‘Overdreven belastingen maken van Brussel de slaapstad van de economisch dynamischere rand’

Skyline van Brussel
Skyline van Brussel
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Met hoge belastingen op kantoren probeert Brussel munt te slaan uit zijn aantrekkelijke ligging voor ondernemingen. Maar de pijngrens is bereikt, aldus een rapport van consultancybedrijf Ayming. “Alleen de grote bedrijven willen deze belastingen nog betalen.”

Wie Brussel uitrijdt via de Leopold III-laan, merkt bij aankomst in de Vlaamse rand meer bouwkranen en nieuwe kantoorgebouwen om zich heen. De verklaring is simpel, aldus een rapport van de consultant Ayming. De fiscale druk op een gebouw van dezelfde omvang is zowat drie tot vier keer hoger aan de Brusselse kant dan aan de Vlaamse kant van de Leopold III-laan. Ayming ging uit van een kantoorgebouw met een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen van 100.000 euro. In Zaventem zal de eigenaar jaarlijks 64.259 euro betalen voor de voornaamste vastgoedbelastingen, en in Machelen-Diegem 86.612 euro. Aan de overzijde van de grens met het Brusselse Gewest, in Evere, zal hij 269.061 euro betalen. En dan is Evere nog niet eens de duurste gemeente van Brussel. Ganshoren schiet de hoofdvogel af, met 323.046 euro.

“Brussel mag duurder zijn. Het is de hoofdstad van de Europese Unie, heeft goed openbaar vervoer en een grote vijver aan hoogopgeleide arbeidskrachten”, zegt Tanguy Jonckheere, consultant bij Ayming. “Maar het immense verschil in vastgoedfiscaliteit met de Vlaamse rand is onbegrijpelijk. Alleen de grote bedrijven willen die belastingen nog betalen, zoals multinationals en grootbanken.”

Brussel ziet vastgoedfiscaliteit vooral als een manier om de overheidskassa te spijzen, aldus Ayming. ‘Elke vierkante centimeter wordt benut’, staat in het rapport.

Belastingen

Aanslepende vergunningsprocedures maken het nog erger, volgens Jonckheere. “Tot 2016 kon een projectontwikkelaar in Brussel vermindering van onroerende voorheffing krijgen voor de duur van de werken. Dat stimuleerde projectontwikkelaars om verouderde kantoorgebouwen te renoveren. Maar de vermindering van onroerende voorheffing is geannuleerd. Ik heb tegen een projectontwikkelaar moeten zeggen dat hij – afhankelijk van zijn plannen en de toestand van het project – in de komende jaren miljoenen euro zou kunnen verliezen als hij niets ondernam. En hij had nog niet eens de werkzaamheden opgestart.”

Brussel ziet vastgoedfiscaliteit vooral als een manier om de overheidskassa te spijzen, aldus Ayming. ‘Elke vierkante centimeter wordt benut’, staat in het rapport. Daarom zijn de Brusselse vastgoedbelastingen niet alleen hoger, maar ook veelvuldiger. Naast de gebruikelijke onroerende voorheffing op het kadastraal inkomen betalen Brusselse bedrijven nog een aparte gewestbelasting.

Ook de Brusselse gemeenten pikken een graantje mee. Het merendeel van hen rekent een extra belasting op kantoorgebouwen én op parkeerplaatsen aan. Gelijkaardige belastingen bestaan ook in de Vlaamse rand, maar slechts in een minderheid van de gemeenten daar. De som van al die belastingen zorgt voor de gapende kloof tussen Brussel en de Vlaamse rand.

Curatele

Brussel lijkt dus zijn best te doen om kantoorgebouwen te weren, terwijl veel Brusselse burgemeesters paradoxaal genoeg de kantoren willen houden, omdat ze zo essentieel zijn voor de gemeentekassa. Niettemin ziet de Brusselse werkgeversorganisatie Voka Metropolitan steeds meer bedrijven Brussel verlaten en kiezen voor de Vlaamse rand.

“In pakweg Diegem rijzen nieuwe kantoorgebouwen uit de grond, in Brussel worden ze omgebouwd tot appartementen of rusthuizen”, zegt René Konings, directeur van Voka Metropolitan. “Het is de wereld op zijn kop: Brussel wordt de slaapstad van de economisch dynamischere rand.”

Bedrijven kunnen niet stemmen. Zij worden letterlijk wegbelast uit Brussel

René Konings,

Voka Metropolitan

De vraag is of Brussel veel andere keuzes heeft. Het gewest kampt met zware financiële problemen, en elf van de negentien gemeenten staan onder financiële curatele. Omdat de Brusselse burgers vaak armer zijn dan de andere Belgen, is de verhoging van de aanvullende belasting op de inkomens – een andere belangrijke inkomstenbron voor de gemeenten – geen aanlokkelijk alternatief vanuit electoraal standpunt. “Politici kijken dan maar in de richting van de bedrijven”, zegt Konings. “Want bedrijven kunnen niet stemmen. Zij worden letterlijk wegbelast uit Brussel. Zo komt er nog minder belastinggeld binnen, en zijn de overheidsfinanciën nog slechter af. Too much tax kills tax.”

De goedkoopste: Sint-Martens-Latem

Sint-Martens-Latem, op een steenworp van Gent, heeft geen last van slechte financiën, verzekert burgemeester Pieter Vanderheyden van de gemeentelijke lijst Welzijn. “Om ons investeringsprogramma te kunnen financieren, is onze schuldgraad de jongste jaren gestegen tot het gemiddelde van de Vlaamse gemeenten. Maar dat brengt de gezondheid van onze gemeentefinanciën niet in gevaar.” Zo kan Sint-Martens-Latem, op een totaal van 581 Belgische gemeenten, uitpakken met de laagste onroerende voorheffing in verhouding tot het kadastraal inkomen, met name 28,60 procent.

Wat niet betekent dat de burgers ook minder onroerende voorheffing betalen. Het kadastraal inkomen in het chique Sint-Martens-Latem is immers hoger dan in een doordeweekse gemeente. Op dezelfde manier brengt ook de aanvullende belasting op inkomens veel op, ondanks het lage tarief. Want Sint-Martens-Latem telt veel vermogende burgers.

De lage tarieven zijn er niet gekomen om de betaalde belastingbedragen in toom te houden, en zo de rijken van Sint-Martens-Latem koest te houden. “Het is omgekeerd”, zegt Vanderheyden. “De hoge inkomens zijn naar hier gekomen omdat de tarieven laag waren. Ze zijn intussen al 48 jaar lang laag. In 1976 trad Welzijn toe tot het gemeentebestuur en besliste om de fiscale druk te verlagen, onder impuls van schepen en latere burgemeester Bob Van Hooland. Hij was professor bestuurskunde aan de Universiteit Gent en wilde aantonen dat je een gemeente kan besturen zonder zware belastingdruk, zolang je het maar efficiënt doet. Zo telt Sint-Martens-Latem veel minder personeel dan een gemiddelde gemeente. Voor dat efficiënt beleid worden wij gestraft, want we krijgen amper middelen uit het Gemeentefonds.”

De duurste: Alveringem

Ergens tussen Ieper en Veurne ligt Alveringem. Van alle 581 Belgische gemeenten heeft het West-Vlaamse polderdorp de hoogste onroerende voorheffing in verhouding tot het kadastraal inkomen: 67,62 procent. “Dat is maar goed ook”, zegt burgemeester Gerard Liefooghe van de lijst Gemeentebelangen. “We hebben het geld nodig. We moeten 160 kilometer aan landelijke wegen met grachten en bermen onderhouden, terwijl Alveringem slechts 5.000 inwoners telt.” Toch betalen zij niet meer dan inwoners van gemeenten met een laag percentage aan onroerende voorheffing. Want het kadastraal inkomen van vastgoed in Alveringem is laag, aldus Liefooghe. “Hetzelfde kan je zeggen van onze aanvullende belasting op inkomens. Het tarief is hoog, maar het gemiddeld inkomen in Alveringem is laag.”

Het Gemeentefonds biedt weinig soelaas. “De subsidies voor Alveringem zijn ondermaats, zeker in vergelijking met de centrumsteden”, zegt Liefooghe. “Alveringem moet roeien met de riemen die het heeft.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content