Deze inkomsten moet u zelf aangeven aan de fiscus

BELASTINGAANGIFTE Kunt u uw geld een lange tijd missen, dan bent u het beste af met een kapitalisatiefonds. © bi

De banken houden de verschuldigde belasting op de meeste fondsen automatisch in. Maar er zijn uitzonderingen. Hier volgt een overzicht van wat fondsenbeleggers zelf op hun belastingaangifte moeten invullen.

Het rendement van beleggers wordt voor een deel beïnvloed door de belasting die ze moeten afdragen. Die belasting betaalt u op verschillende momenten: bijvoorbeeld als u deelbewijzen van fondsen koopt of verkoopt, of als u dividenden ontvangt. Hebt u geen regelmatige inkomsten nodig en kunt u uw geld gedurende een lange tijd missen, dan bent u beter af met een kapitalisatiefonds dat de dividenden herinvesteert. De dividenden van een distributiefonds worden sinds dit jaar belast tegen 30 procent.

De Belgische banken innen de verschuldigde beursbelasting en de roerende voorheffing, en storten die door naar de fiscus. Er zijn ook een aantal zaken die u zelf moet aangeven aan de fiscus, maar die zijn eerder een uitzondering dan de regel.

Bevek of gemeenschappelijk beleggingsfonds

Er zijn verschillende soorten instellingen voor collectieve beleggingen (ICB’s). ICB is de officiële benaming voor wat in de volksmond een ‘beleggingsfonds’ heet. Achter die verzamelnaam gaat een amalgaam van structuren schuil. Het leeuwendeel van de beleggingsfondsen die in België worden gecommercialiseerd, zijn beleggingsvennootschappen met een veranderlijk kapitaal (beveks). De fondsen van Angelsaksische vermogensbeheerders zijn doorgaans beveks, maar veel Franse en Luxemburgse vermogensbeheerders hebben gekozen voor het statuut van gemeenschappelijk beleggingsfonds, afgekort GBF. Daar zitten bekende namen tussen, zoals Flossbach von Storch Multiple Opportunities, Carmignac Patrimoine en Ethna-Aktiv.

Beveks hebben een eigen rechtspersoonlijkheid. Daar wordt de belasting geheven aan de bron. Gemeenschappelijke beleggingsfondsen daarentegen hebben geen rechtspersoonlijkheid. De beleggers worden door de fiscus beschouwd als mede-eigenaars van de beleggingen en als rechtstreekse begunstigden van de inkomsten. Hebt u zo’n gemeenschappelijk beleggingsfonds, dan moet u de dividenden en de intresten opgeven in uw belastingaangifte. De inkomsten van 2016 worden onderworpen aan een belasting van 27 procent. Op de inkomsten van 2017 draagt u 30 procent roerende voorheffing af.

Dubbele belasting

De meeste van die populaire buitenlandse gemeenschappelijke beleggingsfondsen hebben een simulator op hun website om de beleggers hun belastingaangifte correct te helpen invullen. “Wij zullen nooit een gemeenschappelijk beleggingsfonds in ons aanbod opnemen, als er geen simulator beschikbaar is”, zegt Damien Le-Maire, de beheerder van fondsen bij Deutsche Bank in Brussel. “We sturen ook elk jaar een e-mail naar onze klanten om ze wegwijs te maken.”

In zo’n simulator moet u invullen wanneer u deelbewijzen hebt gekocht of verkocht. Het bedrag dat u van de vermogensbeheerder krijgt, moet u vervolgens invullen in vak VII (Inkomsten uit kapitalen en roerende goederen), naast de code 1444-11 voor vrijgezellen of de code 2444-78 voor een getrouwd koppel. Le-Maire: “Wij raden op dit moment absoluut af in een gemeenschappelijk beleggingsfonds van het distributietype te investeren vanwege de complexe fiscaliteit.”

“De administratieve rompslomp berust op de schouders van de belastingplichtige”, zegt Olivier Pepi, die verantwoordelijk is voor de fondsenselectie bij ING België. “Wij zetten voor particuliere beleggers liever eenvoudigere producten zonder administratief gedoe in de kijker.”

Beursbelasting

De Belgische banken houden automatisch de taks op beursverrichtingen (TOB) van 1,32 procent in bij de verkoop van deelbewijzen van een fonds van het kapitalisatietype, met een maximum van 4000 euro. Een bevek bestaat uit verscheidene fondsencompartimenten. Als u binnen dezelfde bevek van een compartiment van het kapitalisatietype switcht naar een compartiment van het distributietype, betaalt u eveneens 1,32 procent, met een maximum van 4000 euro.

Bij beursgenoteerde indexfondsen (ETF’s) hangt de hoogte van de beursbelasting af van het antwoord op twee vragen: zijn de ETF’s geregistreerd in België, en keren ze een dividend uit (distributie of kapitalisatie)? Als de ETF’s geregistreerd zijn in België, betaalt u zowel bij de aankoop als bij de verkoop van deelbewijzen van het kapitalisatietype 1,32 procent, met een maximum van 4000 euro. Bij ETF’s van het distributietype gaat er slechts 0,09 procent beursbelasting af, met een maximum van 1300 euro. Voor ETF’s die in België niet geregistreerd zijn, geldt een tarief van 0,27 procent, met een maximum van 1600 euro, ongeacht of het gaat om distributie- of kapitalisatie-ETF’s.

Belasting op meerwaarde

Verkoopt u een obligatiefonds of een gemengd fonds met minstens 25 procent obligaties, dan wordt de meerwaarde afgeroomd door de inhouding van 30 procent roerende voorheffing op de opgespaarde intresten en de koersstijgingen van de obligaties.

Via een zogenoemde assettest wordt eerst vastgesteld of een fonds meer dan een kwart van zijn portefeuille in obligaties heeft geïnvesteerd. Die test is geldig voor een jaar. Zelfs als een fonds gedurende bijna de volledige looptijd uit meer dan 25 procent obligaties bestond, maar niet in het jaar dat u de deelbewijzen verkoopt, ontsnapt u aan de meerwaardebelasting. “Sommige gemengde fondsen staan het ene jaar op de lijst met producten waarop u roerende voorheffing op de meerwaarde moet betalen, en het andere jaar niet”, weet Olivier Pepi.

Er zijn vervolgens twee methoden om de meerwaarde te berekenen die voortkomt uit het vastrentende luik. Volgens Le-Maire gebeurt de berekening van de meerwaarde meestal op het niveau van de bank. “De berekening van de meerwaarde hangt af van een aantal factoren. De periode waarover de meerwaarde moet worden berekend, verschilt naargelang het fonds een Europees paspoort heeft of niet. Als de vermogensbeheerder een taxable income per share (TIS) beschikbaar stelt, is de berekening vrij eenvoudig, maar niet alle vermogensbeheerders doen dat.”

De berekening van de TIS

Met een TIS zegt de vermogensbeheerder exact welk deel van de meerwaarde te danken is aan de obligatieportefeuille, en welk deel aan de aandelenportefeuille. Stel dat een fonds voor de helft uit obligaties bestaat en voor de helft uit aandelen. Als de aandelen 10 procent per jaar opbrachten en de obligaties slechts 1 procent, is enkel roerende voorheffing verschuldigd op de meerwaarde van de obligaties. Zonder TIS zouden ze op 50 procent van de totale meerwaarde roerende voorheffing hebben moeten betalen, want dan wordt een forfaitaire belasting toegepast op basis van de verhouding van de activa op het moment van de verkoop. Dat zou in ons voorbeeld in het nadeel van de belegger zijn uitgedraaid. “Welke methode het voordeligst is, hangt af van de evolutie van de activaklassen”, zegt Le-Maire.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content