Pierre Wunsch (NBB): ‘De exit uit de crisis wordt lastig’

NBB-gouverneur Pierre Wunsch © belga

Traditiegetrouw neemt de Nationale Bank begin februari in haar jaarverslag de maat van de nv België. Het mag niet verbazen dat 2020 in het teken stond van de coronacrisis.

“We zijn collectief armer geworden. We moeten met minder middelen dezelfde uitdagingen het hoofd bieden, zoals de zwakke productiviteitsgroei, de digitalisering, de vergrijzing, de vergroening van de economie, de lage tewerkstellingsgraad en de gevolgen van de brexit”, zegt Pierre Wunsch, de gouverneur van de Nationale Bank. Ontdek de stand van het land in de volgende zeven rake vaststellingen die de Nationale Bank deed.


1. De exit uit de crisis wordt moeilijk

De overheden hebben de coronacrisis snel, kordaat en krachtig aangepakt. “Maar het beheer van de acute crisis was het gemakkelijkste onderdeel. Straks, als de economie herneemt, wachten de beleidsmakers moeilijke evenwichtsoefeningen en lastige keuzes”, zegt Pierre Wunsch.

Zo moeten de overheidsfinanciën weer op de rails worden gezet, wat een pittige sanering inhoudt. Ook het monetair beleid kan niet eeuwig soepel blijven, want de Europese Centrale Bank (ECB) zal de handen niet meer vrij hebben als er inflatie opduikt. “Het mandaat van de ECB is er een van prijsstabiliteit, niet van goedkope financiering van de overheden”, zegt Pierre Wunsch. Langdurig negatieve rentevoeten bedreigen ook de financiële stabiliteit, omdat beleggers in hun speurtocht naar rendement almaar meer risico’s nemen. “Bij een aanhoudend negatieve rente is een gebouw in Brussel oneindig veel waard”, schetst Pierre Wunsch de absurditeiten in het huidige financieel systeem. Ook het steunbeleid aan de ondernemingen wacht een lastige landing, want de steun is voorlopig nog nodig, maar tegelijk kan het niet de bedoeling zijn zombiebedrijven kunstmatig in leven te houden.

De naweeën van de crisis laten zich niet alleen op budgettair en monetair gebied voelen. Covid-19 heeft de structuur van de economie veranderd. “Dat vergt een snelle transfer van mensen en middelen tussen sectoren, maar de Belgische economie is niet wendbaar genoeg. Er is relatief weinig creatieve destructie. De verschillen in productiviteit tussen werknemers zijn bijvoorbeeld veel groter dan de verschillen in lonen. Dat maakt het voor iemand die zijn baan verliest, vaak moeilijker om een nieuwe job te vinden”, zegt Pierre Wunsch. “Kortom, er zijn scenario’s waarin de exit goed gaat, maar er zijn ook veel slechter scenario’s denkbaar.”


2. Maak u niet te snel op voor roaring twenties

De Belgische economie kromp vorig jaar met 6,2 procent. Dat was minder slecht dan gevreesd. De zomer bracht een krachtig tussentijds herstel en de lockdown van het najaar was minder schadelijk voor de economie. “De economie toonde veerkracht. De ondernemingen hebben zich aangepast. De veerkracht bleef intact, omdat het om een externe schok ging. De crisis is niet te wijten aan interne onevenwichtigheden in de economie. Dat laat een krachtig herstel toe, nadat de economie de coronaketens heeft afgeworpen”, zegt Pierre Wunsch.

Voor dat herstel wordt op de eerste plaats gekeken naar het gedrag van de consument. Vorig jaar daalde de particuliere consumptie met 8 procent. Dat is uitzonderlijk veel, want die consumptie blijft normaal vrij stabiel. De consument bleef weg uit de winkels, omdat ze soms gesloten waren, uit vrees om besmet te raken en om uit voorzorg wat geld te sparen.

“De gezinnen hebben vorig jaar 23 miljard euro extra gespaard. De spaarquote steeg van 13 naar 21 procent. De vraag is of de gezinnen die extra spaarcenten straks zullen uitgeven, boven op de normale consumptie. Het is niet uitgesloten dat de gezinnen zich laten gaan en dat we roaring twenties beleven. Maar net zo goed blijft dat extra gespaarde geld onaangeroerd en keert de consumptie naar het oude niveau terug. Dat is ons basisscenario”, zegt Pierre Wunsch.


3. De overheid ving de coronaklap grotendeels op

De coronacrisis veroorzaakte een collectieve verarming. De Nationale Bank raamt het totale inkomensverlies in 2020 op 41 miljard euro. De overheid heeft die klap grotendeels opgevangen. Ze zag haar inkomsten met 34,5 miljard euro dalen door een combinatie van lagere belastinginkomsten en het gevoerde steunbeleid. Het inkomensverlies bij de gezinnen en de bedrijven bleef daardoor beperkt tot respectievelijk 3,5 miljard euro en 2,8 miljard euro. “Het beschikbaar inkomen van de gezinnen bleef intact, wat hun toeliet zoveel te sparen. Voor wie zijn job behoudt, is de crisis voorbij”, zegt Pierre Wunsch.

De overheid sprong ook in de bres voor de bedrijven, maar de impact daarvan is complexer. “We hebben aan een aantal sectoren gevraagd dicht te blijven, om de volksgezondheid te beschermen. Het is logisch dat de overheid tussenkomt”, zegt Pierre Wunsch. Toch is het risico op faillissementen gevoelig gestegen. “De crisis duurt ook langer dan verwacht. Daardoor komt de solvabiliteit van heel wat ondernemingen in het gedrang. Het moratorium op faillissementen heeft de economie bevroren, maar de komende maanden zal duidelijk worden hoe groot de schade is. Daar is nog veel onzekerheid over. Als er meer informatie komt over de omvang van de echte verliezen, kan dat een basis zijn voor een extra tussenkomst door de banken en de overheid. Je zou bijvoorbeeld de verliezen van 2020 kunnen dekken”, zegt Pierre Wunsch.

“De overheid heeft de crisis goed beheerd. De steunmaatregelen zijn tijdig op poten gezet, ze zijn tijdelijk van aard, en ze zijn grotendeels gericht op wie geraakt werd door de crisis”, zegt Pierre Wunsch. “Het budgettair beleid was het belangrijkste instrument om de klap op te vangen. Gelukkig heeft de overheid kordaat ingegrepen, om de verliezen op te vangen en de inkomens te beschermen. Anders dreigde een negatieve spiraal in de richting van een nieuwe Grote Depressie. De gezondheidssituatie blijft intussen zorgwekkend. De besmettingscijfers blijven voorlopig het beleid bepalen.”


4. Het economisch herstel zal de begroting niet redden

Dat de overheid de coronafactuur opraapte, blijft natuurlijk niet zonder gevolgen voor de begroting. In 2020 liep het tekort op tot 10 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De overheidsschuld loopt intussen op tot 115 procent van het bbp, 17 procentpunt meer dan in 2019. De komende jaren gaat de schuldgraad richting 120 procent. Voor de Nationale Bank wordt dat niveau onveilig. “Er zijn omslagpunten mogelijk. Als het vertrouwen in de kredietwaardigheid van België zou verdampen, dreigt de begroting geconfronteerd te worden het stijgende rentevoeten”, zegt Pierre Wunsch.

De ramingen leren dat het tekort bij ongewijzigd beleid zal teruglopen tot 5,9 procent in 2023. Maar wat als de economie forser aantrekt dan verwacht? Zal het deficit dan niet snel wegsmelten? Niet volgens de projecties van de Nationale Bank. Bij een bbp dat 3 procent hoger ligt in 2023, en in de buurt komt van wat zonder de coronacrisis werd verwacht, verbeteren de overheidsfinanciën wel. Maar zelfs dan daalt het tekort in 2023 tot amper 4 procent van het bbp, om daarna weer gestaag toe te nemen. De schuldgraad blijft oplopen, tot 120 procent van het bbp in 2030. Het economisch herstel zal de overheidsfinanciën dus niet redden, zelfs al is dat herstel robuust.

“Op korte termijn pleit ik niet voor een sanering. Eerst moet het herstel duurzaam op de rails staan. Maar het is essentieel de Belgische overheidsfinanciën stapsgewijs gezond te maken, richting een tekort van 3 procent van het bbp”, zegt Pierre Wunsch. “Door de hoge fiscale druk is er weinig marge aan de inkomstenzijde, en zal er vooral gewerkt moeten worden aan de uitgavenkant.”

De voorbije twintig jaar zijn de Belgische overheidsuitgaven over het algemeen sneller gestegen dan het nominale bbp. In 2019 beliepen ze in België 52,1 procent van het bbp, tegen gemiddeld 47,1 procent in het eurogebied. “We komen niet uit een periode van begrotingssaneringen”, stelt Wunsch vast. De primaire uitgaven (zonder de rentelasten) piekten in 2020 op 58,8 procent van het bbp, en zullen de komende jaren met 55 procent zeer hoog blijven.


5. De tijdelijke werkloosheid was een reddingsboei voor ruim 1 miljoen werknemers

De Belgische arbeidsmarkt heet rigide te zijn, maar de beperkte flexibiliteit die er is, heeft het nettobanenverlies tijdens het coronajaar 2020 beperkt tot ongeveer 10.000. In de conjunctuurgevoelige sectoren gingen 34.000 banen verloren, maar dat is gecompenseerd door meer tewerkstelling bij de overheid en een nettotoename van het aantal zelfstandigen (+13.000). Ook in de periode 2009-2013, tijdens de financiële crisis en de eurocrisis, was de zelfstandige werkgelegenheid minder onderhevig aan conjunctuurschommelingen en verdwenen er netto minder banen. In 2020 zorgden het overbruggingsrecht, het uitstel van betalingen en het moratorium op faillissementen ervoor dat de zelfstandige werkgelegenheid stabiel bleef.

Bij de loontrekkenden was er geen grote banenvernietiging, dankzij het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Dat was in april 2020 een reddingsboei voor meer dan een miljoen werknemers uit de privésector (40% van het totaal). Dat is viermaal meer dan de 230.000 op het hoogtepunt van de financiële crisis. Ondertussen is de tijdelijke werkloosheid gedaald tot 10 procent van de loontrekkenden.

De tijdelijke werkloosheid stelde de ondernemingen in staat zeer snel het arbeidsvolume van de eigen werknemers aan te passen aan de schommelingen van de bedrijvigheid. Daarnaast zorgde de uitzendarbeid voor extra flexibiliteit. Die sector viel in april bijna stil, maar reageerde mei 2020 wel als eerste op het herstel van de bedrijvigheid.

Daarnaast nam de overheid tijdens de crisis maatregelen om de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te vergroten, zoals de mogelijkheid om een uitkering en een job te combineren om tekorten in sectoren in land- en tuinbouw en de zorg op te vangen.


6. De zombiebedrijven dreigen te bijten in het herstel

De steunmaatregelen, het uitstel van betaling van belasting en bijdragen, het uitstel van betalingen van kredieten en een moratorium hebben het aantal faillissementen onder controle gehouden, maar 20 procent van de ondernemingen kampte vorig jaar nog met liquiditeitsproblemen. Voor vier op de vijf ondernemingen was dat een gevolg van de coronacrisis. De Nationale Bank raamt de extra financieringsbehoefte om de kastekorten van de betrokken Belgische ondernemingen op te vangen, op 15,6 miljard euro. Volgens gouverneur Pierre Wunsch is “de balansstructuur van veel ondernemingen verslechterd op een manier die de liquiditeitsproblemen ver overstijgt.”

Het percentage bedrijven waarvan de schulden groter zijn dan de activa, is gestegen van 14 procent voor de crisis naar 21 procent in september 2020. Het gaat vooral om kleinere bedrijven. Ondertussen zijn maatregelen genomen om de solvabiliteit te versterken, zoals een gunstig fiscaal regime voor het aanleggen van een reserve met de winsten die in 2022-2024 worden geboekt.

Volgens de Nationale Bank zijn maatregelen nodig die de solvabiliteit ondersteunen, maar dat mag het normale proces van creatieve destructie niet verstoren. Crisissen moeten zorgen voor een vernieuwing van het economisch weefsel, doordat de minder performante ondernemingen verdwijnen. Alleen werkt dat proces van creatieve destructie in België niet altijd even efficiënt. Na de financiële crisis overleefde 7 tot 10 procent van de ondernemingen die eigenlijk structureel niet leefbaar waren. Die zombiebedrijven slorpen financiële middelen en productiemiddelen op, ten nadele van performante en vaak nieuwe economische spelers.

De Nationale Bank waarschuwt voor de gevolgen van het ondersteunen van die zombiebedrijven: “Dat resulteert niet enkel in onmiddellijke kosten voor de begroting. Ook de opleving zal eronder lijden. Ze kan krachtig noch duurzaam zijn, als ze moet komen van zombiebedrijven. De verdwijning van die laatste komt uiteindelijk de groei ten goede. Ze maakt middelen vrij voor meer productieve activiteiten. Hoe vlotter die hun weg kunnen vinden naar toekomstgerichte activiteiten, des te krachtiger zal het herstel zijn.”


7. Er is een CO2-belasting nodig om de Belgische klimaatambities waar te maken

Om aan de Europese doelstellingen te voldoen, moet België tegen 2030 de uitstoot van broeikasgassen met 55 procent verminderen in vergelijking met de uitstoot in 1999. Tegen 2050 moet onze economie zelfs klimaatneutraal zijn. De gerealiseerde vermindering bedraagt vandaag slechts 20 procent.

“We moeten de klimaattransitie sturen met een duidelijk prijssignaal of dus met een belasting op emissies”, zegt Pierre Wunsch. “Dat signaal moet duidelijk, geloofwaardig en stabiel zijn, anders halen we onze klimaatengagementen niet. Die CO2-belasting kan geleidelijk ingevoerd worden, maar het is een politiek lastiger verhaal dan te werken met subsidies. In Frankrijk bijvoorbeeld ligt de discussie over klimaatbelastingen aan de basis van de beweging van de gele hesjes. We hebben echter de budgettaire mogelijkheden niet om het subsidiebeleid voor te zetten.”

Dat prijssignaal kan bijvoorbeeld gegeven worden door het Europese systeem van uitstootrechten voor de industrie te veralgemenen. “In dat systeem leg je de emissievolumes vast. Maar dat systeem veroorzaakt veel onzekerheid en een onvoorspelbare CO2-prijs, waardoor de doeltreffendheid verloren gaat. Een CO2-taks zorgt voor een veel duidelijker prijssignaal. Voor economen is dat de beste manier om bedrijven en gezinnen bewust te maken van de klimaatkosten van hun keuzes”, zegt Pierre Wunsch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content