Obligaties in 2014: Tegenwicht voor evenwicht
De lage rente op obligaties schrikt veel beleggers af. Ten onrechte, stellen experts. Obligaties hebben een belangrijke plaats in elke evenwichtig opgebouwde portefeuille.
De obligatiemarkten hebben een vrij goed jaar achter de rug. In de eurozone profiteerden de landen van de periferie van de toegenomen belangstelling van beleggers voor hun obligaties.
Met dank aan Mario Draghi, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB), die verklaarde dat hij er alles aan zou doen om de euro in stand te houden. Een andere factor was dat beleggers naarstig op zoek waren naar bronnen van rendement in 2013. Het beste voorbeeld van de omgeslagen sfeer over de europeriferie is Ierland, dat erin is geslaagd het vertrouwen van de financiële markten terug te winnen. Ook Spanje maakte dit jaar een comeback. Het land boekte grote vooruitgang met de sanering van zijn banksector en met de structurele hervorming van zijn economie.
Een uitzondering is Portugal. Volgens Carl Vermassen, fondsbeheerder bij Petercam, kan dat land in 2014 een destabiliserende factor worden. Hij raadt aan Portugese overheidsobligaties links te laten liggen. “Er hangt nu een positieve sfeer rond de eurozone. Maar er is geen garantie dat dat blijft duren. De groei in Europa is nog altijd laag, en de schulden van landen zoals Portugal en Spanje zijn nog altijd niet volledig onder controle. Het wordt gevaarlijk als het economische herstel zou stokken.”
Als bescherming tegen een nieuwe uitbraak van de eurocrisis blijven Duitse overheidsobligaties een nuttig onderdeel van een beleggingsportefeuille. “Bunds koop je niet voor het rendement”, aldus Vermassen. “Het extreem lage rendement moet je beschouwen als een verzekeringspremie tegen een opflakkering van de eurocrisis.”
Spreiden met obligaties
In navolging van de overheidsobligaties is ook het rendement op bedrijfsobligaties gedaald. Peter De Coensel, die bij Petercam de investmentgradeobligaties – bedrijfsobligaties met een hoge kredietwaardigheid – onder zijn hoede heeft, stelt vast dat steeds meer beleggers het belang van hoogwaardige obligaties in hun portefeuille afbouwen, omdat ze denken dat ze onvoldoende worden vergoed. Dat is ten onrechte, stelt De Coensel. Hij plaatst de lage rente in een historisch perspectief. “De voorbije 140 jaar schommelde de tienjarige overheidsrente in de Verenigde Staten gemiddeld tussen 2 en 4 procent. De huidige lage rente op obligaties is dus normaler dan de hoge renteniveaus van de jaren tachtig en negentig.” Door hoogwaardige obligaties af te wijzen verliezen beleggers volgens De Coensel een belangrijke vorm van diversificatie tegenover aandelen, die volatieler zijn.
Ook Andy Howe, obligatiespecialist bij het fondsenhuis Fidelity, wijst op het belang van diversificatie. “Obligaties hebben een belangrijke plaats in elke evenwichtig opgebouwde portefeuille”, aldus Howe. “Coupons zijn een krachtige bron van inkomsten, en door hun lagere volatiliteit bieden obligaties een goed tegenwicht voor aandelen.” Howe wijst ook op de sterke fundamenten van de markt van bedrijfsobligaties. “De winstmarges van de bedrijven zijn heel hoog en de dekkingsgraad van de intrestbetalingen bedraagt gemiddeld 4 (de operationele inkomsten dekken vier keer de verschuldigde interestbetalingen, nvdr). Ook de defaultrate – het aantal faillissementen – is historisch laag en zal door de golf aan goedkope herfinancieringen van de voorbije jaren laag blijven”, aldus Howe.
Obligatiebeleggers moeten zich volgens Howe wel aanpassen aan de tijd. De lage economische groei betekent dat de voorkeur moet gaan naar stabiele bedrijven met een hoge kredietwaardigheid. Hij raadt ook aan de looptijden van obligaties in de portefeuille te spreiden, en om een aantal inflatiebestendige obligaties aan te schaffen. “Wij geven de voorkeur aan Duitse of Amerikaanse inflatiebestendige obligaties, want er is wel degelijk een gevaar op inflatie.” Franse inflatiebestendige obligaties laat hij links liggen, omdat door de slecht presterende Franse economie in dat land maar weinig risico is op inflatie.
Highyield
De highyieldobligaties – obligaties van bedrijven met een lagere kredietwaardigheid – hebben een bijzonder sterk jaar achter de rug. Volgens Bernard Lalière, highyieldobligatiespecialist bij Petercam, was 2013 het beste jaar ooit, met een recordbedrag van 60 miljard euro aan nieuwe uitgiftes. Naast het aanbod is ook de vraag van beleggers naar die hoger renderende effecten sterk toegenomen.
Lalière schrijft dat toe aan de verdwenen recessievrees, de stijgende aandelenmarkten en de opmerkelijke verbetering van de algemene kredietwaardigheid van het highyieldsegment. Dat wordt gedomineerd door bedrijven met een BB-kredietrating – de hoogste in dat segment – terwijl de CCC-bedrijven nog amper een tiende uitmaken.
Heel wat highyieldbedrijven hebben gebruikgemaakt van de lagere rente om bankschulden en obligaties te herfinancieren. Slechts een minderheid van het geld ging naar de betaling van dividenden of naar overnames. Dat staat in schril contrast met de jaren vóór de financiële crisis, toen vooral werd geleend om dure overnames te bekostigen.
De verbetering van de algemene kwaliteit van highyieldobligaties betekent niet dat beleggers minder waakzaam zijn. Het grootste gevaar van highyieldobligaties loert in tijden van crisis, waar het vaak moeilijk wordt ze te verkopen, behalve tegen een aanzienlijke korting. Lalière raadt beleggers aan de voorkeur te geven aan BB-bedrijven, en vooral aan ondernemingen die op weg zijn naar het investmentgradesegment. Voorbeelden daarvan zijn ArcelorMittal, Fiat Industrial (CNH), Heidelberg Cement en Lafarge. Hij wijst er ook op dat er bedrijven zijn die profiteren van de lage rente om hun schuldgraad agressief op te drijven, bijvoorbeeld om meer cash te kunnen uitkeren aan de aandeelhouders. Dat maakt die bedrijven extra kwetsbaar voor marktcorrecties.
Stijgende rente
Veel beleggers zijn bezorgd over de stijgende rentevoeten. De rente in de Verenigde Staten schoot dit jaar omhoog, nadat Ben Bernanke, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, allusie maakte op de afbouw van het inkoopprogramma van obligaties, waarmee zijn instelling de langetermijnrente kunstmatig laag houdt. Als de rente stijgt, dalen de obligatiekoersen. Hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe lager het rendement en hoe gevoeliger ze is voor een rentestijging.
Maar Howe relativeert de dreiging van een rentestijging. “In het verleden – bijvoorbeeld in 1994, 1999 en 2004 – hadden rentestijgingen maar een beperkte invloed op het rendement van obligatieportefeuilles. De herinvestering van coupons en van kapitaal dat op vervaldag komt, helpt de koersverliezen op te vangen”, aldus Howe. Hij wijst erop dat in het verleden een gediversifieerde portefeuille van euro-obligaties bij een rentestijging van 2 procent al na drieënhalf jaar de verliezen heeft weggewerkt. Sleutelwoord is hier opnieuw diversificatie. Beleggers moeten er dus voor zorgen dat de vervaldagen van de obligaties in hun portefeuille mooi gespreid zijn in de tijd, zodat ze regelmatig vers kapitaal kunnen herbeleggen tegen hogere rentevoeten.
Mathias Nuttin
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier