Jef Wellens
Regionaal opbod rond de woonbonus
2015 is het jaar één na de zesde staatshervorming. Door de splitsing van vastgoed in zogenoemde eigen woningen, waarvoor de gewesten bevoegd zijn, en niet-eigen woningen zoals tweede verblijven, die een federale bevoegdheid blijven, vervelt de woonbonus tot vier woonbonussen, met telkens verschillende bedragen.
Ieder gewest heeft intussen kleur bekend over zijn woonbonus, want dat voordeel heeft een centrale plaats in hun fiscale stratego.
Toen de regio’s jaren geleden bevoegd werden voor de successie- en registratierechten, vervulde Vlaanderen een pioniersrol. Het verlaagde als eerste regio de tarieven. En met succes: het daaropvolgende jaar brachten de successie- en registratierechten Vlaanderen een hoop meer op. Het Laffer-effect, weet u wel. De andere regio’s konden niet anders dan schoorvoetend het Vlaamse voorbeeld volgen.
Vlaanderen neemt het voortouw
Ook nu neemt Vlaanderen het voortouw. De kosten van de woonbonus ontsporen vooral in Vlaanderen: 1,7 miljard euro in 2014. Ter vergelijking: de woonbonus kostte Wallonië dat jaar 730 miljoen euro, en Brussel amper 140 miljoen euro. Vlaanderen kon dus niet anders dan budgettair ingrijpen. Voor nieuwe leningen vanaf 2015 verlaagde het niet enkel het bedrag van de woonbonus (van 3040 tot 2280 euro), maar ook het percentage van de belastingvermindering (40 %). Zo levert de nieuwe Vlaamse woonbonus per koppel jaarlijks tot 1300 euro minder fiscaal voordeel op. Ook besliste Vlaanderen de fiscale voordelen voor nieuwe en oude leningen definitief te bevriezen. Door die permanente indexatiestop zal het belastingvoordeel voor leningen in Vlaanderen op termijn verdampen.
De staatshervorming geeft het begrip fiscale concurrentie een nieuwe dimensie
Nadat de Vlaamse plannen bekend raakten, haastte Brussel zich met de aankondiging dat het zijn woonbonus de eerste jaren niet zal wijzigen. Zo hoopt het gewest meer jonge gezinnen te lokken. Ook het Waals Gewest houdt Vlaanderen in de gaten. Toen dat de afschaffing van het fiscale voordeel voor inbraakbeveiliging aankondigde, besloot Wallonië niet toevallig een week later hetzelfde te doen. Hoewel Wallonië aanvankelijk ook te kennen had gegeven dat het fors zou snoeien in de woonbonus, veranderde het in het najaar van koers, toen het doorhad dat het garen kon spinnen bij de Vlaamse sanering. Net als Brussel besliste het Waals Gewest om een hogere woonbonus te behouden, die bovendien geïndexeerd blijft. “Een kandidaat-eigenaar heeft er dus alle belang bij een hypotheek te sluiten voor een woning in Wallonië eerder dan in Vlaanderen, omdat het Vlaams Gewest het bedrag van de woonbonus beperkt en de indexatie afschaft”, stelde Waals minister van Wonen en Energie Paul Furlan (PS) onverbloemd.
Fiscale concurrentie
De staatshervorming geeft het begrip ‘fiscale concurrentie’ zo een nieuwe dimensie. Het monopolie van één federale personenbelasting is doorbroken. Door hun fiscale troeven uit te spelen proberen de gewesten zich voor potentiële inwoners zo aantrekkelijk mogelijk voor te stellen – voor zover hun budgettaire ruimte dat toelaat. De woonbonus kost aan Vlaanderen dubbel zoveel als aan Wallonië en Brussel samen. Die laatste twee gewesten veroorloven zich dus nog wat groeimarge.
Brussel en Wallonië nodigen Vlamingen op die manier uit zich te vestigen in hun gewest, want nieuwe inwoners leveren nieuwe opcentiemen en dus hogere belastingopbrengsten op. En net die gewestelijke opcentiemen zijn na de staatshervorming de belangrijkste inkomensbron voor de regio’s.
Of veel Vlamingen zullen ingaan op de uitnodiging van de buren, is nog maar de vraag. Behalve fiscale troeven spelen geografische en economische factoren een rol, die een massale volksverhuizing in de weg staan. Toch zullen heel wat jonge Zuid-Vlamingen sneller de stap over de taalgrens zetten. Tot ook Wallonië en Brussel zich genoodzaakt zien hun ontspoorde woonbonus te saneren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier