Van de pineut tot de optimaliserende zelfstandige: welk type belastingplichtige bent u?

Alain Mouton

Evenveel verdienen als je buurman of vriend, en toch minder of meer belastingen betalen: in België is het vaste prik. Gezinnen met kinderen zijn bevoordeeld tegenover alleenstaanden. Ook wie een deel van zijn inkomen uit auteursrechten haalt, mag niet klagen. En met een vennootschap werken is nog altijd een heel interessante vorm van fiscale optimalisatie.

Wanneer we over belastingen in België spreken, vallen steevast twee termen: hoge fiscale druk en koterij. Alleen al in de personenbelasting is ons stelsel hopeloos ingewikkeld geworden met verschillende tarieven, uitzonderingen en ontsnappingsroutes. In 2001 bestond de belastingaangifte uit 345 rubrieken, ondertussen zijn het er meer dan 800. En de fiscale druk is nog altijd bij de hoogste in de Europese Unie, ondanks de verlaging van de personenbelasting door de regering-Michel.

Mensen met een vergelijkbaar inkomen betalen niet allemaal evenveel belastingen.

Wat ook opvalt, is dat mensen met een vergelijkbaar inkomen niet allemaal evenveel belastingen betalen. Dat is slechts deels een gevolg van het al dan niet royale gebruik van fiscale aftrekken, bijvoorbeeld voor woonleningen of pensioensparen. De gezinssituatie bepaalt wel voor een groot deel de belastingdruk. Een alleenstaande wordt veel zwaarder belast dan een gezin met kinderen met een vergelijkbaar inkomen. Dat is grotendeels een gevolg van de ‘belastingvrije som’, dat deel van het inkomen dat niet belast wordt. Als er gepraat wordt over een belastinghervorming, gaat het vaak over de fiscale aftrekken. Het gaat dan inderdaad om hoge bedragen: ieder jaar krijgen de Belgen voor 25 miljard euro kortingen op hun belastingen. Maar ook de impact van de belastingvrije som valt niet te onderschatten. Schrap dat nultarief, en de schatkist wordt in één klap elk jaar 15,5 miljard rijker. Elke verhoging van de belastingvrije som kost de schatkist daarentegen jaarlijks 1,6 miljard euro.

Een andere reden waarom we niet allemaal relatief evenveel belastingen betalen, is of we al dan niet kunnen profiteren van allerlei vormen van fiscale optimalisatie. Wie zich kan laten uitbetalen via het licht belaste stelsel van de auteursrechten – en dat zijn al lang niet alleen meer schrijvers, copywriters of kunstenaars – betaalt fiks minder belastingen. Werken in een vennootschap in plaats van in een eenmanszaak is een andere populaire techniek.

Trends creëerde acht typische Belgen die een vergelijkbaar inkomen hebben. We bekijken hoeveel belasting ze daarop betalen, en waarom dat bedrag sterk kan verschillen. Per jaar spreken we over duizenden euro’s minder of meer belastingen.

1 De pineut: de alleenstaande werknemer zonder kinderen

Belastbaar inkomen: 37.000 euro/jaar

Personenbelasting: 11.201 euro (30%)

Elk jaar publiceert de OESO een vergelijkende studie over de belastingdruk in Europa. België staat al jaren bovenaan de ranking. Wat vooral opvalt, is hoe zwaar een alleenstaande zonder kinderen hier wordt belast. Dat blijkt uit de zogenoemde totale loonwig, het verschil tussen de totale loonkosten (belasting, werknemers- en werkgeversbijdragen) en het nettoloon. Voor een alleenstaande zonder kinderen met het gemiddelde loon van 3630 euro per maand, is die totale loonwig 51,5 procent. Van elke 100 euro die de werkgever betaalt, kan de werknemer dus amper 48,5 euro vrij besteden. Daarmee staat België comfortabel op kop in de Europese Unie. De persoonlijke loonwig (verschil tussen brutoloon en nettoloon, dus exclusief werkgeversbijdragen) bedraagt 39,83 procent. Ook daarmee staat België op één. De meest gebruikte statistieken overschatten weliswaar de totale belastingdruk in ons land, omdat ze geen rekening houden met belangrijke fiscale uitgaven of aftrekken.

Hoe dan ook is de fiscale druk voor een alleenstaande zonder kinderen zwaar. Wie een belastbaar inkomen van 37.000 euro per jaar heeft (dat is in de buurt van het gemiddelde loon), betaalt daarop 11.212 euro personenbelasting, of zo’n 30 procent. Wel betaalt hij of zij geen belastingen op de belastingvrije som van 8990 euro, maar alles daarboven wordt tegen 25, 40 of 45 procent belast.

2 Iets minder de pineut: één inkomen en één kind

Belastbaar inkomen: 37.000 euro/jaar

Personenbelasting: 10.932 euro (29,5%)

Heeft de werknemer één kind ten laatste, dan is hij fiscaal iets beter af. Het belastingvrije minimum gaat dan omhoog. Een groter deel van het inkomen wordt dan niet belast. Voor één kind is dat echter niet veel. In plaats van 8990 euro wordt het 10.620 euro. De Belgen in deze situatie kunnen er zich wel op verheugen dat ze niet meer de zwaarste fiscale druk in Europa torsen. Zij staan op de derde plaats.

3 De gelukkige: gezin met drie kinderen

Belastbaar inkomen: 37.000 euro/jaar

Personenbelasting: 8.095 euro (21%)

De situatie is fundamenteel anders voor wie meerdere kinderen heeft. Per kind gaat de belastingvrije som aanzienlijk omhoog. Nemen we opnieuw een gezin met een belastbaar inkomen van 37.000 euro, met één kostwinnaar en drie kinderen ten laste. De belastingvrije som is dan maar liefst 9430 euro hoger dan voor wie geen kinderen heeft. Op de eerste 18.420 euro van het inkomen hoeft geen belasting te worden betaald. Een alleenstaande zonder kinderen betaalt op die schijf al 25 of 40 procent. Ons typegezin met drie kinderen ontsnapt dankzij de hoge belastingvrije som aan het tarief van 25 procent en ziet een relatief kleiner deel van zijn inkomen belast tegen 40 en 45 procent. Kortom: kinderen ten laste zijn een vorm van fiscale optimalisatie. Die Belgische gezinnen vinden we dan ook pas op plaats 8 in de Europese rankings van de fiscale druk.

4 De winnaars van de fiscale solidariteit: getrouwd koppel met verschillende inkomens

Belastbaar inkomen: 42.000 euro/jaar

Personenbelasting: 9019 euro (21,4%)

Ook getrouwde koppels met twee kostwinnaars met uiteenlopende inkomens staan niet meer helemaal bovenaan de Europese hitparade van de belastingdruk. Dat hebben ze te danken aan het zogenoemde huwelijksquotiënt. Een deel van het inkomen van de partner met het hoogste inkomen wordt overgeheveld naar de partner met een lager inkomen, waardoor een deel van het inkomen tegen een lager tarief wordt belast. De progressiviteit van de belastingheffing wordt daar doorbroken.

Een voorbeeld: de beroepsinkomsten van twee echtgenoten worden samengeteld. Het inkomen van A bedraagt 35.000 euro, dat van B 7000: samen 42.000 euro. Van dat totale inkomen wordt een deel (maximaal 30%) toegekend aan de echtgenoot met het kleinste inkomen. De belastingen van echtgenoot A worden bijgevolg berekend op een inkomen van 30.910 euro, die van echtgenoot B op 11.090 euro. Een deel van het inkomen wordt daardoor niet tegen 45 procent belast, maar tegen 25 procent of zelfs deels niet.

Het verschil met een alleenstaande met hetzelfde inkomen is frappant. Die betaalt 13.763 euro op een belastbaar inkomen van 42.000 euro per jaar. Ons koppel met hetzelfde jaarlijkse inkomen betaalt 9019 euro belastingen.

5 De belastingkampioen: hooggeschoolde werknemer die de volle pot betaalt

Belastbaar inkomen: 60.000 euro/jaar

Personenbelasting: 22.510 (37,5%)

België mag dan al jaren een van de belastingkampioenen zijn, door de belastinghervorming onder de vorige legislatuur is de fiscale druk in de personenbelasting wel gedaald. Dat komt onder meer door de verbreding van de belastingschalen en het wegvallen van het belastingtarief van 30 procent. Toch komt een Belg door de sterke progressiviteit van het stelsel snel in de hoogste belastingschaal van 50 procent terecht. Elk inkomen boven 41.060 euro per jaar wordt met dat tarief belast. Voor werknemers met een relatief hoog loon betekent dat een zware afroming van hun inkomen.

Nemen we als voorbeeld een hooggeschoolde werknemer met een jaarlijks belastbaar inkomen van 60.000 euro. Die betaalt per jaar 22.510 euro in de personenbelasting, waarvan 9470 euro uit het inkomen boven 41.000 euro dat tegen 50 procent wordt belast.

6 De slimmerik: betaald in auteursrechten

Inkomsten: 60.000 euro

Belasting via roerende voorheffing: 7200 euro (12%)

Wie de zware aanslag in de personenbelasting wil vermijden, kan bekijken of hij zich met auteursrechten kan laten betalen. Die mogelijkheid bestaat al lang voor bijvoorbeeld kunstenaars en auteurs die auteursrechten innen na de overdracht van hun rechten op de exploitatie en de verspreiding van hun werken. Ondertussen maken ook journalisten, copywriters, architecten, ingenieurs en softwareontwikkelaars gebruik van die mogelijkheid.

De fiscus beschouwt inkomsten uit auteursrechten als een roerend inkomen, waarop 15 procent roerende voorheffing moet worden betaald. Hier is dus geen sprake van een progressief tarief. Er mag ook een aantrekkelijk kostenforfait worden ingebracht, met als gevolg dat voor zulke vergoeding de belastingdruk amper 7,5 à 12 procent is. Fiscalisten raden dit stelsel aan om creatieve talenten aan te trekken en te vergoeden. Als wordt aangetoond dat het werk origineel en auteursrechtelijk beschermd is, wordt het niet belast als een normaal professioneel inkomen. Het regime is dit jaar mogelijk tot een inkomen uit auteursrechten van 62.090 euro. Daarop 12 procent roerende voorheffing betalen is een stuk interessanter dan de tarieven in de inkomstenbelasting, die beginnen vanaf 25 procent.

Uiteraard zal het zelden gebeuren dat iemand alleen maar auteursrechten als beroepsinkomsten heeft. Maar als een derde van de inkomsten van 60.000 euro zo wordt belast, vermijdt de belastingplichtige al het hoogste tarief van 50 procent in de personenbelasting.

Het regime is de voorbije jaren aan een indrukwekkende opmars bezig. In 2013 gebruikten 20.045 Belgen het stelsel van de auteursrechten, goed voor 107,9 miljoen euro inkomsten. In 2018 was dat gestegen naar 38.313 gebruikers en 281,7 miljoen euro.

7 De te beklagen zelfstandige: de eenmanszaak

Winst: 80.000 euro/jaar

Netto-inkomen na belastingen: 38.185 euro (52,2%)

Van zelfstandigen wordt gezegd dat ze minder belast worden. Dat klopt niet volledig. De personenbelasting voor een zelfstandige met een eenmanszaak wordt op precies dezelfde manier berekend als voor loontrekkenden. De inkomsten worden gespreid over vier inkomensschijven, met een tarief tussen 25 en 50 procent. De sociale bijdragen voor zelfstandigen zijn wel lager. Ze betalen een minimumbijdrage van 745,51 euro per kwartaal, eventueel vermeerderd met 20,5 procent op het inkomen tussen 14.042,57 euro en 60.427,75 euro, en 14,16 procent op het inkomen tussen 60.427,76 euro en 89.051,37 euro. Daarboven betalen ze niets meer. Werknemers betalen 13,07 procent op het volledige brutoloon. Daar komen nog gemiddeld 25 procent werkgeversbijdragen bij. Het verschil vertaalt zich in de sociale zekerheid, waar de werknemers beter beschermd zijn tegen ziekte en werkloosheid. Ze hebben ook een hoger pensioen. Maar in de personenbelasting is er geen verschil. Het netto belastbaar inkomen van een zelfstandige is de omzet min de beroepskosten en de sociale bijdragen. Voor dat inkomen gelden de klassieke belastingtarieven.

Een zelfstandige met een eenmanszaak die een winst boekt van 80.000 euro per jaar, betaalt 27.785 euro personenbelasting, of 34,7 procent van de winst. Daar komen nog de sociale bijdragen bovenop.

8 De optimaliserende zelfstandige: werken met een vennootschap

Winst: 80.000 euro/jaar

Inkomen na belastingen: 48.115 euro (39,8%)

Een alternatief voor de eenmanszaak is werken met een vennootschap. In de vennootschapsbelasting is het tarief veel lager dan 50 procent. Sinds 2020 bedraagt het basistarief 25 procent. Voor kmo’s bestaat bovendien de mogelijkheid, als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden, om de eerste winst van 100.000 euro te belasten tegen slechts 20 procent. De scheelt een stevige slok op de borrel, ook al betaalt een zelfstandige met een vennootschap daarboven nog andere belastingen.

Hij haalt ook geld uit zijn vennootschap voor loon of bezoldiging en/of voor de uitkering van een dividend. Sinds 2013 kan die dividendenuitkering tegen 15 procent roerende voorheffing worden belast. Om te beletten dat eenmanszaken massaal vennootschappen worden (de ‘vervennootschappelijking’), heeft de vorige federale regering beslist dat de zaakvoerder van een vennootschap in principe een minimumbezoldiging van 45.000 euro moet uitkeren. Als het belastbaar resultaat lager is dan 45.000 euro, moet de uitgekeerde bezoldiging minstens gelijk zijn aan het belastbaar resultaat om van het gunsttarief van 20 procent te genieten. Een uitzondering wordt ook gemaakt voor startende ondernemingen tijdens de eerste vier boekjaren. Zij zijn niet verplicht 45.000 euro loon uit te keren.

Als een vennootschap wel meer dan 45.000 euro belastbare winst boekt, maar minder dan 45.000 euro als loon uitkeert, volgt een sanctie. Kent ze bijvoorbeeld maar 30.000 euro toe, dan moet ze een bijzondere aanslag van 10 procent betalen op het tekort aan bezoldiging, in ons voorbeeld 10 procent van 15.000 euro of 1500 euro. Maar zelfs dan is het voordelig om via een vennootschap te werken.

De zaakvoerder van een eenmanszaak met een winst van 80.000 euro houdt netto 38.185 euro over. Kiest hij voor een vennootschap en keert hij zichzelf bijvoorbeeld 24.000 euro bezoldiging uit en de rest van de winst via een dividend, dan houdt hij 48.115 euro over. Voor veel zelfstandigen en ondernemers is de keuze dan snel gemaakt.

Mei is belastingmaand in Trends

Deze maand gaat Trends dieper in op verschillende aspecten van het Belgische belastingstelsel. In dit nummer berekenen we de belastingdruk voor verschillende soorten Belgen. Op 13 mei analyseren we ons belastingstelsel. Hoe komt het dat België wereldkampioen belastingheffen is, maar glansrijk zakt voor duurzame fiscaliteit? Op 20 mei verschijnt een analyse van wat de overheid met uw geïnde belastingen doet. Het laatste deel op 27 mei is een opstap naar een betere fiscaliteit. Hoe kunnen belastingen de groei stimuleren en ons allen vooruithelpen?

Partner Content