‘Op termijn is begrotingsinspanning van 10,5 procent nodig’
Om de overheidsfinanciën op termijn op de rails te houden, is een begrotingsinspanning van 35 miljard euro of 10,5 procent van het bbp nodig. Doen we niets, dan dreigt de staatsschuld op te lopen tot 716 procent van het bbp, blijkt uit nieuwe berekeningen van de KU Leuven.
Kasper kreeg, net als de 128.256 andere Belgjes geboren in 2010, op het eerste gezicht een fantastisch geboortecadeau van de samenleving. Want iedere Belg geboren in 2010, zal in de loop van zijn leven per saldo gemiddeld 119.196 euro ontvangen van de overheid. Dat bedrag is het verschil tussen alle te ontvangen uitkeringen en te betalen belastingen, in de veronderstelling dat het huidige fiscale, sociale en budgettaire beleid wordt voortgezet.
Maar het beleid zal veranderen, omdat het moet veranderen. Om de overheidsfinanciën opnieuw houdbaar te maken, moet elke nieuwgeborene eigenlijk over zijn hele leven netto 181.000 euro afdragen. In de kering is dat dus 300.000 euro verschil. Arme Kasper & co dus.
Verbluffend
Door deze generatieboekhouding te combineren met de bevolkingsprognoses van de Belgische bevolking kan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën onderzocht worden. De resultaten zijn verbluffend. “Het huidige fiscale en budgettaire beleid is niet houdbaar”, zegt professor André Decoster (KU Leuven). “Om de overheidsfinanciën weer op de rails te krijgen is op lange termijn een begrotingsinspanning van 10,45 procent van het bbp nodig, of ongeveer 35 miljard euro. In plaats van een structureel evenwicht (voor rentelasten) in 2010, hebben we een structureel overschot van 10 procent nodig. Dit hoeft niet van vandaag op morgen, maar het gaat wel om de structurele inspanning die nodig is, los van de conjuncturele schommelingen.
En het is een inspanning die decennialang volgehouden moet worden. We spreken ons ook niet uit over hoe de inspanning geleverd moet worden. Maar als ze enkel via hogere belastingen verloopt, dan moet de totale belastingdruk ongeveer van 45 naar 55 procent van het bpp stijgen, wat neerkomt op een belastingverhoging van 20 procent. Wordt er enkel gesaneerd in de uitgaven, dan moeten die dalen met 18 procent.”
Vergrijzing, vergrijzing, vergrijzing
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is de hachelijke toestand van de Belgische overheidsfinanciën in slechts geringe mate te wijten aan de bestaande overheidsschuld. Het is vooral de demografische evolutie en de snel stijgende uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg die voor de ontsporing dreigen te zorgen. “Stel dat we vandaag geen overheidsschuld zouden hebben, dan nog is een inspanning van 9 procent nodig om de overheidsfinanciën duurzaam te maken. Drie kwart van het langetermijnprobleem heeft te maken met de vergrijzing”, zegt André Decoster. Langer werken is daarom de boodschap. ”
Noord en zuid
De onderzoekers maakten ook voor de verschillende regio’s afzonderlijk een generatieboekhouding. Deze oefening leert dat het onevenwicht tussen de generaties het kleinst is in Vlaanderen en Brussel, en het grootst in Wallonië. Een Vlaamse baby mag in zijn leven (op basis van het beleid van 2010) gemiddeld 94.256 euro verwachten van de overheid, terwijl voor een baby in Wallonië dat bedrag oploopt tot 245.220 euro. “Dat verschil is grotendeels te wijten aan de andere sociaaleconomische omstandigheden in Wallonië. De werkgelegenheid en het inkomen zijn er lager dan in Vlaanderen, waardoor een nieuwgeboren Waal gemiddeld minder belastingen zal betalen en meer uitkeringen zal ontvangen”, zegt André Decoster. “Maar als we deze sociaaleconomische verschillen wegfilteren, en we doen alsof Vlaanderen en Wallonië een identiek economisch profiel hebben, dan krijgt de Waalse baby nog maar 89.034 euro. Dat is dus minder dan een Vlaamse, wat erop wijst dat Wallonië iets betere demografische vooruitzichten heeft, en iets minder last van de vergrijzing zal hebben.”
Daan Killemaes
Donderdag leest u in Trends een uitgebreidere analyse.
*Generational Accounting in Belgium: Fiscal Sustainability at a Glance, André Decoster (KU Leuven), Pieter Vanleenhove (KU Leuven), Xavier Flawinne (CEPP, ULIEGE). Deze paper werd maandag voorgesteld op de workshop van het Flemosi-project (www.flemosi.be), gefinancierd door IWT-Vlaanderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier