‘Notionele-intrestaftrek voldoet wel aan Europese wetgeving’

© belga

België hoeft het fiscale voordeel van de notionele-intrestaftrek helemaal niet uit te breiden naar buitenlandse bijhuizen van Belgische bedrijven. Dat zegt Luc De Broe, professor fiscaal recht aan de KU Leuven, naar aanleiding van een dreigement van de Europese Commissie.

De Commissie eist dat ons land binnen de twee maanden het fiscale voordeel van de notionele-intrestaftrek aanpast, anders volgt een procedure voor het Europees Hof van Justitie. Maar een uitbreiding zou volgens tegenstanders de kostprijs van het systeem nog verhogen. Zij pleiten voor de afschaffing van het systeem. Met de regeling kunnen vennootschappen een fictieve rente aftrekken van hun winst.

Volgens De Broe voldoet onze wetgeving wel degelijk aan de Europese regels: “Het is juist dat een onderneming die enkel in België opereert, van een hogere notionele-intrestaftrek geniet dan haar concurrent met een vast bijhuis in het buitenland. Dat is inderdaad een beperking van de vrije vestiging. Maar dat hoeft niet onverenigbaar te zijn met het Europese recht. Sommige beperkingen kunnen gerechtvaardigd worden via het concept van de internationale coherentie. Het Europees Hof van Justitie noemt dat de rechtvaardige verdeling van de belastingheffing. Indien een land in een dubbelbelastingverdrag zijn heffingsbevoegdheid heeft overgedragen, dan hoeft de lidstaat het fiscaal voordeel niet uit te breiden tot dat type van inkomen. Dat is hier volgens mij het geval.”

Het Europese Hof van Justitie heeft nog nooit een arrest over dit onderwerp geveld. De Broe: “Aangezien de buitenlandse fiscus en niet de Belgische de buitenlandse bijhuizen van Belgische ondernemingen belast, hebben ze volgens mij geen recht op de notionele-intrestaftrek in België. Als ik de minister van Financiën was, zou ik het been stijf houden.”

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content