Dalende ‘ruilvoet’ wijst op structurele verarming van België
De prijzen van de ingevoerde producten stijgen in België al een tijd sneller dan die van de exportgoederen. De oorzaak is zowel de duurdere invoer van olie als de tanende kwaliteit van de Belgische exportproducten.
Een vaak onderschat of vergeten instrument om de economische gezondheid van een land te meten is de evolutie van de ruilvoet. Dat is de verhouding van de waarde van de export tegenover de waarde van de import.
Volgens het Instituut voor de Nationale Rekeningen verslecht de Belgische ruilvoet al een paar jaar. De prijzen van de ingevoerde goederen stijgen sneller dan de prijzen van de uitgevoerde goederen. De Belgische ruilvoet is in 2011 met 1,3 procent verslechterd en in 2012 met 0,2 procent. Bij een ruilvoetverslechtering moet een land meer exporteren om dezelfde hoeveelheid te kunnen importeren. Dat wijst op een structurele verarming van de Belgische economie.
Olie
Vaak geven economen een pasklare oorzaak voor een dalende ruilvoet: België is een belangrijke importeur van grondstoffen, en van olie in het bijzonder. Als de olieprijzen op de internationale markten stijgen, dan neemt ook de prijs van de import toe. België is vooral een uitvoerder van half-afgewerkte producten en die prijs steeg de voorbije jaren veel minder.
Als we de evolutie over een langere periode bekijken, dan is het wat kort door de bocht om de oorzaak van de dalende ruilvoet alleen bij de stijgende olieprijzen te leggen. Zo leren de jaarverslagen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) dat de verslechtering van de ruilvoet voor 2008 vrij gering was, ondanks een forse prijsstijging van heel wat grondstoffen en minerale brandstoffen sinds 2004. De oorzaak daarvan was dat het gunstige economische klimaat voor 2008 ervoor zorgde dat de prijsstijgingen konden worden verrekend in de exportprijs van andere producten.
Met de verslechtering van het economische klimaat was dat in 2008, 2010 en 2011 niet meer het geval, waardoor de ruilvoet in die jaren sterk verslechterde. Kortom, na de financiële crisis besloten veel bedrijven de gestegen olieprijzen niet of slechts gedeeltelijk door te rekenen in de prijs van hun eindproducten. Waardoor de marges sterk onder druk kwamen te staan.
Innovatieve producten
Een belangrijke oorzaak van de dalende ruilvoet wordt vaak uit het oog verloren: de aard of de kwaliteit van de geëxporteerde producten. Als een land veel hoogtechnologische producten kan exporteren, stijgen de prijzen van de uitvoer. Op die producten worden hogere marges gehaald en een betere ruilvoet wijst op een toegenomen marktmacht.
Dat is in België een probleem, leren analyses van de Nationale Bank. Tussen 1995 en 2011 nam het aandeel hoogtechnologische producten in de totale exportmix met slechts 0,3 procent toe tot 51 procent van de Belgische export. De Belgische bedrijven zouden zich dus meer moeten focussen op producten met een hoge kennisinhoud.
Hier hinkt België achterop. Op grond van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling en de innovatiegraden voor zowel processen als marketing scoort België relatief ongunstig in vergelijking met Duitsland, Frankrijk en Nederland. De lage innovatiegraden komen ook tot uiting in een geringer aantal octrooien per miljoen inwoners dan bij de drie buurlanden. De investering in onderzoek en ontwikkeling ligt zowel voor de overheid als voor de privésector onder het Europees gemiddelde van 1 en 2 procent van het bbp.
Het volledige artikel leest u in Trends van deze week.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier