Inflatie eurozone stijgt tot 7 procent
Na vijf dalingen op rij is de inflatie in de eurozone in april niet verder meer gezakt. De inflatie kwam voor april uit op 7 procent, tegen 6,9 procent in maart, zo blijkt dinsdag uit een flashraming van het Europese statistiekbureau Eurostat.
De inflatie geeft weer in welke mate waarin het dagelijks leven duurder is geworden dan een jaar eerder. Ze piekte in november vorig jaar op 10,6 procent, vooral onder impuls van de energieprijzen.
De energieprijzen zijn intussen fors gedaald, maar nu zijn het vooral voeding, alcohol en tabak die de inflatie hoog houden. De inflatie van die categorie producten bedroeg in april 13,6 procent, aldus Eurostat. Weliswaar een daling tegenover maart (toen ging het om een inflatie 15,5 procent), maar wel nog steeds de categorie met de grootste toename.
Bij niet-industriële goederen exclusief energie is er sprake van 6,2 procent inflatie, bij diensten is dat 5,2 procent en bij energie 2,5 procent. Vorige maand was er nog lichte afname bij energie.
De kerninflatie, waar sterk schommelende prijzen voor energie, voedsel, tabak en alcohol niet in meewegen, kwam volgens de eerste raming van Eurostat uit op 5,6 procent. Dat is iets minder dan de 5,7 procent in maart. Hier is er in tegenstelling tot de algemene inflatie dus wel nog een daling. De kerninflatie biedt volgens economen een goed zich op de onderliggende inflatietrend.
Voor België heeft Eurostat 3,3 procent inflatie in de tabellen staan tegenover 4,9 procent in maart. Het cijfer is verschillend van de 5,6 procent inflatie in april die het Belgische statistiekbureau Statbel vorige week communiceerde. De twee statistiekinstellingen hanteren een andere berekeningswijze