Behandeling van corruptiezaak bij Regie der Gebouwen afgerond: uitspraak op 27 november
Voor de correctionele rechtbank van Leuven is dinsdag de voorlopige behandeling van de grootschalige corruptie bij de Regie der Gebouwen afgerond. De rechter doet op 27 november uitspraak over de procedureslag rond de mogelijke verjaring van de fraude.
Aannemers en ambtenaren worden vervolgd voor 35 frauduleuze transacties bij het toewijzen van werken in het arrondissement Leuven tussen 1998 en 2011.
Op de beklaagdenbank zitten 74 particuliere aannemers en ambtenaren van de Regie der Gebouwen, de overheidsdienst die instaat voor het beheer van de panden die de staat bezit of huurt. De waslijst van betichtingen is lang: valsheid in geschrifte, gebruik van valse stukken bij offertes, oplichting, misbruik van vertrouwen, actieve en passieve corruptie van ambtenaren ten overstaan van private aannemers, belemmering van vrijheid van opbod en deelneming aan een criminele organisatie.
Het proces draait rond een fraudesysteem waarbij particuliere aannemers in samenspraak met ambtenaren van de Regie der Gebouwen voor aanbestedingen een hogere prijs bedongen dan het werk eigenlijk waard was.
De zaak is een uitvloeisel van het gigantisch corruptiedossier bij de Regie der Gebouwen in Brussel, dat in april 2015 strafrechtelijk beslecht leek. In Leuven kwam het onderzoek op gang in december 2007. Al snel bleek dat er verboden prijsafspraken waren gemaakt voor de uitvoering van werkzaamheden aan het vastgoed van de overheid. De lijst bevat grote bouwbedrijven, maar ook kleinere zelfstandigen als schrijnwerkers, tuinaanlegbedrijfjes en verwarmingsinstallateurs.
Tot de spilfiguren behoren Hans E., de gewezen topman van de Regie der Gebouwen in Brussel, Marc V.D.E., gewezen chef van de Regie der Gebouwen in Leuven, en John V.C. De raadkamer in Leuven beschouwde het Leuvense luik in juni 2015 als verjaard.
De incriminatieperiode bij de eindvordering van het openbaar ministerie ging aanvankelijk van 1998 tot 2007. De verjaringstermijn bedraagt tien jaar. Het parket ging in beroep en de kamer van inbeschuldigingstelling in Brussel verlengde de incriminatieperiode tot 3 februari 2011. Daardoor is volgens het openbaar ministerie de strafvordering niet langer verjaard.
De advocaten van de verdediging stelden dat de verjaring wel degelijk een feit is. Tevens pleitten ze een overschrijding van de redelijke termijn. Het proces nam drie zittingsdagen in beslag. De rechtbank velt het vonnis op 27 november. Als de fraude niet als verjaard beschouwd wordt, volgt in 2019 de behandeling ten gronde.