Vanaf 1 januari 2026 komt er een belasting op de meerwaarden die u op financiële activa realiseert. De wetteksten bevinden zich nog in de ontwerpfase. Hieronder vindt u antwoorden op de meest relevante vragen, op basis van de informatie die vandaag beschikbaar is.
Minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) heeft het in een interview met de krant De Tijd van afgelopen weekend toegegeven: de meerwaardebelasting is “te ingewikkeld, ja”. “Maar ik vind dat het in de toekomst mogelijk moet zijn om wat vereenvoudigingen door te voeren, bijvoorbeeld omtrent de Reynderstaks.” Wij doen hieronder een poging om de veel te ingewikkelde belasting in vraag en antwoord iets minder ingewikkeld voor u te maken.
We baseren ons hiervoor op het wetsontwerp dat voor advies bij de Raad van State ligt. Na het advies van de Raad van State komt de meerwaardebelasting opnieuw op de regeringstafel. Jambon hoopt begin oktober de tekst naar het parlement te sturen.
Hoeveel bedraagt de meerwaardebelasting?
Er geldt een standaardtarief van 10 procent bij een zogenaamde ‘overdracht onder bezwarende titel’, zoals een verkoop. In principe houdt uw Belgische bank of broker de belasting meteen aan de bron in. Of de sector daar tegen 1 januari 2026 effectief in zal slagen, is nog maar de vraag. Volgens KBC lukt dat wellicht niet tijdig.
Wie valt onder de meerwaardebelasting?
De meerwaardebelasting is een personenbelasting die dus in principe alleen van toepassing is op natuurlijke personen. Maar ook rechtspersonen die onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting, zoals vzw’s en stichtingen, vallen eronder. Voor die laatste categorie geldt een uitzondering wanneer het gaat om fiscaal erkende verenigingen die aftrekbare giften ontvangen.
Juridische structuren waarbij sprake is van zogeheten fiscale transparantie, zoals de burgerlijke maatschap, vallen ook onder de meerwaardebelasting.
Vennootschappen zijn uitgesloten. Verkoopt u dus een belang in een bedrijf via uw (management)vennootschap, dan wordt u niet belast via de meerwaardebelasting, maar wel in de vennootschapsbelasting, tenzij aan de voorwaarden voor een vrijstelling is voldaan.
Voor welke activa geldt de meerwaardebelasting?
De fiscus viseert vier productcategorieën: financiële activa, verzekeringscontracten, cryptoactiva en valuta.
Onder de financiële activa vallen onder meer beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen, obligaties, beleggingsfondsen, ETF’s (trackers) en allerhande derivaten, zoals opties, futures en swaps. Onder de verzekeringsproducten ressorteren de spaarverzekeringen (tak21 en tak26) en de beleggingsverzekeringen (tak23). Tot de valuta behoren rekeningen in vreemde munten, maar ook beleggingsgoud.
Wanneer u in een bestaande fondsenportefeuille uw risicoprofiel wijzigt door bijvoorbeeld bepaalde beveks te verkopen, bent u eveneens meerwaardebelasting verschuldigd wanneer u daarbij meerwaarden realiseert.
Welke activa blijven buiten schot?
Zicht-, spaar- en termijnrekeningen blijven buiten het vizier van de meerwaardebelasting. Fiscale pensioenspaarproducten (pensioenspaarfondsen, pensioenspaarverzekeringen en langetermijnsparen) zijn eveneens vrijgesteld. Dat is ook het geval voor het aanvullend pensioen dat u bij uw werkgever opbouwt (groepsverzekeringen).
Hoe wordt de meerwaardebelasting berekend?
Aan het verleden wordt niet geraakt. De aanschafwaarde die zal dienen als startpunt om de meerwaarde te berekenen, wordt dan ook fictief vastgesteld op 31 december 2025. Wanneer u vóór die datum activa tegen een hogere koers hebt aangekocht dan die op 31 december, mag de hogere koers gedurende de komende vijf jaar als aanschafwaarde gebruikt worden. U dient dat wel zelf via uw belastingaangifte te regelen.
Hebt u aandelen van een niet-beursgenoteerd bedrijf? Voor zulke vennootschappen stelt de wetgever onder meer voor om het eigen vermogen, verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan vier keer de ebitda van het laatste boekjaar afgesloten voor 1 januari 2026, als aanschafwaarde te nemen.
Bent u echter van mening dat deze formule u tekortdoet, dan kunt u zelf een onafhankelijke waardering door een bedrijfsrevisor of erkende accountant laten opmaken. Die waardering moet ten laatste op 31 december 2026 gebeuren. De fiscus kan dat resultaat wel nog altijd betwisten.
Hoe gebeurt de berekening bij gespreide aankopen?
Stort u via een spaarplan bijvoorbeeld maandelijks een bepaald bedrag in een fonds of een tracker? Of kocht u extra eenheden van een aandeel dat u al in portefeuille hebt? In dat geval geldt het fifo-basisprincipe (first in, first out) om de aankoopkoers te bepalen wanneer u een deel van de opgebouwde portefeuille weer verkoopt. Er wordt dan dus gekeken naar de aankoopkoers van de eerst gekochte activa.
Mag u minderwaarden in rekening brengen?
Ja. Van de belastbare meerwaarden kunnen via uw belastingaangifte eventuele minderwaarden worden afgetrokken. Het moet dan wel gaan om minderwaarden die werden gerealiseerd in de loop van hetzelfde jaar, alsook in dezelfde categorie. Minderwaarden die u vóór 31 december 2025 opbouwde, tellen niet mee.
Hebt u recht op een vrijstelling?
Ja. Er geldt een algemene vrijstelling op een meerwaardebedrag tot 10.000 euro (dat bedrag wordt geïndexeerd) per jaar, wat neerkomt op een mogelijke besparing tot (10% x 10.000 =) 1.000 euro. Bij niet-opname van het volledige bedrag van 10.000 euro zou u gedurende vijf jaar lang telkens 1.000 euro kunnen overdragen, wat finaal resulteert in een maximale aftrek van de meerwaarde van 15.000 euro. Worden u en uw partner samen belast, dan geldt een gecumuleerde vrijstelling van 30.000 euro per koppel. De vrijstelling dient u te claimen via uw aangifte in de personenbelasting.
Let wel: dit is hoe wij vandaag de bijzonder ingewikkelde voorontwerptekst interpreteren. Het is dus nog wachten op de goedgekeurde wettekst om de concrete impact van deze bepaling correct te kunnen inschatten.
Blijft de Reynderstaks bestaan?
Ja. De zogenaamde Reynderstaks voor beleggingsfondsen blijft bestaan. Die houdt in dat bij verkoop een roerende voorheffing van 30 procent wordt afgehouden op de meerwaarde gerealiseerd op het obligatiegedeelte. Voor het resterende gedeelte (bij een gemengd fonds) geldt vanaf 1 januari 2026 een meerwaardebelasting van 10 procent.
Welke regeling geldt er bij belangrijke participaties?
Voor belangrijke participaties is er in een bijzonder regime voorzien. Vanaf een participatie van 20 procent geniet u een vrijstelling tot 1 miljoen meerwaarde. Voor meerwaarden tussen 1 en 10 miljoen euro geldt een trapsgewijze heffing die start bij 1,25 procent. Pas vanaf 10 miljoen euro meerwaarde is het algemene tarief van 10 procent van toepassing. Enkel wie individueel minstens een vijfde van de aandelen bezit, komt in aanmerking voor deze regeling.
Wat als u verhuist naar het buitenland?
Wie naar het buitenland verhuist, zal in de toekomst niet meer ontsnappen aan de meerwaardebelasting. Er geldt immers een exittaks op het ogenblik dat u het land verlaat.
Voor landen in de Europese Economische Ruimte (EER) en landen waarmee België een dubbelbelastingverdrag inzake de wederzijdse uitwisseling van informatie en invorderingsbijstand heeft afgesloten, wordt echter voorzien in een betalingsuitstel. Dat betekent dat u enkel moet betalen wanneer u de meerwaarden effectief realiseert binnen de twee jaar na uw vertrek. Vindt er geen verkoop plaats in deze periode, dan is daarna in België geen meerwaardebelasting meer verschuldigd.
Wat gebeurt er bij een erfenis of schenking?
Erfenissen en schenkingen worden niet getroffen door de meerwaardebelasting. Wel wordt de aanschafwaarde, en dus de fiscale factuur, overgedragen naar de erfgenaam of begiftigde. Bij een latere verkoop wordt de meerwaarde die daarna is opgebouwd in rekening gebracht.
Wat mag u zeker niet vergeten?
In principe houdt uw Belgische bank of broker de meerwaardebelasting in aan de bron. Eventuele terugvorderingen, zoals de recuperatie van al ingehouden belasting (indien u minder dan 10.000 euro meerwaarden heeft gerealiseerd) en de aftrek van de minderwaarden, moet u zelf aanvragen via de jaarlijkse belastingaangifte.
U zult er ook voor kunnen kiezen om de belasting niet aan de bron te laten inhouden: het zogeheten opt-outregime. In dat geval gebeurt de inning van de belasting via de belastingaangifte. De bank moet dan alle meerwaarden waarop de opt-out betrekking heeft, meedelen aan de fiscus. De banken hebben wel al gewaarschuwd: als de wet niet voor eind oktober gestemd geraakt, dat het (juridisch) niet haalbaar wordt om de opt-out-optie in 2026 aan te bieden.