‘Private equity is gevaarlijk voor kleine beleggers’, vindt vermogensbeheerder Quaestor

GEERT VASTIAU EN LODE LANGEDOCK "Vermogensbeheerders moeten heel transparant uitleggen hoe het proces in elkaar zit." © Emy Elleboog
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Quaestor werd in 2000 opgestart als vennootschap voor vermogensbeheer en heeft zich in de loop der jaren ontpopt tot een specialist in private equity. “We zijn al vanaf 2004 met niet-beursgenoteerde beleggingen bezig”, zegt medeoprichter Geert Vastiau. Maar de interesse is de jongste jaren vele malen groter dan twintig jaar geleden.

Zowat elke zichzelf respecterende vermogensbeheerder is vandaag met private equity bezig, omdat de klanten ernaar vragen en omdat er steeds minder bedrijven naar de beurs komen. De meeste private banken zetten een fonds op voor de rijke klanten en dat fonds investeert op zijn beurt in andere fondsen. Geert Vastiau en Lode Langedock, allebei partner bij Quaestor, vinden zo’n fund of funds “een beetje een black box”. Daarom organiseert Quaestor de beleggingen in private equity en in private debt op een andere manier. Dat ‘anders willen doen’ zit al van bij de opstart in het DNA van Quaestor.

“In het prille begin waren we met vijf mensen”, herinnert stichtende partner Geert Vastiau zich. “Wij werkten allemaal bij een grootbank. Maar we wilden wat meer ondernemer en wat minder bankier zijn. We wilden de klanten een meer flexibel aanbod kunnen geven, wat in een grote instelling soms moeilijk was. Op een keer hebben we de koppen bij elkaar gestoken. We hebben raad gevraagd aan de financiële toezichthouder FSMA, om te weten welke vergunning we nodig hadden en dan zijn we ervoor gegaan. Vandaag zijn we met zeven partners en 32 medewerkers in totaal.”

De beurzen staan buitenspel
“Tussen 1980 en 1999 kwamen meer dan 300 bedrijven per jaar naar de Amerikaanse beurzen. Sindsdien zijn het er amper 127 per jaar”, schrijft Duncan Lamont, hoofd ­strategisch onderzoek bij Schroders, in een recente nota voor de klanten. Hij wijt die ­evolutie aan de ‘private’ ­investeerders die grotere ­cheques kunnen uitschrijven en aan de hogere kosten en het vele gedoe die bij een beursnotering komen kijken.“ Er is niet enkel een gebrek aan nieuw bloed”, vervolgt Lamont. “Er verdwijnen ook steeds meer bedrijven van de beurs door overnames. Het aantal bedrijven op de Amerikaanse beurzen is bijna gehalveerd sinds de piek in 1996. Andere beurzen zijn er veelal nog slechter aan toe.” Vandaar dat almaar meer grote beleggers hun toevlucht zoeken tot private equity en credit. Via beursgenoteerde holdings kunnen ook kleine beleggers op een veilige manier in private equity beleggen. Meer informatie hierover via de adviezen van Trends Beleggen. Over de aanpak van de grotere banken en over andere manieren om buiten de beurs te beleggen, kunt u meer lezen in het artikel Private equity wordt een must voor iedereen.

Wat wilden jullie dan zo anders doen?

GEERT VASTIAU. “Aan het einde van de jaren 90 verdienden de banken nog veel geld op transacties. Dat betekende dat de aandelen en de obligaties in de portefeuilles moesten roteren. De klanten hadden daar niet altijd een boodschap aan. Ik voelde dat die houding bij de banken niet snel zou veranderen en ik wilde vooral dat anders doen. Wij voelden ons ondernemer en wij wilden graag werken voor andere ondernemers. De link naar private equity was dan snel gelegd.”

LODE LANGEDOCK. “In het begin lag onze focus meer op beursgenoteerde aandelen en obligaties, maar stelselmatig hebben we die verlegd richting private equity. Dat zit nu eenmaal in de lift. Vooral bij ondernemers die dikwijls zelf hun zaak verkocht hebben, soms aan een private equity-investeerder, is er veel appetijt om zelf in andere niet-beursgenoteerde ondernemingen te investeren.”

Is de beurs te klein geworden als vijver om uit te vissen?

VASTIAU. “Er zijn gewoon veel meer private dan publieke bedrijven. Ik denk dat het met regelgeving te maken heeft. Bedrijven zien het niet zitten om te voldoen aan alle regels van een beursnotering. Je hebt ook veel private bedrijven die gewoon in handen van de stichters zijn, waar dus geen externe investeerders in aanwezig zijn.
“Er zijn wel steeds meer vermogende particulieren actief in private equity. Vroeger was het meer de speeltuin van institutionele beleggers zoals pensioenfondsen en verzekeraars. Onze klanten zijn sinds 2004 in private equity actief via Belgische fondsen zoals Creafund, Hummingbird en Sofindev bijvoorbeeld, maar evengoed via fondsen uit Londen zoals Greyhound Capital.”

Het manisch-depressieve van de beurs is een raar gegeven voor ondernemers. Zij weten dat een bedrijf niet plots 10 procent meer of minder waard kan worden

Lode Langedock, partner bij Quaestor

LANGEDOCK. “Het manisch-depressieve en de dagelijkse schommelingen van de beurs zijn een raar gegeven voor veel ondernemers. Want zij weten dat hun bedrijf niet zonder reden op een week tijd 10 procent meer of minder waard kan worden. Daardoor hebben ondernemers vaak meer affiniteit met niet-beursgenoteerde beleggingen. Al hebben ze vaak nog een beleggingsportefeuille met beursgenoteerde bedrijven bij een of meerdere banken waar ze kredieten hebben lopen. Wij voelen bij de ondernemers die al wat langer klant zijn en zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde beleggingen hebben, dat hun aandacht voor de beurs afneemt.”

Tegenwoordig biedt zowat elke private bank private equity als beleggingsklasse aan. Wat maakt jullie anders dan de rest?

VASTIAU. “De toegang van particulieren tot private equity moet op de een of andere manier gefaciliteerd worden. Wij zetten een structuur op om het geld van de klanten te poolen om dan met één ticket binnen te komen bij een private-equityfonds. Wij zetten geen fund of funds op, want dat is eigenlijk een beetje een black box. Als belegger doe je mee met dat ene fonds, maar je weet op voorhand niet waarin dat zal beleggen.

“Wij komen elk jaar met een bepaald aanbod naar onze klanten en zij kiezen met welke fondsen ze willen meedoen en voor welke bedragen. We proberen de beheerders van die fondsen ook naar België te halen, zodat ze persoonlijk hun verhaal kunnen doen aan onze klanten. Onze klanten zijn veelal ondernemers die echt wel willen weten welke bedrijven die fondsen zoeken en op welke manier ze meerwaarde willen creëren. Als de beleggers meer betrokken worden, is er automatisch ook meer vertrouwen in de fondsbeheerders.”

De neiging om de cijfers op te kloppen zal bij beursgenoteerde bedrijven groter zijn door de druk van kwartaalrapportering

Geert Vastiau, stichtende partner bij Quaestor

LANGEDOCK. “Veel van onze vermogende klanten zouden normaal geen toegang hebben tot die private-equityfondsen. Die zijn niet geïnteresseerd in tickets van 1, 2 of zelfs 5 miljoen euro, omdat die te complex zijn om op te volgen. Wij zorgen ervoor dat honderden klanten toegang krijgen tot private equity. En we nemen alle administratie voor onze rekening zodat de fondsen maar één tegenpartij hebben. Wij zorgen dat we onze klanten kennen en we controleren of die beleggingen wel bij hun beleggingsprofielpassen. Die fondsen weten intussen ook dat wij elk jaar goed zijn voor een bepaald bedrag en komen daarvoor bij ons aankloppen.”

Het potentiële rendement ligt hoger bij private equity. Zijn de risico’s op bijvoorbeeld opgeblazen waarderingen ook groter?

VASTIAU. “Je moet een onderscheid maken tussen de segmenten van private equity. Het grootste deel van ons aanbod zit in buy-out. Dat betekent dat de investeringsfondsen een meerderheid van de aandelen van een bedrijf kopen en er echt bovenop zitten. Vaak gaat dat om familiebedrijven. De kans op fraude van het management is daar heel klein.

“In venture capital zit je misschien met dertig fondsen, die telkens één of enkele procenten van de aandelen bezitten. Ook bij niet-beursgenoteerde groeibedrijven die nog verlieslatend zijn en nog kapitaal nodig hebben, growth capital dus, zou het wel eens kunnen gebeuren dat de zaken wat beter worden voorgesteld dan ze zijn. Maar de kans dat er iets misloopt bij een beursgenoteerd bedrijf lijkt mij groter. Niet-beursgenoteerde bedrijven zijn doorgaans kleiner en dus gemakkelijker te controleren. Ze kunnen meer in de luwte werken, terwijl er gigantisch veel druk staat op het management van beursgenoteerde bedrijven dat om de drie maanden met kwartaalcijfers moet komen. De neiging om de cijfers op te kloppen zal bij een beursgenoteerd bedrijf daardoor misschien wel groter zijn”

Behalve private equity zit ook private debt – niet-beursgenoteerde leningen – in de lift bij beleggers. Wat doen jullie in dat domein?

VASTIAU. “Wij richten sinds 2015 ongeveer elk anderhalf jaar een fonds op, om 65 miljoen euro op te halen bij onze klanten om achtergestelde obligatieleningen van 3 tot 10 miljoen euro te verstrekken aan een tiental bedrijven. Tot 3 miljoen euro kunnen ondernemingen vaak nog terecht bij vrienden en familie. Wij bedienen daar een niche, want boven 10 miljoen euro zijn er grotere partijen die beter geplaatst zijn om krediet te verschaffen. Het gaat dus niet om kapitaal, maar om obligatieleningen met hoge rentes om de groei van Belgische bedrijven of bedrijven met een Belgische link te financieren. Voor die fondsen zit het beslissingsproces volledig bij ons. Wij beslissen welke bedrijven financiering kunnen krijgen.”

LANGEDOCK. “We schrijven enkel in op obligatieleningen van bedrijven die ook bancaire financiering krijgen. We stellen ons dus niet in de plaats van de banken, maar we zorgen voor een aanvulling op de leningen van de banken. Het gaat om gezonde bedrijven, met een sterk businessmodel, die gewoon nog een tikkeltje extra financiering kunnen gebruiken en die hun kapitaal liever nog niet willen openstellen voor externe investeerders. Soms komen er ook bedrijven bij ons aankloppen, die een grotere nood aan financiering hebben. Dan kunnen we rechtstreekse obligatieleningen aan de klanten aanbieden, naast de fondsen. In het fonds moet er voldoende spreiding zijn. We kunnen dit soort beleggingen enkel aan mensen met een groot vermogen aanbieden. Als je dit aan het brede publiek wil aanbieden, dan komen er veel bijkomende kosten bij kijken.”

Verwacht rendement met private equity

Quaestor mikt met de beleggingen in private equity op een gemiddeld nettorendement (IRR) van minstens 15 procent per jaar. De klanten zouden na tien jaar meer dan 2 keer hun oorspronkelijke inleg moeten terugkrijgen.

De beurs is voor iedereen toegankelijk. Private equity niet.

LANGEDOCK. “Vroeger werkten we voor klanten vanaf 1 miljoen euro. Enkele jaren geleden hebben we die drempel naar 2,5 miljoen euro gebracht. Wij werken, met alle respect, niet voor mensen die slechts een paar honderdduizenden euro’s bij ons willen beleggen. Private equity is enkel toegankelijk voor de grotere vermogens.”

De adviseurs van de banken raden hun vermogende klanten aan om 10 tot 20 procent van hun vermogen in private equity te investeren. Denken jullie daar ook zo over?

VASTIAU. “Wij hebben daar een andere mening over. Het is sowieso moeilijk om er één percentage op te plakken. Bij de ene persoon moet de portefeuille al wat meer liquide zijn dan bij de andere. Maar als liquiditeit geen rol speelt, als je het geld niet snel nodig hebt, dan denk ik dat private equity een veel hoger percentage van de portefeuille mag uitmaken als het beleggersprofiel van de betrokken persoon het mogelijk maakt. Liquiditeit is ook geen absoluut gegeven. Als jij een portefeuille met private equity opstart, dan weet je dat je de eerste vijf of zes jaar niet veel geld zult terugkrijgen. Als je portefeuille wat meer matuur is, als je tien, negen en acht jaar geleden hebt geïnvesteerd, dan weet je dat je uit die oudere fondsen wel weer geld zal terugkrijgen en dan kan je het percentage private equity in je portefeuille misschien wel wat verhogen.”

Volgens sommige studies maakt vastgoed om en bij 60 procent van het vermogen van de Belgen uit. Vastgoed is ook illiquide.

VASTIAU. “Dat klopt. Ik hou mijn hart vast als ik bepaalde initiatieven op de markt zie. Vermogensbeheerders willen producten aanbieden voor kleine beleggers, met private equity als onderliggende belegging maar dan met de mogelijkheid om in en uit te stappen. Als iets illiquide is, dan kun je het niet liquide maken. We hebben in het verleden gezien dat vastgoedfondsen in de problemen komen als er een crisis komt.”

LANGEDOCK. “Er is een belangrijke taak weggelegd voor vermogensbeheerders, om heel transparant uit te leggen hoe het proces in elkaar zit. Je hebt een startperiode van vier of vijf jaar die een fonds nodig heeft om het geld te investeren. Het kapitaal van de investeerders wordt tijdens die periode opgevraagd. Daarom hebben wij één relatiebeheerder die een op een met een klant werkt. We werken ook intergenerationeel en betrekken de kinderen van de klant erbij. Ook als er een overlijden is, moeten de stortingen blijven gebeuren. Die verplichting gaat over naar de volgende generatie. We moeten de klanten daarom heel waakzaam informeren.”

“Vandaag zijn er mensen die ons specifiek voor private equity komen opzoeken. Onze klanten zijn onze ambassadeurs. Zij raden ons aan bevriende ondernemers aan en zo groeien wij en zo groeit het deel private equity in het totale vermogen in beheer. Wij beheren ongeveer 2,1 miljard euro voor onze klanten: 900 miljoen euro aan beursgenoteerde beleggingen, 900 miljoen euro in private equity en 300 miljoen euro in private debt. Daarnaast hebben onze klanten nog eens 800 miljoen euro aan investeringen in private equity toegezegd, die de komende drie à vier jaar zullen opgevraagd worden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content