Christoph Grafe (Vlaams Architectuurinstituut): ‘De Vlaming is een avontuurlijke mens’
“Vlaanderen staat bekend als een van de meest opwindende architectuurculturen in Europa”, zegt Christoph Grafe, de directeur van het Vlaams Architectuurinstituut. De Vlamingen kunnen de nieuwe trends ontdekken op het eerste Festival van de architectuur.
” Architectuur is afhankelijk van ondernemende mensen. Dat is altijd zo geweest”, zegt Christoph Grafe, de directeur van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi), die verheugd is omdat Trends aandacht besteedt aan het Festival van de architectuur. “We organiseren in dit huis ook de Avonden van de architectuur. Daar brengen we ondernemers in contact met ambitieuze, artistieke architecten. Dat zijn altijd boeiende ontmoetingen. Voor beide partijen. Omdat mensen er uit hun comfortzone worden getrokken.”
Het bekende terrein verlaten is ook een rode draad door het levenspad van Grafe. Hij groeide op in het noorden van Duitsland, maar koos voor een ingenieursstudie aan de TU Delft. Hij werkte als architect, is hoogleraar architectuurgeschiedenis en -theorie aan de Bergische Universität Wuppertal en staat sinds 2011 aan het hoofd van het VAi. “Hier leid ik eigenlijk een kleine onderneming. Al maken we wel niet veel winst”, lacht hij.
Met het VAi organiseert Grafe dit jaar voor het eerst het Festival van de architectuur, dat in de plaats komt van de Dag van de architectuur. “Omdat er in de loop van de jaren wel heel veel ‘dagen van’ gecreëerd zijn, zoals de Open Wervendag, de Open Monumentendag en Mijn Huis Mijn Architect.” De Dag van de architectuur wordt een onderdeel van het festivalprogramma en valt samen met de Open Monumentendag, dit jaar op 10 september. “De Dag van de architectuur was succesvol”, zegt Grafe. “Maar door allerlei activiteiten samen onder de noemer van het festival te afficheren, willen we een breder en jonger publiek aanspreken.”
Wil het festival ook iets doen aan het architectuuranalfabetisme in Vlaanderen? We komen vaak niet verder dan te zeggen dat we een gebouw mooi of lelijk vinden.
CHRISTOPH GRAFE. “De voorbije tien à vijftien jaar is het architectuurbesef in Vlaanderen toch sterk toegenomen. Wij merken dat aan de bezoekersaantallen van onze tentoonstellingen en aan de verkoopcijfers van onze architectuurboeken. Die zitten allemaal in stijgende lijn. De Vlaming is een avontuurlijke mens. Langs de steenwegen gaat ieder individu weer een ander avontuur aan met de architectuur. Je kunt dat mooi of lelijk vinden, maar het wijst wel op een zekere affiniteit met architectuur.
“Vlaanderen moet wel dringend op zoek naar antwoorden op grote maatschappelijke vragen. Denk aan thema’s zoals mobiliteit, energiezuinig leven, of het hergebruik in de enorm volgebouwde regio die Vlaanderen is. Het interessante is dat die maatschappelijke kwesties tot artistieke vernieuwing kunnen leiden. Ook daar zit een stukje avontuur in. En Vlaamse architecten zijn er heel goed in om daarmee aan de slag te gaan. Op het festival brengen we die vraagstukken onder de aandacht.”
Het Festival van de architectuur reikt de hand uit naar alle kunstdisciplines, luidt het. Is architectuur in de eerste plaats kunst?
GRAFE. “De Romeinse architect Vitruvius heeft geschreven over wat een architect allemaal moet kunnen. Ik vind dat nog altijd een goede leidraad. De architect moet kennis hebben van de letteren, muziek, rechten, harmonieleer, wiskunde, natuurkunde, scheikunde. Architectuur als vak is heel veel dingen tegelijk. Natuurlijk kan een architect ook niet zonder technische expertise en maatschappelijke bagage. Het dak mag niet lekken, het gebouw moet goed geïntegreerd zijn in de omgeving, mensen moeten er graag komen. Die basisvoorwaarden moeten in orde zijn. Een artistieke visie op het geheel zorgt er finaal voor dat er gebouwen ontstaan die je je herinnert. Als die artistieke laag er niet is, weet je dat en voel je dat. En als ze er wel is, ben je soms sprakeloos.”
Architectenbureaus moeten er ook voor zorgen dat hun orderboek gevuld is. Sommige architecten zijn fulltime ondernemers. Is dat een moeilijke evenwichtsoefening?
GRAFE. “Een verschrikkelijk moeilijke. Ik heb het ondernemerschap niet vermeld, omdat Vitruvius er niet over spreekt. Hij werkte voor de Romeinse keizer, dus hij hoefde daar niet over na te denken. Het is een lastige kwestie. Architecten praten daar ook niet gemakkelijk over. Maar de realiteit is dat een architectenbureau natuurlijk ook gewoon een bedrijf is. En hoe meer mensen je tewerkstelt, hoe groter je verantwoordelijkheid en hoe moeilijker het wordt goede architectuur te maken. Het is geen toeval dat de kleine tot middelgrote bureaus vaak de cultureel belangrijke bureaus zijn.
“De Vlaamse architectuur is uitgegroeid tot een internationaal erkende merknaam. Vlaanderen staat bekend als een van de meest opwindende architectuurculturen in Europa. In het buitenland wordt Vlaanderen ‘het nieuwe Zwitserland’ of het ‘nieuwe Japan’ genoemd. Maar de bureaus waar het dan over gaat – als je het zuiver zakelijk bekijkt – zijn geen hoogvliegers. Nu, Le Corbusier was op dat terrein ook niet succesvol.
“Misschien is het ook een soort verzet tegen de grote commerciële bureaus die de kantoorwijken in Brussel hebben gerealiseerd. Dat is een erg Belgisch – niet een Vlaams – fenomeen: grote commerciële bureaus, die prestigieuze opdrachten krijgen die ze nergens buiten België in de wacht zouden slepen. Commercieel doen die bureaus het zeer goed, maar de kwaliteit van hun werk is vaak heel dubieus.”
Nederlanders en Vlamingen delen grotendeels dezelfde taal. Architecturaal zijn de verschillen groter.
GRAFE. “Dat vind ik heel boeiend.Ik werk in Vlaanderen, Nederland en Duitsland. Een heel klein gebied in Europa, dat bovendien historisch heel nauw met elkaar verweven is, en waar nationale grenzen er niet veel meer toe doen. En toch zie je architecturaal grote verschillen. Dat heeft te maken met de verschillende organisatiestructuren. In Nederland spelen grote pensioenfondsen een belangrijke rol in het vastgoed. Zulke institutionele spelers suggereren een afstandelijk bouwheerschap. In Vlaanderen heb je die ook wel, maar veel minder.
“De eigendomsstructuur is ook helemaal anders in beide regio’s. In Vlaanderen is de versnippering behoorlijk groot, waardoor je ook kleinere ontwikkelingen krijgt. Op zich vind ik dat niet ongezond. Maar je merkt ook wel dat er vaak een schaalgrens is, waardoor je een bepaalde kwaliteit niet kunt bereiken. In Nederland lukt dat wel. De ontwikkelingen rondom de stations in Amsterdam en Rotterdam… tja, ik denk dat het nog lang zal duren vooraleer zoiets in Vlaanderen op dat niveau mogelijk is.
“Als het over grootstedelijke programma’s gaat, loopt Nederland dus voorop. Als je naar de artistieke intensiteit kijkt, is Vlaanderen vele keren interessanter. Daarom zou het op termijn interessant zijn de expertise van Vlaamse en Nederlandse architecten veel nadrukkelijker te bundelen. Want eigenlijk hebben de Nederlanders de Vlamingen nodig, en omgekeerd. Als groeistrategie is het ook gewoon handig dat je je ieder op je eigen sterkte kunt positioneren. En de taal is geen barrière. Maar voor de Nederlanders is het intussen al even gemakkelijk om in Düsseldorf of Keulen te werken als in Vlaanderen.”
Op de Nacht van de architectuur staat de ontknoping van Meesterproef 2017 gepland. Die stond deze editie in het teken van herbestemming. Is herbestemming de toekomst voor het volgebouwde Vlaanderen?
GRAFE. “Het is in ieder geval een van de sleutels. Op 8 september presenteren we een vlugschrift met als titel ‘Onvoltooid verleden’. Het handelt over de rol van de gebouwenvoorraad voor de architectuur. De stelling is dat in een regio zoals Vlaanderen, waar je nauwelijks natuurlijke grondstoffen hebt, bestaande gebouwen eigenlijk de grondstof zijn. Herbestemming wordt dus zeker belangrijk, en het is het eigenlijk nu al. De portfolio’s van heel wat bureaus zijn voor het merendeel gevuld met herbestemmingsprojecten.
“Natuurlijk laat niet elk gebouw zich even vlot herbestemmen. Een oud klooster is een dankbare opgave, voor een kantoorgebouw uit 1985 ligt dat een stuk moeilijker. Waarom? Zo’n oud klooster heeft een overmaat. Alles is groter, waardoor het meer ruimte biedt om er van alles in te doen. Een kantoorgebouw is berekend op één functie. Als die wegvalt, wordt het moeilijk er een andere invulling aan te geven. Bovendien – en dat zal nog belangrijker worden – liggen die gebouwen vaak niet op de goede plek. De verbetering van de kwaliteit van de ruimte is een ander belangrijk aspect. Daarvoor zullen we moeten slopen. Denk maar aan kantoorgebouwen op locaties waar niemand meer wil werken, of verlaten bedrijventerreinen.”
Na het ontslag van de Antwerpse stadsbouwmeester Kristiaan Borret was u samen met van Bob van Reeth even bouwmeester ad interim. Wat is voor u de rol van een stadsbouwmeester?
GRAFE. “De bouwheer aanmoedigen om echt in architectuur te investeren. Je kunt mensen tot niets verplichten. Dat hoeft ook niet. Je moet mensen met je argumenten zover brengen dat ze het belang van goede architectuur zelf inzien.”
Hoe beoordeelt u het eerste anderhalve jaar van het bouwmeesterschap van Christian Rapp?
GRAFE. “Ik vind het heel goed dat een aantal zaken worden voortgezet. Dat was ook mijn insteek om ja te zeggen toen men mij vroeg om het voor een jaar te doen. Ik denk dat in Antwerpen een heel succesvolle ontwikkeling in gang is gezet, niet alleen door de individuele bouwmeesters, maar door het hele systeem van bouwmeesters en het ambtenarenapparaat. Het was belangrijk dat dit een vervolg kreeg.
“Met Rapp hebben we iemand die in de hoofdlijnen en in zijn visie op de stad niet zo heel veel verschilt van zijn voorganger Kristiaan Borret. Of van mezelf. Zowel met Rapp als Borret heb ik een goede verstandhouding. Er zijn natuurlijk persoonlijke verschillen. Rapp is misschien ongeduldiger dan Borret, maar tegelijk is hij ook een realist.”
Christian Rapp liet zich kritisch uit over het Havenhuis, een ontwerp van Zaha Hadid. U loopt ook niet hoog op met iconische projecten van de zogenaamde sterarchitecten.
GRAFE. “Spektakelarchitectuur heeft wel degelijk een belangrijke functie. Het appelleert aan de directe fascinatie voor gebouwen. Daar is in se niets mis mee. En ik vind wel dat het Havenhuis een plaats heeft in de stad. Mensen zien het als het noordelijke einde van het oude havengebied. Het gaat de richting uit van een stimulans, een baken. Dat was ook de rol van het MAS, en het is de rol van dat soort singuliere projecten.
“De vraag is of het MAS niet vele malen succesvoller is dan het Havenhuis. Je kunt zonder in een polemiek te belanden toch stellen dat het MAS een doorslaggevender effect heeft gehad op de ontwikkeling van de stad. Akkoord, ze zijn niet helemaal vergelijkbaar. Het MAS is een museum en een publiek gebouw, het Havenhuis een kantoorgebouw. Maar wat het MAS bijzonder succesvol maakt, is dat het iets toevoegt en iets teruggeeft aan de stad, veel meer dan het Havenhuis. In die zin illustreren beide gebouwen wat goede architectuur kan betekenen. En waarom architectuur die wat minder geeft, mindere architectuur is, zelfs al ziet zo’n gebouw er soms heel mooi uit.
“Ik ben onlangs nog eens langs het Havenhuis gefietst, op een avond met schemerlicht. Dan wordt het opeens een prachtig juweeltje. Op andere momenten vind ik het veel minder mooi. Bij het MAS heb ik dat minder: het heeft in alle situaties wel iets. Eigenlijk is het MAS ook spektakelarchitectuur, maar dan erg geslaagde spektakelarchitectuur.”
Het Festival van de Architectuur loopt van 8 tot 17 september.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier