Koen Van Duyse
‘Regio’s dreigen verliezers van belastinghervorming te worden’
Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) heeft zijn voorstel van belastinghervorming publiek gemaakt. De kans bestaat dat het in zeer grote mate goedgekeurd raakt, samen met iets wat als een mini-pensioenhervorming en een mini-arbeidsdeal zal worden voorgesteld. Het is de enig haalbare combinatie is om als Vivaldi volgend jaar als ploeg naar de verkiezingen te trekken. Die voorspelling werd in 2019 trouwens al gemaakt.
Voor de personenbelasting is dit een van de meest verregaande hervormingen die de voorbije dertig jaar op de regeringstafel terecht kwamen. Goede punten daarvoor. De politieke communicatieverantwoordelijken zeggen er wel onmiddellijk bij dat dit nog niet de grote fundamentele belastinghervorming is, maar slechts een eerste aanzet. Of, zoals de inspirator professor Mark Delanote het deze week accuraat samenvatte: “de lat lag zeer hoog in het begin, maar bepaalde politici willen duidelijk niet te hoog springen, daarom werd de lat verlaagd in de hoop dat iedereen nu toch een sprongetje waagt”.
De hervorming is in essentie niet fundamenteel omdat ze slechts een taxschift, een verschuiving van belasting van het ene belastbare feit naar het andere. Minder belasting op inkomen uit arbeid, meer belasting op de winkelkar. Daardoor blijft de gemeenschap in haar geheel evenveel belastingen betalen. Een taxshift wordt altijd verantwoord door te verwijzen naar fiscale rechtvaardigheid: wie leeft van vermogen moet even zwaar worden belast als wie leeft van arbeid.
Daar valt wat voor te zeggen en in het licht van verkiezingen is het meegenomen dat de grote meerderheid van de kiezers dat ook vindt. Maar daarmee wordt de grootste onrechtvaardigheid niet aangepakt: het veel te hoge overheidsbeslag. Dat debat wordt in mooie woorden in het vooruitzicht gesteld, er worden terugverdieneffecten aangekondigd, dat het zal leiden tot efficiëntiewinsten waardoor de nood aan belastingen zal dalen. Dat zou de eerste keer in de geschiedenis zijn.
Een andere vaststelling is de voorbije week door de mazen van het net geglipt. Gert Peersman, professor aan de UGent, merkt op dat het voorstel een serieus gat in de begroting zal slaan, niet alleen in de federale, maar ook in de regionale begrotingen. Alleen al het verhogen van de belastingvrije som zou de regio’s 1,1 miljard euro kosten en hij vraagt zich af hoe zij dit zullen financieren en wie dat zal voelen.
Een belangenconflict loert om de hoek
Dat is het gevolg van de bij het Vlinderakkoord geprezen, maar ondertussen verguisde financieringswet. De gewesten krijgen door de zogenoemde autonomiefactor een deel van de belastingopbrengst. Die factor bepaalt welk bedrag naar de gewesten gaat. Dat is ongeveer 25 procent van de personenbelasting, voornamelijk afkomstig van de belasting op arbeidsinkomen. Wanneer de federale staat de belastingvrije som of de belastingschalen optrekt, vermindert de personenbelasting en dus het aandeel waarop het gewest recht heeft. Anderzijds hebben de gewesten geen aandeel in bijvoorbeeld de btw, de jaarlijkse taks op de effectenrekening of de vennootschapsbelasting. Het voorstel van de minister compenseert de belastingverlaging op arbeidsinkomen door een verschuiving naar precies die andere taksen. De regio’s en hun burgers zijn dus duidelijk de verliezers. Een belangenconflict loert om de hoek. En dan is een uitspraak van het Grondwettelijk Hof nooit ver weg. Misschien hebben federale meerderheidspartijen de volgende jaren wel een ‘volksberoep’ nodig.
Om iets echt fundamenteel te doen, zal dus moeten gewacht worden op een ‘Grote Coalitie’ die met het oog op een grote herfinanciering van de Franstalige regio’s en gemeenschap ook een volgende staatshervorming doorvoert en echt naar de kerntaken gaat kijken. Of het verkiezingsresultaat dat zal mogelijk maken, is zeer de vraag. Het wordt misschien wel wachten op Godot.
De auteur is partner van Tiberghien Advocaten
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier