Fondsen-kopstuk Koen Van de Maele: ‘Onze sector is er niet enkel voor de happy few’
Onlangs kwam met Degroof Petercam weer een belangrijke Belgische vermogensbeheerder in buitenlandse handen. Het is een teken dat de sector volop in beweging is. Trends maakt een stand van zaken op met Koen Van de Maele, een ervaren insider.
Sinds begin juni is Koen Van de Maele de voorzitter van Beama, de Belgische vereniging van fonds- en vermogensbeheerders. De komende drie jaar is hij het gezicht en de stem van de Belgische en buitenlandse vermogensbeheerders die in ons land actief zijn. Hij werkt al sinds 2001 in de financiële sector en heeft een goed oog voor de relevante ontwikkelingen en uitdagingen in de branche.
De overname van Degroof Petercam door het Franse Crédit Agricole is zo’n teken van een evolutie in de sector. “De overname kadert in de consolidatie die in Europa al een tijdje aan de gang is”, zegt Van de Maele. “Ook België ontsnapt niet aan die trend. Die is voor een deel het onbedoelde gevolg van de toenemende regelgeving van de afgelopen jaren. Die heeft de vaste kosten voor vermogensbeheerders aanzienlijk verhoogd.”
Moeten we de consolidatietrend betreuren?
KOEN VAN DE MAELE. “De consolidatie brengt schaalvoordelen met zich en daar zullen onze klanten beter van worden. Tegelijk moeten we erover waken dat ze niet leidt tot een verschraling van het aanbod. Voor klanten maakt het niet zoveel uit of hun vermogen beheerd wordt vanuit Brussel, Frankfurt of Parijs, maar ze moeten toegang blijven hebben tot een voldoende divers aanbod van beleggingsoplossingen.”
Verliest Brussel aan macht als financieel beslissingscentrum?
VAN DE MAELE. “Ik zou er niet meteen grote geopolitieke of strategische gevolgen in zien, zolang het portefeuillebeheer in Europa blijft. Maar het is belangrijk dat we dicht bij onze klanten en verdelers blijven staan, zoals de private banken en de bedrijfspensioenfondsen. Vermogensbeheerders moeten affiniteit behouden met hun klanten, nabij zijn en snel genoeg beschikbaar zijn. Of de vermogensbeheerder in handen van een buitenlandse aandeelhouder is, is dan misschien minder relevant.”
Waarmee onderscheidt België zich in de sector van het vermogensbeheer?
VAN DE MAELE. “België heeft twee troeven. Een eerste is onze competentie in duurzaam beheer. Belgische beheerders scoren goed in de duurzaamheidsrangschikkingen. We zijn ook sterk in multi-assetproducten (waarin verschillende activaklassen gebundeld worden, nvdr). Een aantal producten wordt vanuit Brussel beheerd en over de hele wereld verdeeld. Daar mogen we trots op zijn.”
Met welke uitdagingen kampt de Belgische sector?
VAN DE MAELE. “Talent aantrekken en behouden blijft moeilijk. Onze sector vereist specialisering. Het is niet makkelijk die specialisten te vinden en ze te overtuigen zich in Brussel te vestigen. We proberen met een aantal partijen samen te werken voor opleidingen in vermogensbeheer. We moeten in Brussel een ecosysteem rond vermogensbeheer blijven cultiveren.”
In de afgelopen tien tot vijftien jaar is de Belgische vermogensbeheersector niet bovengemiddeld gegroeid. Is er nog ruimte om te groeien?
VAN DE MAELE. “Er is nog marge om te groeien. Vermogensbeheer heeft zeker een rol te spelen, naast de bank- en verzekeringsoplossingen waarmee de Belgen sparen en beleggen.”
Is het fiscale speelveld van de verschillende oplossingen gelijk in België?
VAN DE MAELE. “Nee. De intrestinkomsten op het spaarboekje zijn tot 980 euro fiscaal vrijgesteld en er geldt een roerende voorheffing van 15 procent, terwijl de inkomsten uit obligaties en beleggingsfondsen geen vrijstelling genieten en een roerende voorheffing van 30 procent hebben. Onze sector wordt niet vooruitgeholpen door de fiscaliteit, die vaak onlogische verschillen inhoudt, soms zelfs in dezelfde beleggingsproducten.”
Hoezo?
VAN DE MAELE. “Zo geldt voor kapitalisatie-ETF’s (beleggingsfondsen die de prestatie van een index nabootsen en geen dividend uitkeren, nvdr) die bij de Belgische financiële toezichthouder FSMA geregistreerd staan een beurstaks van 1,32 procent, terwijl voor soortgelijke ETF’s die dezelfde index volgen maar niet bij de FSMA ingeschreven zijn, een beurstaks van 0,12 procent geldt. Dat is niet logisch.”
Hoe kan dat fiscale speelveld meer gelijk worden gemaakt?
VAN DE MAELE. “Misschien moet worden nagedacht over een fiscale vrijstelling voor langetermijnbeleggingen met fondsen en vermogensbeheerproducten. En waarom niet de fiscale vrijstellingen en de roerende voorheffing voor zowel spaar-, verzekerings- als beleggingsproducten gelijktrekken? Daarmee temper je misschien de typisch Belgische reflex van spaarders en beleggers om zich vooral door de fiscale prikkels te laten leiden, terwijl de producten waarbij ze uitkomen niet noodzakelijk de beste en de meest rendabele zijn op lange termijn.”
Bij uw aanstelling schreef u over de maatschappelijke rol van uw sector. Waaruit bestaat die?
VAN DE MAELE. “Ten eerste hebben we een rol te spelen in de duurzaamheidsomslag en de energietransitie van onze economie. Vandaar de enorm sterke groei van al wat duurzaam beleggen is. Daarnaast hebben we een belangrijke rol te vervullen in de aanpak van de vergrijzing van de samenleving. Wij zijn een deel van de oplossing voor de financiering van onze pensioenen, omdat wij beleggen voor de toekomst. Heel veel Belgen bouwen extra pensioenpotten op via de tweede pijler, het aanvullend pensioen via hun werkgever, en de derde pijler, het individueel pensioensparen. Daar komen wij aan te pas. Het aantal bedrijfspensioenfondsen in ons land groeit. Onze sector werkt dus niet enkel voor de vermogende happy few. We vervullen een bredere maatschappelijke rol.”
Beginnen er geen barsten in het mooie verhaal van het duurzame beleggen te komen? Klokkenluiders bij grote vermogensbeheerders zeggen dat het veelal marketing is.
VAN DE MAELE. “Het enige wat wij daar als industrie tegen kunnen doen, is heel transparant zijn over de aanpak van en de rapportering over duurzaam beheer. Het is aan ons om klaar en duidelijk verschillende duurzame beleggingsoplossingen aan te bieden, van donkergroen tot lichtgroen en misschien zelfs grijs. Maar het is aan onze klanten om daaruit te kiezen. Zij zijn de eigenaars van het vermogen.”
Is het mogelijk tot een eenduidige en alomvattende aanpak voor duurzaam beleggen te komen?
VAN DE MAELE. “Dat is zeer lastig. Er bestaat een heel divers palet aan duurzame beleggingen. Het is bijna onmogelijk daar een unieke definitie voor te maken. Die diversiteit mag er zijn en het is complexe materie. Het is onze taak die complexiteit te vertalen. Het zou ook niet goed zijn een race te ontketenen naar de duurzaamste of groenste belegging. Dan riskeer je dat beleggingsportefeuilles heel geconcentreerd worden. Dat kan tot verrassingen en onnodige volatiliteit leiden, en daar zijn onze klanten niet bij gebaat.
“Maar duurzaamheid blijft op lange termijn zeker financieel relevant. Investeren in activa waarvan je weet dat ze over enkele decennia niets meer waard zullen zijn wegens de rol die ze in de klimaatverandering spelen, is geen goed idee.”
Waarop wilt u na uw voorzitterschap over drie jaar afgerekend worden?
VAN DE MAELE. “Ik denk dat we het aandeel van duurzaam beleggen verder moeten doen groeien. Daarnaast moeten we als sectorvereniging het gesprek met beleidsmakers en regelgevers blijven aangaan om een aantal zaken te vereenvoudigen. Tot slot wil ik private activa, zoals private equity en private schuldfinanciering, meer openstellen voor particuliere spaarders en beleggers. Die private markten zijn voorlopig enkel toegankelijk voor de heel vermogenden, terwijl ze een groot deel van de economie uitmaken. Er zijn meer private bedrijven dan beursgenoteerde.”
Sommigen noemen de democratisering van private markten de heilige graal.
VAN DE MAELE. “Dat zijn heel illiquide markten. De heilige graal zou zijn daar liquide beleggingsproducten van te maken, maar die vergissing mogen we niet maken. Welke producten rond die private markten ook ontwikkeld worden, ze zullen illiquide blijven. Daar moeten we heel eerlijk en transparant over zijn tegenover de klanten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier