Vrije Tribune
‘De financiering van onze oude dag zit fout’
“Door de toegenomen levensverwachting en het meer actieve leven is een financiële planning op langere termijn geen overbodige luxe”, zegt Kristof De Paepe van Spaargids.be.
Eens we de kaap van 80 jaar hebben gerond, daalt de waarde van de erfenis die we nalaten. Dat is wellicht deels het gevolg van een planning waarbij we onze erfgenamen een stuk erfbelastingen willen besparen, maar wellicht ook van een dure oude dag. Hoge kosten van medische verzorging en zware facturen van rusthuizen eisen hun tol. Tegelijk legt het de vinger op een wonde. De financiering van onze oude dag zit fout.
Een beschaafde samenleving herken je onder meer aan de manier waarop die met haar oudere leden omgaat. Krijgen zij voldoende middelen en mogelijkheden om een kwalitatieve herfst en winter van hun leven te mogen kennen?
De financiering van onze oude dag zit fout
De pensioenen vormen hiervoor een belangrijke hefboom. Bij een kapitalisatiesysteem sparen de actieven zelf voor hun oude dag. Tijdens hun loopbaan leggen ze een stuk van hun verdiensten opzij voor het moment dat hun arbeidsperiode voorbij zal zijn. Net zoals de eekhoorn die in herfst nootjes sprokkelt om nadien in de winter voorraad te hebben. Bij een repartitiesysteem – dat we in België kennen – stoppen de actieven dan weer bijdragen in een grote pot, waaruit de gepensioneerden van vandaag een uitkering ontvangen.
Het wettelijke pensioen – de eerste pijler in vakjargon – is echter beperkt. Het pensioen van iemand die 45 jaar als bediende heeft gewerkt, bedraagt maximaal 2.892,09 euro in gezinsverband of 2.313,67 euro bruto per maand als alleenstaande. In de praktijk ligt het meestal een pak lager. Een gepensioneerde loontrekkende moet het doorgaans stellen met zowat 1.100 euro bruto, een zelfstandige moet zelfs genoegen nemen met gemiddeld 900 euro bruto.
Door die lage wettelijke pensioenen, nemen steeds meer mensen hun toevlucht tot bijkomende pensioenplannen. Denk maar aan de groepsverzekeringen, aan het pensioensparen via een pensioenspaarfonds of een pensioenspaarverzekering en aan het fiscaal aangemoedigde langetermijnsparen.
Al deze bijkomende pensioenplannen voorzien in de opbouw van een kapitaal, dat wordt uitgekeerd op de wettelijke pensioenleeftijd. Het is als het ware de ‘flosh’ van de kermismolen die we kunnen vastgrijpen als ons beroepsleven erop zit.
Wat er met die kapitalen na de leeftijd van 65 jaar gebeurt, is de zaak van de pas gepensioneerden. Een wereldreis maken, de woning verbouwen, zich een nieuwe auto aanschaffen, de kinderen een duw in de rug geven, … het kan allemaal. Maar het strookt niet met het voorzorgsprincipe dat erop gericht moet zijn om gepensioneerden ook op hogere leeftijd onbekommerd een oude dag te laten kennen. Door de toegenomen levensverwachting en het meer actieve leven is een financiële planning op langere termijn nochtans geen overbodige luxe.
Er zijn mogelijkheden om de financiering beter af te stemmen op de langetermijnbehoeften. Zo hebben begunstigden van een groepsverzekering het recht om hun opgebouwd kapitaal te laten omzetten in een levenslange lijfrente, die hen minstens 1,75 procent lijfrente moet geven. Dat is een veelvoud van de 0,11 procent die ze momenteel op het gros van de spaarboekjes krijgen. Dat er zelden of niet gebruik van wordt gemaakt, heeft veel te maken met een algemeen gewortelde cultuur. De groepsverzekering wordt nog vaak gezien als een spaarpot die men eindelijk krijgt na jaren van werken.
Voorts heeft een lijfrente het nadeel dat de uitkeringen stoppen bij overlijden, waardoor bij een vroeg sterfgeval de spaarinspanning tot niets zou hebben geleid. Voorts maken werkgevers er weinig reclame voor. Zij houden immers niet van levenslange garanties, want zij blijven uiteindelijk verplicht om voor de financiering ervan te zorgen.
En waarom zouden we niet op systematische manier renteformules koppelen aan het pensioensparen en het langetermijnsparen. Een deel van de bevolking heeft financiële begeleiding nodig, zeker op een moment dat de mogelijkheden van de overheid om bij te springen steeds kleiner worden. Het leven stopt niet op 65.
Dossier: pensioenen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier