Duurzaam beleggen: het label Towards Sustainability zoekt een evenwicht tussen ambitie en haalbaarheid
Naar aanleiding van nieuwe Europese regels gaat Trends na hoe duurzaam de Belgische banken zijn en hoe je een duurzame instelling of investering onderscheidt van gewiekste marketing en reclame. Het label Towards Sustainability, dat op initiatief van de Belgische banksector is gecreëerd als een keurmerk voor duurzame beleggingsfondsen, is uitgegroeid tot een referentie op de markt. Europese vermogens- en fondsbeheerders die in België actief zijn, vragen het massaal aan.
De Belgische banken krijgen vaak kritiek omdat ze te weinig aandacht zouden hebben voor duurzaamheid, maar zeker op het gebied van beleggingen zijn ze snel en proactief te werk gegaan. Na twee jaar voorbereidingen nam de sectorfederatie Febelfin in 2019 het initiatief om een kwaliteitslabel voor duurzame beleggingsfondsen te lanceren. Ze ging daarbij in zee met onafhankelijke partijen als ngo’s, academici en duurzaamheidsspecialisten.
Vandaag is het bijna ondenkbaar geworden dat een Europese vermogensbeheerder zonder Towards Sustainability de Belgische markt zou betreden en het predicaat ‘duurzaam’ zou claimen. “Het is mogelijk, maar het gebeurt niet of nauwelijks”, stelt Tom Van den Berghe, directeur Sustainable Finance bij Febelfin, vast. “In andere landen zijn vergelijkbare labels gecreëerd, maar die worden in België bijna niet gebruikt. Er is veel vertrouwen in Towards Sustainability.”
Ongeveer 700 beleggingsfondsen dragen intussen het label. In totaal zijn ze goed voor ruim 550 miljard euro aan uitstaande activa, beheerd door een honderdtal vermogensbeheerders uit tien Europese landen. “80 procent van de fondsbeheerders die het Towards Sustainability-label verkrijgen, is buitenlands”, zegt Van den Berghe. “Dat is niet onlogisch. België is op het gebied van vermogensbeheer een open markt, waar veel buitenlandse spelers actief zijn. Bovendien wordt het label ook uitgespeeld naar institutionele investeerders, zoals pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen.”
Onafhankelijk toezicht
Dat Towards Sustainability een succes is, heeft een aantal redenen. In de eerste plaats is er het onafhankelijke toezicht. Dat is toevertrouwd aan een vzw, het Centraal Labelling Agentschap (CLA). Die staat in voor de kwaliteitsnormen waaraan fondsen moeten voldoen om het label te krijgen. Voor de doorlichting van de duurzaamheidsmethodologie en de portefeuillesamenstelling, en de controle op de naleving van de normen wijst het CLA een onafhankelijke verificateur aan. Momenteel voert een consortium bestaand uit Forum Ethibel, ICHEC Brussels Management School en de Universiteit Antwerpen die taak uit.
“Het CLA omvat een aantal bestuurs- en adviesorganen, waarin de vertegenwoordigers van de financiële sector steeds een minderheid uitmaken”, vertelt Van den Berghe. “Onafhankelijke bestuurders en deskundigen, en actoren uit het middenveld vormen doorgaans de meerderheid en hebben de voorzitterspost in handen.”
Zo is Olivier Marquet de voorzitter van de raad van bestuur van het CLA. Marquet was directeur-generaal van Unicef België en daarvoor CEO van Triodos Bank België. De geschiktheidscommissie die advies geeft over de toekenning van het Towards Sustainability-label wordt geleid professor Luc Van Liedekerke van de Universiteit Antwerpen. Hij is tevens de voorzitter van het European Business Ethics Network.
Minimaal duurzaamheidsniveau
“Die onafhankelijke controle is noodzakelijk, als je geloofwaardig wilt zijn”, vindt Van den Berghe. “Een tweede voorwaarde is dat je een minimumniveau van duurzaamheid in je kwaliteitsnormen integreert. In andere landen zijn ook duurzaamheidslabels ontwikkeld, maar de kwaliteit en de diepgang ervan lopen sterk uiteen. Sommige zijn niet strikt genoeg. Wij proberen de lat voldoende hoog te leggen om een minimaal maar ambitieus niveau van duurzaamheid te garanderen.”
Toch vinden sommige activisten en ngo’s Towards Sustainability te soft. De voorwaarden gaan volgens hen niet ver genoeg. Ook Fairfin, een non-profitorganisatie die onderzoek doet naar de sociale en ecologische impact van het financiële systeem, meent dat het label niet streng genoeg is. Zo sluit Towards Sustainability fossiele brandstoffen niet volledig uit.
Tom Van den Berghe begrijpt die kritiek: “We proberen een goed evenwicht te vinden, zodat we zo veel mogelijk partijen mee hebben, zowel financiële instellingen als verschillende types van particuliere en institutionele beleggers. Als we te strikt zijn in de criteria die we opleggen, dreigen we te snel te gaan, zodat niemand nog kan volgen. En als we te slap zijn, verliezen we onze geloofwaardigheid. Wij kiezen ervoor de lat voldoende hoog te leggen, maar wel op een manier dat het haalbaar blijft.”
Van den Berghe wijst er ook op dat Towards Sustainability evolueert: “In april 2021 hebben we de criteria herzien in het kader van de nieuwe Europese wetgeving inzake duurzaamheid. Het is de bedoeling dat te blijven doen, en te evolueren naar strengere normen. Met als ultieme doel dat alle financiële producten een minimaal aanvaardbaar niveau van duurzaamheid halen.”
Geen schade berokkenen
De kwaliteitsnormen waaraan een fonds moet voldoen om het Towards Sustainability-label te verwerven, steunen op drie grote principes. Het zijn dezelfde die ook de basis vormen van de Europese wetgeving inzake de rapportering over duurzaamheid. Het eerste principe is do no harm: de belangrijkste schadelijke effecten voor mens en milieu moeten worden beperkt.
Daarbij wordt de ‘dubbele materialiteit’ gehanteerd. “Dat betekent dat we de ESG-impact in twee richtingen meten”, verduidelijkt Van den Berghe. “Enerzijds de impact van de belegging op de mens, de natuur en de maatschappij, anderzijds de impact van bijvoorbeeld de klimaatverandering, sociale onrust of juridische controverses op de rendabiliteit van het financiële product. Bedrijven waarin wordt belegd, mogen ook geen internationale normen en standaarden inzake mensen- en arbeidsrechten schenden. En sectoren als wapens, tabak, steenkool en niet-conventionele olie- en gaswinning worden uitgesloten.”
Dat geldt niet voor de reguliere olie-, gas- en elektriciteitsmaatschappijen. “We proberen in te schatten welke bedrijven voldoende snelle en concrete stappen ondernemen om de transitie naar een koolstoofvrije wereld te maken. De achterblijvers, die onvoldoende inspanningen doen, horen niet thuis in een duurzaam product”, verdedigt Van den Berghe die beslissing. “We proberen met Towards Sustainability openheid en transparantie te creëren over de blootstelling van bedrijven en beleggingen aan fossiele brandstoffen. Op die manier bieden we de belegger de mogelijkheid selectiever te zijn. Als hij dat wil, kan hij voor 100 procent koolstofvrije beleggingen kiezen. Die informatie bieden we hem.”
Positieve impact
Geen schade berokkenen volstaat niet om het Towards Sustainability-label te krijgen. Het geld van de belegger moet ook worden gebruikt om een positieve bijdrage aan de samenleving te leveren. Daarom moet een fonds aan minimaal een van de zes gedefinieerde positieve strategieën beantwoorden, bijvoorbeeld investeren in bedrijven met de hoogste ESG-waardering, beleggen in ondernemingen en sectoren die actief zijn rond een duurzaamheidsthema (zoals propere energie en duurzame landbouw), of in ondernemingen of projecten die een positieve sociale of milieu-impact nastreven.
“Op het aspect ‘negatieve impact’ zijn we rigide, op het principe ‘positieve impact’, zijn we flexibeler”, aldus Van den Berghe. “We laten meer ruimte voor de creativiteit en de strategie van de vermogensbeheerder. Van belang is dat er in de selectie van de investeringen op een onderbouwde manier een geloofwaardige voorkeur voor duurzame bedrijven, overheden of projecten duidelijk wordt.”
Transparantie
Transparantie is het derde principe waarop de kwaliteitsnorm van Towards Sustainability steunt. De productbeheerders moeten duidelijk zijn over hun beleggingsbeleid. Op een website dienen ze aan te geven hoe ze schadelijke activiteiten vermijden en hoe ze een positieve impact nastreven. Van den Berghe: “De transparantieverplichtingen liggen in lijn met die van de Europese regelgeving SFDR en de EU-taxonomie (zie kader). Zo moet iedere belegger kunnen checken of het beleid of de strategie van een product overeenstemt met zijn of haar persoonlijke overtuiging.”
Op de website van Towards Sustainability staan alle fondsen die het label dragen, met informatie over hoe ze scoren op het gebied van koofstofvoetafdruk, fossiele brandstoffen, wateronttrekking en impact op de biodiversiteit. Ook de positieve impact wordt vermeld. “Zo kunnen klanten makkelijk hun weg vinden in het aanbod duurzame fondsen”, vindt Van den Berghe.
In vergelijking met de Sustainable Finance Disclosure Regulation en de taxonomie van de Europese Unie heeft Towards Sustainability het voordeel een normatief kader te bieden, beklemtoont Van den Berghe: “De Europese regels zijn transparantieverplichtingen en rapporteringsdoelstellingen. Ze bevatten weinig tot geen vereisten over een minimumniveau aan duurzaamheid of de inhoudelijke kwaliteit van de fondsen, en dat is toch wat de belegger wil. Er is ook een probleem omdat de timing van de verschillende Europese regelgevingen niet op elkaar afgestemd is, maar dat is tijdelijk. Volgend jaar zijn bijna alle regels van kracht, en dan kan de evolutie naar meer uniformiteit en de strijd tegen greenwashing in een stroomversnelling komen.”
Europese lettersoep wordt nieuw duurzaamheidskader
De Europese rapporteringsregels in verband met duurzaamheid zijn nog in volle ontwikkeling, maar niettemin worden de meeste volgend jaar van kracht. Het gaat grosso modo om drie sets van regels. De eerste is de EU-taxonomie, die moet bepalen welke activiteiten deel uitmaken van een duurzame economie en welke niet. Die discussie sleept al een hele tijd aan en wordt nu extra bemoeilijkt door de energiecrisis. Het ziet ernaar uit dat gas en kernenergie, ondanks de negatieve impact op de mens en het milieu, de stempel ‘duurzaam’ kunnen krijgen.
Een tweede regelgeving is de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), die sinds midden vorig jaar van kracht is. Ze wil financiële instellingen en vermogensbeheerders verplichten transparant te rapporteren over hoe duurzaam hun beleggingsfondsen zijn. SFDR maakt een onderverdeling op basis van de ESG-kenmerken die de beheerder van de fondsen naar voren schuift. Artikel 6-fondsen zijn neutraal en worden niet als duurzaam gecommercialiseerd. Fondsen die vallen onder artikel 8 integreren ESG-elementen in hun beheer. Artikel 9-fondsen zijn zogenoemde impactfondsen en hebben duurzaam beleggen als expliciete doelstelling.
Ten slotte is er de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), die in januari 2023 in werking treedt. Die richtlijn bepaalt dat bedrijven met meer dan 250 werknemers vanaf 2024 (over hun boekjaar 2023) zullen moeten rapporteren over de impact van hun activiteiten op mens en milieu. In dat kader wordt gewerkt aan de ontwikkeling van European Sustainability Reporting Standards (ESRS). Die normen moeten in oktober 2022 klaar zijn en voor het einde van het jaar in wetgeving gegoten worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier