pensioenovereenkomst af te sluiten’
Mergaerts vindt het vooral jammer dat een zelfstandige zonder vennootschap de verloren jaren niet kan inhalen, zoals een zelfstandige met een vennootschap wel kan. “Het gaat om de zogenoemde backservicejaren”, verduidelijkt hij. “Een zelfstandige met een vennootschap die al lang actief is, maar die er nu pas aan denkt een aanvullend pensioen op te bouwen, kan al die vorige jaren inhalen. Een zelfstandige zonder vennootschap kan dat niet, of niet in dezelfde mate.”
Van Vlaenderen beaamt dat. “Een zelfstandige met een vennootschap kan met een eenmalige premie of met periodieke toekomstige premies een aanvullend pensioen opbouwen voor alle jaren die hij al actief was voordat hij een individuele pensioentoezegging afsloot. Van de jaren dat hij voordien actief was zonder vennootschap of als werknemer, kan hij nog eens tien jaar inhalen.
In totaal kan de zelfstandige met een vennootschap over veertig jaar – of een volledige loopbaan – een aanvullend pensioen opbouwen. Maar voor een zelfstandige zonder vennootschap zijn er twee bijkomstige beperkingen: je kunt maar teruggaan tot 1 januari 2018, en je kunt vanaf het moment van het afsluiten van de pensioenovereenkomst maximaal tien jaar teruggaan in de tijd. Het is voor zelfstandigen zonder vennootschap dus echt wel belangrijk zo snel mogelijk een pensioenovereenkomst af te sluiten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier