Compacter wonen kan de Belg nog niet overtuigen
De Belg lijkt niet van plan om de traditionele droom van een gezinswoning met tuin meteen in te ruilen voor een compact alternatief. De verdichting van de voorbije tien jaar kon te weinig overtuigen. Een volgende golf moet inzetten op meer kwaliteit, transparantie en participatie.
Bij de typisch Belgische baksteen in de maag hoort al lang een even typische woondroom van een gezinswoning met een tuin. Onder impuls van de verstedelijking, de schaarste van beschikbare ruimte en de klimaatverandering roepen stedenbouwkundigen al langer op compacter te gaan wonen. Het is een oproep die al wel vaker tot discussie en verwarring leidde. Want betekent compacter vooral dat we de beschikbare ruimte in een woning beter gaan benutten? Of komt het de facto toch neer op kleiner wonen en het opbergen van die typisch Belgische droom?
Een begin 2024 gepubliceerde enquête van iVox en Camber bij 2.000 Belgische woningeigenaars wees uit dat zes op de tien nog steeds geen trek hebben in kleiner wonen. Nochtans is efficiënter gebruikmaken van de beschikbare ruimte, ofwel verdichting, een expliciete doelstelling van onze overheden. De Vlaamse bouwshift mikt op verdichte woonkernen en wil de inname van open ruimte tegen 2040 tot nul herleiden. Ook het Waalse ruimtelijk structuurplan bevat de strategische doelstelling om het bijkomende ruimtebeslag tegen 2050 tot nul hectare terug te dringen. Uit de Vlaamse cijfers blijkt dat er in de periode 2013 tot 2022 405.000 woningen bij gekomen zijn, terwijl het extra ruimtebeslag daalt. Die cijfers wijzen in de richting van ruimtelijk rendement en een zich doorzettende verdichting.
Sociaal rechtvaardige bouwshift
In 2020 liet het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid een Belevingsonderzoek Compact Wonen uitvoeren om het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen te kunnen ondersteunen. Het contrast tussen verdichting en de woonwens vormde het uitgangspunt. “De compacte woning in de vorm van een rijwoning of een appartement spreekt weinig tot de verbeelding in de woonwens van de gemiddelde Vlaming”, staat in het onderzoeksverslag.
Via een literatuurstudie en een belevingsonderzoek liet Vlaanderen uitzoeken hoe het compacte woontypologieën aantrekkelijker kon maken. Een van de onderzoekers en auteurs van het rapport is Jonas De Maeyer, architect en stedenbouwkundige bij Endeavour. “We hebben destijds samengewerkt met gedragswetenschappers, om inzicht te verwerven in wat mensen appreciëren in compact wonen”, zegt hij. “De redenen die ruimtelijke planners hebben om compact wonen te waarderen, zijn niet de redenen die de mensen hebben. Vaak gaat het bij die laatsten om andere voordelen die compact wonen aantrekkelijk kunnen maken, zoals een huis dat makkelijker opwarmt, een hoger veiligheidsgevoel door meer mensen om ons heen of het verkleinen van de kans om langs de achterzijde van de woning in te breken.”
Endeavour ontwikkelde vanuit zijn expertise in participatietrajecten ook een pamflet voor een sociaal rechtvaardige bouwshift. Dat verduidelijkt onder andere de nood aan meer kwaliteit. “Verdichting vinden we een goed idee, maar het kan niet de bedoeling zijn dat meer bouwrechten gewoon weer extra winst opleveren voor de eigenaar van de grond”, staat daarin te lezen. “Daar loopt het vandaag al vaak mis. Nauwe banden tussen lokale politici, grondeigenaars en projectontwikkelaars leiden soms tot projecten die sterk inzetten op verdichting, maar slechts weinig of geen maatschappelijke meerwaarde realiseren.”
Volgens Jonas De Maeyer heeft de eerste verdichtingsgolf daar een kans gemist. “De appartementisering van dorpskernen is niet iets wat mensen graag zien gebeuren. Op enkele mooie uitzonderingen na, heeft de eerste golf maar een beperkt draagvlak gecreëerd voor een verdere verdichting van de dorpskernen.”
De Maeyer pleit voor kwaliteit via bijvoorbeeld groene, autoluwe ruimten, die aanzetten tot ontmoeten, bewegen en spelen, met alle voorzieningen in de buurt. Ook op de transparantie en de participatie die het onderzoek van Departement Omgeving al aanstipte, komt het pamflet terug. “We pleiten voor meer transparantie in (de financiën van) verdichtingsprojecten en voor buurtparticipatie”, aldus De Maeyer. “Gemeentelijke ambtenaren houden controle over zulke ontwikkelingen, maar hebben vaak niet de capaciteit of de ervaring om met de initiatiefnemers van bouwontwikkelingen te onderhandelen. Extra ondersteuning voor hen is nodig, om tot kwalitatieve leefomgevingen te komen, die beantwoorden aan de noden van de buurtbewoners.”
Vanuit die vaststelling maakt De Maeyer de brug naar de discussie over betaalbaar wonen, die vooral minder gegoede groepen vandaag in een lastige positie brengt. “De liberale visie achter stads- en dorpskernontwikkelingen heeft de markt veel kansen geboden en minder ingezet op sociaal woonbeleid. Dat leidt nu tot het besef dat steeds meer mensen het moeilijk krijgen in de stad en ook daarbuiten. In dat opzicht ben ik benieuwd met welke visie de Waalse overheid de komende jaren de verdichting wil benaderen.”
Symbolische baksteen
“Ik denk dat het belangrijk is goed na te denken over wat die Belgische woondroom precies betekent”, stelt Georgios Maillis, sinds 2013 maître architecte of bouwmeester van de stad Charleroi. Hij merkt op dat die typisch Belgische droom er naar gelang de leeftijd anders kan uitzien: de woondroom van een pas afgestudeerde is niet die van een veertiger of van een senior. “Je ziet wel een constante doorheen die dromen: mensen willen goed en comfortabel leven, en ze willen zich vrij voelen. In die zin vraag ik me soms af of onze woondroom en de baksteen in de maag van de Belg niet vooral ideeën zijn die in de loop der jaren vanuit de politiek gecreëerd en gekaderd zijn.”
Volgens Maillis heeft de gemeenschappelijke droom om goed en comfortabel te leven, in de eerste plaats te maken met de functies die je stedenbouwkundig aan verdichting koppelt. “De vraag is of functies als een keuken, een tuin of een home cinema zich in je huis dan wel in je omgeving moeten situeren. De manier waarop je bij de ontwikkeling van verdichtingsprojecten rekening houdt met die functies, is in de eerste plaats een politieke keuze. Creëer je bijvoorbeeld steden waarin je komt werken of waarin je komt wonen? Ik vind dat we op dat gebied in Wallonië iets kunnen opsteken van steden als Gent of Antwerpen.”
Grootstedelijke functies
Wallonië verankerde recenter een bouwshift in het ruimtelijk structuurplan. De steden en gemeenten kregen in dat kader de vraag de zogenoemde centrale functies in hun structuurplannen vast te leggen. Het gaat om ruimtes waarin ze 75 procent van de woningen dienen te bouwen. Georgios Maillis stipt aan dat Charleroi werkt aan een terugkeer van belangrijke grootstedelijke functies, zoals wonen, werken en ontspannen. Er zijn verdichtingsassen geïdentificeerd en zones aangeduid die men niet zal aansnijden. De aanpak om bewoners warm te maken voor projecten die op die assen zullen worden ontwikkeld, vertoont gelijkenissen met de lessen uit de verdichtingsgolf in Vlaanderen. “Problemen met financiële transparantie zie ik hier niet”, zegt Maillis, “maar ik erken wel het belang van kwaliteit en participatie om voldoende draagvlak te creëren.”
Tijdens de bijna afgelopen legislatuur maakte het stadsbestuur van la participation citoyenne een speerpunt. Op het gebied van kwaliteit zegt Maillis dat de stad wil verder bouwen op eerdere investeringen. “We vertrekken voor het realiseren van kwalitatieve verdichting van een aanpak waarbij we investeren in plekken waar al openbaar vervoer is. Het gaat bovendien om assen waar al grote publieke investeringen zijn gedaan, hetzij door Wallonië, hetzij door de federale overheid. Je investeert geen geld op plaatsen waar niemand te vinden is. Het is logisch dat we moeten proberen de al gedane regionale, federale of Europese investeringen te maximaliseren.”
Trends Vastgoedgids herfst 2024: alle prijzen per gemeente
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier