De financiële jungle van de wielersport
De Ronde van Vlaanderen van zondag zal nog eens aantonen hoe populair het wielrennen in ons land is. Maar ondanks haar succes steunt de wielersport op een wankel businessmodel met veel suikernonkels en één almachtige speler: ASO.
Meer dan een half miljoen toeschouwers, gemiddeld meer dan een miljoen Vlaamse televisiekijkers, een omzet van meer dan 2 miljoen euro: de Ronde van Vlaanderen is ook financieel een van de grootste Belgische sportmanifestaties van het jaar.
Toch blijft Ronde- organisator Flanders Classics van Wouter Vandenhaute in de schaduw van de echte machthebber in het wielerpeloton. Dat zijn niet de ploegen of de rijke sponsors. Wel Amaury Sport Organisation (ASO), de Franse eigenaar van de Tour de France en een aantal andere topkoersen zoals Parijs-Roubaix, een klassieker die volgende week plaatsvindt. ASO haalt al jaren miljoenen euro’s uit het wielrennen en verdeelt ze royaal onder zijn aandeelhouders. Flanders Classics slaagt erin break-even te werken, zonder meer. ASO heeft vooral het voordeel dat het de tv-rechten voor de Ronde van Frankrijk opstrijkt.
Over de precieze omvang van die rechten bestaat heel wat onduidelijkheid. Daam Van Reeth, sporteconoom aan de HUBrussel schat dat die in de buurt van 50 miljoen euro komen. Wielerploegen eisen daar al jaren een deel van op, maar vangen bot. Van Reeth: “Ik denk toch dat sommige wielerploegen te veel verwachten van de tv-rechten als inkomstenbron. Veronderstel nu dat je de helft van die 50 miljoen verdeelt onder de ploegen. Dat is amper meer dan één miljoen euro voor de 22 ploegen die aan de Tour deelnemen. Alle geld is welkom, maar daarmee verander je het businessmodel van het wielrennen niet fundamenteel.”
Suikernonkels
Sporteconomen zeggen dat het fout is te focussen op wat ze ‘de mythe van de tv-rechten’ noemen. Dat het wielrennen geen efficiënt en gezond businessmodel heeft, heeft ook te maken met de macht van wat sporteconoom Wim Lagae (KU Leuven) de sugardaddies noemt. De ‘suikernonkels’ of rijke mecenassen die wielerploegen ondersteunen en in belangrijke mate financieren. Oleg Tinkoff is een van hen, net als de Zwitser Andy Rihs (BMC) of de Tsjech Zdenek Bakala (geldschieter van Omega Pharma/QuickStep naast de merkensponsors). Lagae: “Die mecenassen kunnen zeer hoge lonen betalen. Zo is er nu een gevecht bezig om volgend jaar een topper als Peter Sagan binnen te halen. Dat trekt de prijzen voor bepaalde renners sterk omhoog. Maar die mecenassen werken niet marktconform en ze verstoren de gezonde werking van deze sportmarkt. Er is een groot verschil tussen de lonen van toppers en de helpers.”
Er lijkt een kloof te ontstaan tussen ploegen die steevast gefinancierd worden door rijke wielerliefhebbers en andere teams die constant moeten harken om de hun budget rond te krijgen. Lotto-Belisol, een van de twee Belgische WorldTour-ploegen, kan niet rekenen op geld van mecenassen. In de macht van ASO en de diepe zakken van een aantal mecenassen ziet Wim Lagae een gebrek aan financiële fair play: “In het wielrennen speelt echt de wet van de jungle. Er is geen regulator, de internationale wielerunie UCI houdt zich daar niet mee bezig.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier